• No results found

2. Perspectieven op de prins

2.2 Perspectieven op de prins: een dynamische herinneringscultuur

2.2.6 Wereldoorlogen: van verzuilde visies tot verbindende verzetsheld

Terwijl de herdenking van 1884 tekenend is voor polarisatie in de herinnering van Oranje, overheerste er bij de herdenking van 1933 juist een nationaal gevoel van samenhorigheid, zo omschrijft historicus Piet Blaas in 1984.131 Diezelfde lezing komt ook terug in de nieuwste biografie over Oranje van De Graaf. 132 Het was vierhonderd jaar geleden dat de prins werd geboren en een nationale herdenking, kransleggingen, optochten, postzegels, een restauratie van het Prinsenhof, een film en zelf een volkslied kenmerken zijn aanwezigheid in de herinneringscultuur. Temidden van de crisis in de jaren dertig van de twintigste eeuw, beleefde de herleving van Willem van Oranje een hoogtepunt.

Dit is op zijn minst opmerkelijk omdat de twintigste eeuw juist in het teken stond van verzuiling. De historische perspectieven uit de tijd van de Opstand zijn met name divers door religieuze overtuigingen. Hebben de protestantse en katholieke zuil vier eeuwen later niet ieder hun eigen herinnering van Oranje? Jawel; in het noorden was er meer aandacht voor Oranje dan in het katholieke zuiden, maar vanaf het einde van de negentiende eeuw hadden zowel politici als historici zich ingezet voor een beeld van Oranje als verbindende factor en nationale eenheid. Dit beeld wierp nu zijn vruchten af.133

Historici zoals Robert Fruin zetten in deze periode een beeld van Oranje neer als onvervangbaar canoniek onderdeel van de nationale geschiedenis. Het verhaal van Oranje moest niet

129 Joseph Alberdingk Thijm, Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (Amsterdam 1878) 162-163. 130 Gerhard Kernkamp, ‘Willem van Oranje in de geschiedschrijving van de eerste helft van de negentiende

eeuw’, in: Eco Haitsma Mulier en Antoon Janssen ed., Willem van Oranje in de historie 1584-1984. Vier eeuwen

beeldvorming en geschiedschrijving (Utrecht 1984) 91-107, aldaar 95.

131 Blaas, ‘Tussen twee herdenkingsjaren (1884-1933)’, 137. 132 De Graaf, De Prins, 14-15.

35

gaan over polariserende perspectieven, maar over een strijd vanuit nationale saamhorigheid voor onafhankelijkheid. 134 Hoewel het doel was verzoening te brengen, domineerde in dit verhaal wel het calvinistische perspectief op de Opstand. De calvinisten droegen immers bij aan deze onafhankelijkheid. Fruin vond de eerder beschreven visie van de protestantste Pieter Bor op ‘Vader Willem’ dan ook de enige goede omschrijving van Oranje.135 Dat het particularisme onder de gewesten groot bleef en de meer overkoepelende politiek van Oranje niet met open armen werd ontvangen, bleef buiten de herinnering.136

Aan de vooravond van het herdenkingsjaar 1933 bogen politici en de burgemeesters van de grote steden zich gezamenlijk over de vraag hoe de prins in de schijnwerpers kon worden gezet als verbindend icoon in een tijd van verzuiling. Het leidde tot een opgepoetst graf, een gedenkboek en een wetenschappelijke biografie. Mogelijk droeg dit top-down geconstrueerde beeld bij aan hoe de verzuilde groepen het erfgoed van Oranje toe-eigenden. Er bestond door de diversiteit aan zuilen ook een diverse herinnering van Oranje, maar de groepen claimde het erfgoed op een manier waardoor de ander niet genoodzaakt was een tegenovergesteld beeld te vormen.137 In de woorden van Blaas:

‘Het katholieke Historische Tijdschrift en de protestantse Stemmen des Tijds kwamen ieder met een eigen herdenkingsnummer uit. Verschillen bleven bestaan met name op het punt van de godsdienst van Willem van Oranje. Maar men vond elkaar toch in die ene conceptie: dat het de Prins voor alles namelijk te doen was geweest om één groot doel: de nationale bevrijding van het Spaanse juk. […] Wat hem door generaties katholieke historici aan dubbelzinnigheid of machiavellistische sluwheid verweten was, raakte op de achtergrond (zonder totaal te verdwijnen) in het beeld van Oranje als strijder voor nationale onafhankelijkheid. Pas in die Oranje kon een veelheid aan partijen zich vinden’138

Oranje als strijder voor een onafhankelijke, samenhorige natie is ook het beeld dat na 1933 en tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn herinnering domineerde. Historici uit deze periode zetten het mythologische beeld van Oranje als eigentijds symbool voor verbinding nog meer kracht bij, maar benadrukten hem ook als strijder voor geloofsvrijheid of geloofstolerantie. Historici Nicolas Japiske, Jan Romein en Annie Romein-Verschoor schetsten een nationalistisch beeld waarbij Oranje bovenal streed voor eenheid en geloofsvrijheid.139

Historicus Johan Huizinga sprak van ‘de grote strijder’ die ‘de vrijheid gegrondvest had’ en benoemde de Leidse universiteit ‘haar heroïsche oorsprong uit Leidens moed en Prins Willems

134 Blaas, ‘Tussen twee herdenkingsjaren (1884-1933)’, 147. 135 Blaas, ‘Tussen twee herdenkingsjaren (1884-1933)’, 141 en 147.

136 Gerard van der Lem, ‘De Prins in de geschiedschrijving van de laatste halve eeuw’ in: Eco Haitsma Mulier en

Antoon Janssen ed., Willem van Oranje in de historie 1584-1984. Vier eeuwen beeldvorming en

geschiedschrijving (Utrecht 1984) 137-160, aldaar 200.

137 Blaas, ‘Tussen twee herdenkingsjaren (1884-1933)’, 137. 138 Ibidem.

36

wijsheid’, zonder uit te wijden over de bekostiging van deze universiteit uit schatten van geplunderde kerken en kloosters. Waar Fruin dit wel nog deed, maakte Huizinga bovendien geen onderscheid tussen noordelijke en zuidelijke Nederlanden.140 Hij sprak bij de restauratie van het Prinsenhof juist van een terrein van nationale eerbied, waarop katholieken en protestanten eendrachtig samen konden werken, aangezien de tolerante Oranje voor ‘godsdienstvrijheid’ was.141 Om dit beeld van eenheid te versterken stelde hij ook eerdere perspectieven van historici die een gepolariseerd beeld schetsten aan de kaak: ‘Die liefde [voor Oranje] was volstrekt niet zoo tegenstrijdig, als latere scheuring haar bij wijlen zou maken, en kortzichtige of bevooroordeelde geschiedbeschouwing haar somtijds blijft zien.’142

Toch zijn er ook onder historici uitzonderingen. Hoewel het beeld van Oranje als symbool voor tolerantie en verbinding de grootste polarisatie tegenging, bleven de katholieke en protestantse herinneringen altijd naast elkaar bestaan. Zo beschreef de protestantse Hendrik Algra Oranje wel als verbinder, maar schreef hij ook dat dat ideaal gedoemd was te mislukken omdat de Roomsen ‘nu nog’ principieel tegen vrijheid van godsdienst zouden zijn.143

In de publieke beeldvorming tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Oranje, afhankelijk van de kant die men koos, geportretteerd als verzetsheld of juist als grote ‘Leider’. Opnieuw blijkt hoe aspecten van herinneringen die van de Speichergedächtnis in de Funkionsgedächtnis belanden, geselecteerd worden aan de hand van de actualiteit. Voor de nationaalsocialisten was Oranje een sterke man met een visie, die opkwam voor de belangen van het volk.144 Jacob Stamperius eert hem in zijn veelgelezen boek ‘Het Leven van Willem van Oranje’ juist als een ware verzetsheld.145 Uit zijn boek kunnen paralellen tussen de Spanjaarden en de Duitse bezetter worden opgemaakt. Naast de nieuwe herinnering van verzetsheld, houdt de bestaande herinnering van de prins als ideaalbeeld voor geloofstolerantie stand in publicaties van historici zoals Jacques Presser.146