• No results found

Welke omstandigheden dragen bij aan gewenste of ongewenste effecten van interventies?

In document Agressie en geweld;Weten wat helpt (pagina 146-149)

Deze review heeft verschillende interventies aan het licht gebracht die van invloed lijken te zijn op het agressief en gewelddadig gedrag van risicojongeren. Soms werden positieve effecten gevonden, in andere gevallen was sprake van negatieve effecten. Maar wat maakt nu of een interventie succesvol is of niet? Informatie over de werkzame factoren kan ver-kregen worden door het vergelijken van verschillende soorten interventies (b.v. een multi-componenten interventie, vergeleken met een interventie die slechts één van de compo-nenten bevat) of het uitvoeren van moderatie analyses (b.v. een analyse of de effecten van de interventie verschillend zijn voor jongens en voor meisjes). Helaas wordt in de stu-dies naar de hierboven beschreven interventies lang niet altijd inzicht gegeven in de om-standigheden die bijdragen aan het optreden van gewenste dan wel ongewenste effecten.

Directe vergelijkingen van de effecten van interventies en moderatie-analyses worden in de beschreven studies nauwelijks genoemd. Toch willen we hier voorzichtig enkele om-standigheden noemen die op basis van de geïncludeerde literatuur (mogelijk) van invloed kunnen zijn op het behaalde effect van de interventies. Deze omstandigheden zijn:

1. de hoeveelheid informatie die gegeven wordt in een interventie; 2. de inclusie van hoogrisicogroepen;

3. het gebruik van een globale vaardigheidstraining versus cognitieve herstructurering; 4. de leeftijd van de jongeren;

5. het geslacht van de jongeren;

6. de grootte van de groep waarbinnen een groepsinterventie wordt aangeboden 7. combinatie van verschillende methodieken.

Wij zullen deze omstandigheden hieronder achtereenvolgens kort bespreken. Om de uit-spraken iets beter te kunnen onderbouwen hebben wij in aanvulling enkele meta-analyses over interventies op dit gebied geraadpleegd.

1. De hoeveelheid informatie

De effectieve schoolinterventie Responding in Peaceful and Positive Ways (RIPP is in meer-dere kwalitatief hoogwaardige studies onderzocht en de effectiviteit is in al deze studies bevestigd. Onderzoek naar het van RIPP6 afgeleide schoolprogramma Guiding

Responsibi-lity and Expectations in Adolescents Today and Tomorrow (GREAT) laat echter juist

nega-tieve resultaten zien. Hoewel het beschikbare onderzoek geen uitsluitsel geeft over deze tegenstrijdigheid, bieden de beschikbare resultaten wel enige aanwijzingen voor een ver-klaring. Zo beslaat GREAT meer thema's dan RIPP6 in minder lessen. Het is mogelijk dat de hoeveelheid informatie die in GREAT aan de leerlingen overgebracht werd te groot was, waardoor jongeren deze informatie niet goed konden internaliseren. Dit kunnen we echter slechts als hypothese zien, aangezien de studie hier verder geen uitsluitsel kan geven en wij over dit onderwerp ook niets in de meta-analyses hebben gevonden.

2. Inclusie van hoogrisicogroepen

Enkele studies naar de effecten van het RIPP programma laten zien dat de positieve effec-ten die worden gevonden vooral verklaard kunnen worden door het succes van het pro-gramma bij jongens en jongeren met een verhoogd agressieniveau, terwijl het negatieve effect van het GREAT programma juist verklaard lijkt te worden door een negatief effect bij meisjes en jongeren met een laag agressieniveau. Op basis hiervan zou verondersteld kunnen worden dat een focus op hoogrisicogroepen de kans op effectiviteit van een inter-ventie mogelijk verhoogd. Deze hypothese wordt ondersteund door de resultaten van en-kele meta-analyses. (Mytton e.a., 2002 + 2008; Beelman en Lösel 2006). Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat in deze meta-analyses ook primaire preventie is meegenomen. Hierdoor is het mogelijk dat de studies gericht op kinderen en jongeren met een verhoogd risico nog steeds een minder zware doelgroep hebben geïncludeerd dan de studies die in dit rapport zijn beschreven. Mogelijk wordt dit effect alleen gevonden in interventies waar-bij ook jongeren met relatief lage agressie niveaus worden opgenomen, zoals schoolinter-venties of wijkinterschoolinter-venties waarbij een hele populatie in een risicogebied in de interventie wordt geïncludeerd, ongeacht het agressieniveau.

3 t/m 6. Cognitieve herstructurering, leeftijd, geslacht en groepsgrootte

Een andere tegenstrijdigheid lijken de positieve effecten die worden gevonden bij drie ver-schillende groepstrainingen voor kinderen en jongeren met gedragsproblemen (Aggression

Replacement Training, Coping Power en Social Cognitive Intervention), terwijl onderzoek

naar de groepstraining Adolescent Transition Program juist aantoont dat antisociale en delinquente jongeren elkaar negatief beïnvloeden als ze bij elkaar in een groep zitten.

Hoewel opnieuw geldt dat op grond van het beschikbare onderzoek waarschijnlijk geen volledige verklaring kan worden gegeven voor deze bevindingen, zijn er wel enkele ver-schillen aan te wijzen tussen de studies en interventies.

In de eerste plaats lijken de drie veelbelovende studies meer aandacht te besteden aan

cognitieve herstructurering en het anders leren inschatten van situaties en reacties, terwijl

het Adolescent Transition Program meer een globale vaardigheidstraining aanbiedt.

Een tweede verschil is dat Coping Power en de Social Cognitive Intervention zich beiden uitsluitend richten op jongens van een jonge leeftijd (een jaar of negen), terwijl het Ado-lescent Transition Program zich richt op grotere, gemengde groepen van adoAdo-lescenten die de overgang naar de middelbare school hebben gemaakt. Mogelijk vindt de onderlinge beïnvloeding in een groep meer plaats bij een oudere leeftijdsgroep. Aggression Replace-ment Training is ook bedoeld voor adolescenten en maakt ook gebruik van gemengde groepen. Wel zijn deze groepen kleiner dan het geval was bij de studie naar het Adoles-cent Transition Program.

Uit de beschikbare meta-analyses kan worden afgeleid dat het verschil in effect tussen de hierboven beschreven interventies niet volledig verklaard kan worden door leeftijd of groepssamenstelling op basis van geslacht. Zo vonden Mytton e.a. (2002) bijvoorbeeld betere resultaten in gemengde groepen dan in groepen met alleen jongens. Mytton e.a. (2008) vonden in een latere meta-analyse echter geen verschil in effect en Beelman en Lösel (2006) vonden ook geen verschil in effectiviteit tussen homogene en gemengde

groepen. In de narratieve review van Dishion e.a. (1999) wordt een interventie gericht op

uitsluitend jongens beschreven die negatieve resultaten liet zien. Ook de leeftijd van de deelnemers lijkt het verschil in effect lastig te verklaren. Zowel Beelman en Lösel (2006) als Dishion e.a. (1999) beschrijven dat de meest positieve effecten worden bereikt bij hele jonge kinderen en bij oudere adolescenten. De meest kwetsbare leeftijd zou volgens Dishi-on e.a. (1999) liggen aan het begin van de adolescentie. Het bewezen effectieve school-programma RIPP richt zich echter juist op deze leeftijdsgroep en Mytton e.a. (2002 en 2008) vinden de meeste effecten bij adolescenten vanaf 13 jaar.

Het belang van cognitieve herstructurering wordt beter ondersteund door de bevindingen uit de meta-analyses dan het geval is bij de eerder genoemde verklaringen. Mytton e.a. (2002 en 2008) en Beelman en Lösel (2006) vonden allen dat cognitief-gedragstherapeutische interventies de beste resultaten bereikten. Of de grootte van de groep van invloed is op de effectiviteit van de interventie kan niet uit de meta-analyses worden afgeleid.

7. Combinatie van verschillende methodieken

Er zijn aanwijzingen dat de combinatie van verschillende componenten of methodieken de kans op een positief resultaat vergroot ten opzichte van het toepassen van een enkelvou-dige interventie. De studies naar de School Community Intervention en het Drug Abuse

Resistance Education Plus programma laten zien dat met de gecombineerde interventies

betere resultaten worden bereikt dan met de bijbehorende schoolinterventie alleen. Ook zijn in dit literatuuronderzoek verschillende veelbelovende interventies geïdentificeerd waarin gebruik wordt gemaakt van een uitgebalanceerd interventiepakket, zoals

Commu-nities that Care, de Bimodal Preventive Intervention, het University & High School Part-nership, de Early Community-Based Intervention en Targeting Alcohol-Related Street Crime. Voorwaarde voor het bereiken van goede resultaten is wel dat de componenten die

stu-die naar het Guiding Responsibility and Expectations in Adolescents Today and Tomorrow

program blijkt bijvoorbeeld dat het toevoegingen van de mogelijk contraproductieve

schoolinterventie aan het veelbelovende gezinsprogramma tot negatieve resultaten leidt. Samengevat zijn in deze paragraaf enkele omstandigheden geïdentificeerd die mogelijk een rol kunnen spelen in de soms tegenstrijdige bevindingen ten aanzien van de effecten van interventies. Gezien het feit dat deze analyse gebaseerd is op slechts enkele studies, aangevuld met relevante meta-analyses, kunnen de resultaten slechts beschouwd worden als een eerste aanzet tot hypothesevorming. Duidelijk is dat veel meer onderzoek nodig is naar de omstandigheden waaronder interventies wel en niet effectief zijn. Identificatie van dergelijke omstandigheden is van groot belang voor de toekomstige ontwikkeling van ef-fectieve interventies.

In document Agressie en geweld;Weten wat helpt (pagina 146-149)