• No results found

Wanneer het vreemdelingen geldt, zouden gemoti- gemoti-veerde besluiten nog uit een ander oogpunt bedenkelijk

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 144-156)

zijn. Zij zouden wederleggingen uitlokken, en zoo zou men tegenover vreemde Gouvernementen, al lichtelijk geraken in de valsche positie van, in schijn althans, eene verantwoording af te leggen ten opzichte van eene daad, waaromtrent geene verantwoording aan eene vreemde Regeering te pas komt.

I I I . Soortgelijke bedenkingen laten zich ook maken

tegen de verplichte mededeeling aan de Staten-Generaal,

onverminderd die welke zijn geopperd in de Memorie

van toelichting. Het geheel of gedeeltelijk toegeven aan

de bedenkingen gemaakt door de Leden, die het stelsel

der Regeering verwerpen, zou niet kunnen plaats

heb-b e n , zonder aan het recht van uitzetting alle Israelit te ontnemen.

W a t verder de aanmerkingen op den tekst betreft, men herinnert dat de splitsing in categorien , slechts kan plaats h e b b e n , volgens algemeene r e g e l e n ; dat er geene zijn , waartegen niet bedenkingen van den hier bedoelden a a r d k u n n e n g e m a a k t w o r d e n , en dat eindelijk het ragt van uitzetting aan den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l wordt o-e-geven niet een geheel ander d o e l , dan om h e n , die d a a r d o o r getroffen w o r d e n , tegen onaangenaamheden en bezwaren te w a a r b o r g e n .

o

Aangezien verder de veroordeeling tot eene eint-eerende straf, in den regel zwarigheden oplevert voor den veroordeelde om zich een middel van bestaan te ver-schaffen, en het bewijs van goed g e d r a g , een der voor-waarden tot v e s t i g i n g , d a a r d o o r te niet gedaan w o r d t , zoo acht de R e g e e r i n g dit als bewijs tegen de bezwaren in het Verslag u i t g e d r u k t , o m t r e n t de toepasselijk ver-klaring van het r e g t van uitzetting op den veroordeelde tot een on teerende straf.

W a t de uitdrukkelijke vermelding aangaat in de wet, dat de kennisgave der uitzetting aan den Minister van Kolonien eene nieuwe beoordeeling der zaak in zich s l u i t , de Regeering vindt dit o n n o o d i g , aangezien elke handeling van het administratief gezag voor herziening openstaat.

V a n a r t . 42 zegt de M e m o r i e : in de gevallen waar-over het art. h a n d e l t , zal voorloopige inhechtenisneming niet vereischtt w o r d e n , om het doel des l i e s t u u r s te

be-reiken. De aangeduide veranderingen van redactie heb-ben plaats gehad.

Van art. 4 3 : de strengere maatregelen waarvan de Memorie van toelichting s p r e e k t , voor het geval van rupture de ban, zijn dezulke waardoor het doel der verwijdering kan worden v e r z e k e r d , zooals bewaking van den persoon door de politie, de verplichting om zich op gezette tijden te v e r t o o n e n , en baat dit alles n i e t , zijne verwijdering n a a r een ander o o r d , waar de

ont-vluchting aan meer bezwaren onderhevig is.

V a n art. 4 4 : men blijft het geraden achten , dat het hooren van den betrokken persoon niet onvoorwaardelijk worde bepaald. H e t ligt overigens zoodanig in den aard der z a a k , dat wanneer dit om gewichtige redenen nagela-ten w o r d t , die redenen aan den Minister van Kolonien zullen worden k e n b a a r g e m a a k t , dat het uitdrukkelijk voorschrijven van die mededeeling onnoodig schijnt.

I n de zitting van 26 J u l i k w a m eindelijk het ont-werp in behandeling en onze a r t t . in den aldus gewij-zigden vorm :

A r t . 4 8 . „ Aan p e r s o n e n , niet in Nederlandsch-Indie g e b o r e n , die gevaarlijk worden geacht voor de openbare rust en o r d e , kan het v e r d e r verblijf aldaar door den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l , in overeenstemming met den R a a d van N e d e r l a n d s c h - I n d i e , worden ontzegd.

H e t d a a r t o e strekkend besluit bepaalt een redelijken tijd, die den betrokken persoon gelaten w o r d t voor het orde stellen op zijne zaken.

De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l kan bij een door hem on-derteekend bevel g e l a s t e n , dat de betrokken p e r s o o n , in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde genomen.

H e t besluit tot verwijdering en het bevel t o t inhech-tenisneming worden aan den p e r s o o n , bij gerechtelijke acte beteekend.

De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l b r e n g t het besluit tot ver-wijdering, met de verdere s t u k k e n , onverwijld ter kennis van den Minister van K o l o n i e n . "

Aangezien we voortdurend in herhaling zouden ver-vallen door het geheel debat over dit artikel te vol-g e n , zullen we ons alleen bepalen tot de b e r a a d s l a vol-g i n vol-g e n , die aanmerkelijke wijzigingen in ons artikel g e b r a c h t hebben.

De heer V A N N I S P E N V A N S E V E N A E R vond er bezwaar in , dat de mededeeling der uitzetting alleen aan den M i -nister van Kolonien en niet aan de S t a t e n - G e n e r a a l zou geschieden. W e l k bezwaar de Minister oogenblikkelijk w e g n a m door de bijvoeging d e r alinea :

„ Van het besluit tot verwijdering wordt, wanneer het Nederlanders geldt, door den Koning kennis gegeven aan de Staten-Generaal," hetgeen na eenige discussie werd goedgevonden.

D e beeren V A N G O L T S T E I N en M A C K A Y achtten het zeer wenschelijk , dat het besluit t o t uitzetting met rede-nen was omkleed. O o k de heer V A N E C K achtte het wenschelijk, doch alleen wanneer het Nederlanders gold,

voor vreemdelingen toch geschiedde zulks ook n i e t , wan-neer zij uit ons vaderland gezet werden. S p r e k e r stelde daarom voor, als 2de a l i n e a , hij art. 48 te v o e g e n :

„ Het daartoe strekkend besluit wordt, wanneer liet Neder-landers geldt, met redenen omkleed," terwijl hetgeen nu 2(U w a s , dan 3, l e zou w o r d e n , met den enkelen aanhef:

„ H e t besluit."

V e r d e r stelde spreker nog voor de u i t d r u k k i n g ge-vaarlijk geacht, in de eerste alinea te vervangen door

„gevaarlijk zijn."

H e t eerste amendement werd aangenomen met 28 tegen 26 s t e m m e n , het tweede met 39 tegen 15 stem-men , verworpen.

H e t aldus gewijzigde artikel 48 , nu in stem-ming g e b r a c h t , werd aangenomen met .44 tegen 10 stemmen.

A r t . 4 9 . Aan p e r s o n e n , niet in Nederlandsch-Indie g e b o r e n , kan dooi' den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l , in over-eenstemming met den R a a d van N e d e r l a n d s c h - I n d i e , in het belang der openbare rust en o r d e , het verblijf in bepaalde gedeelten van Nederlandsch-Indie worden ontzegd.

W a n n e e r de maatregel iemand betreft, niet tot de inlanders b e h o o r e n d e , w o r d t het besluit met de verdere s t u k k e n , onverwijld ter kennis g e b r a c h t van den Minister van Koloniën.

Dit Artikel werd a a n g e n o m e n , behalve de bijvoeging van eene 3d e alinea: „ V a n den maatregel w o r d t ,

wan-neer liet Nederlanders g e l d t , door den K o n i n g kennis gegeven aan de S t a t e n - G e n e r a a l . " Deze bijvoeging ge-schiedde ingevolge een amendement van den H e e r VAN

N I S P E N V A N S E V E N A E R .

A r t . 50. D e G o u v e r n e u r - G e n e r a a l k a n , in overeen-stemming met den R a a d van N e d e r l a n d s c h - I n d i e , aan personen binnen Nederlandsch-Indie g e b o r e n , in het be-lang der openbare r u s t en o r d e , een bepaalde plaats aldaar tot verblijf aanwijzen , of het verblijf in bepaalde gedeelten van Nederlandsch-Indie ontzeggen.

D e G o u v e r n e u r - G e n e r a a l kan , bij een door hem on-derteekend bevel gelasten , dat de betrokken personen , in afwachting van eene gelegenheid tot v e r w i j d e r i n g , in hechtenis worden genomen.

H e t besluit tot verwijdering en het bevel tot inhecht e n i s n e m i n g , worden den beinhechtrokken persoon bij g e r e g -telijke acte beteekend.

W a n n e e r de in dit art. bedoelde maatregelen iemand betreffen, niet tot de inlanders b e h o o r e n d e , w o r d t ge-handeld overeenkomstig het laatste lid van het voor-gaande artikel.

Dit artikel bleef ook geheel o n v e r a n d e r d , behalve dat aan het s l o t , ten gevolge een amendement van den heer M E E U S S E N , nog eene nieuwe alinea k w a m : „De bepa-ling, vervat in het laatste lid van het voorgaande artikel, is mede toepasselijk wanneer het Nederlanders geldt."

A r t . 5 1 . „ I n de g e v a l l e n , bedoeld in de art. 4 8 , 49 en 50 w o r d t , tenzij gewigtige redenen zich daartegen

v e r z e t t e n , door den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l niet beslist, dan n a d a t de betrokken persoon in zijne verdediging is g e b o o r d . "

D e heer T H O R B E C K E m a a k t e bezwaar tegen de uit-d r u k k i n g „ tenzij gewichtige reuit-denen zich uit-daartegen verzet-ten." Dit bezwaar werd echter o p g e h e v e n , aangezien de Minister er toe overging die woorden weg te laten.

V e r d e r diende de heer T H O R B E C K E een amende-m e n t i n , strekkende oamende-m aan het s l o t ' v a n dat art. no*r de volgende bepaling te m a k e n : „ V a n het verhoor wordt proces-verbaal o p g e m a a k t . "

S p r e k e r vond deze bepassing n u t t i g , zoowel voor h e m , die v e r h o o r t , als voor hem die verhoord wordt.

D e o v e r h e i d , zeide h i j , moet niet bloot gesteld zijn aan valsche aantijgingen, aan onjuiste beweringen voor hem die hier heet „ de betrokken persoon."

N a l a n g d u r i g e discussien werd dit amendement aan-genomen.

Ten slotte bracht de minister, op verlangen van den heer V A N K A P P A R D , n o g eene verandering in ons a r t i k e l , door aan het slot de volgende woorden toe te voegen : „ of daartoe behoorlijk opgeroepen.'"

H e t aldus gewijzigde artikel werd met groote meer-derheid van stemmen aangenomen.

H e b b e n wij ons in de vorige bladzijden, hoofd-zakelijk bepaald tot een 'historisch overzicht van de po-litieke u i t z e t t i n g , zoowel in ons V a d e r l a n d als in de

Oost Indische bezittingen , thans willen wij nog een oogen-blik stilstaan bij de verschillende beschouwingen over dit o n d e r w e r p .

W a t de politieke uitzetting in de Republiek betreft, ruimschoots zijn wij in de gelegenheid geweest te zien, dat deze m a a t r e g e l , g e d u r e n d e ongeveer twee e e u w e n , een bron van twist en verdeeldheid is geweest.

Aan de eene zijde de H o v e n van J u s t i t i e zich be-klagende , dat men hunne rechtsmacht v e r k o r t t e , door hun te verbieden kennis te nemen van klachten over onrechtvaardige uitzetting.

A a n de andere zijde de Magistraten der Steden zich beklagende, dat de H o v e n van J u s t i t i e hun gezag verkortten , door kennis te nemen van de klachten der b u r -g e r s , welke zij, oordeelende dat ze schadelijk waren voor de r u s t en veiligheid h u n n e r s t e d e n , hadden uitgezet.

Terwijl bovendien de uitgezetten zelven, zich

voort-durend b e k l a a g d e n , dat men hun o n r e c h t v a a r d i g den weg der J u s t i t i e afsneed.

V e r d e r zagen w i j , hoe een deel der schrijvers, welke over dit onderwerp h a n d e l e n , en wel voornamelijk die uit de 17d e e e u w , de onbeperkte macht der Steden in dezen v o o r s t a a n , terwijl wederom een ander deel, en wel in ' t bijzonder die uit de 18d e e e u w , het gevoelen zijn t o e g e d a a n , dat de kennisneming van klachten over vermeende o n r e c h t v a a r d i g e u i t z e t t i n g , tot de competentie der Hoven van J u s t i t i e behoorde.

T o t de eersten behooren vooral H U G O D E G R O O T ,

P . B O R T en D . G R A S W I N C K P X ; tot de laatsten S. H .

V A N I D S I N G A , T H Y M O N B O B Y en E . L U Z A C . l)

De van beide zijden aangevoerde a r g u m e n t e n hebben, we hierboven vermeld. Allen zijn het er over e e n s , dat de maatregel van politieke uitzetting bij den aan-v a n g aan-van den strijd met S p a n j e , noodzakelijk en wettig was. V A N I D S I N G A zelfs, die zich het sterkst tegen dien maatregel u i t l a a t , erkent dat de bijzondere omstandig-heden van die d a g e n , bijzondere maatregelen noodza-kelijk maakten. s

D e wettigheid w o r d t dan ook eerst betwist bij het begin der 17d e eeuw.

De gronden hiertoe aangevoerd door de voormelde schrijvers schijnen echter vrij onbestemd en algemeen.

') Zie nog B A V I Ü S V O O R D A , Vci-h. over de Crimin. O r d o n n a n t i e n van K o n i n g P H I L I P S , bl. 464 (1792).

V A N I Ü S I N G A zegt o. a. de uitzetting te handhaven zonder dat men bij iemand dan bij de Staten zijn beklag kan indienen „ is geen voorstaan van P r i v i l e g i ë n , m a a r van ongerymdheden , tegenstrydigheden , eigenheerigheid , onafliangelykheid en t y r a n n i , die van de aller gevaar-lykste gevolgen i n . een Eepubliek als deze i s . "

Allen zéér krasse w o o r d e n , m a a r ze bewijzen n i e t , dat de uitspraak over klachten wegens onrechtvaardige uitzetting, den Hoven van J u s t i t i e toekwam.

Mr T H Y M O N B O E Y z e g t , hiervoren pag. 4 4 , de Souvereine Staten hebben iets van hunne Legislative magt aan de Magistraten der Steden afgestaan, zooals

— „ m a a r dit heeft men n o g geëxten-deert tot het uitzetten van onrustige b u r g e r s . "

H o e kan hier van „ extendeeren" sprake zijn? D e Souvereine Staten toch hadden uitdrukkelijk dit r e c h t , bij herhaalde Resolutien , aan de Magistraten geschonken.

V e r d e r zegt h i j : „ E n al eens onbetwyfelbaar vast-gestelt z y n d e , dat de M a g i s t r a a t als B u r g e r v a d e r s be-voegt zoude zyn , willekeurig onrustige b u r g e r s uit te zetten , zoude de beoordeelinge van de gronden , w a a r o p die verleent z y n , behooren tot de cognitie van de or-dinaire R e g t e r s , die alleen van de Souverain ontfangen hebben de m a g t en het vermogen om recht te oefenen over de I n g e z e t e n e n . " ,

Ook dit beweren is onjuist. D e Staten toch hadden aan zich zelven de macht g e r e s e r v e e r d , om over die gronden te oordeelen. W a t verder de stelling a a n g a a t ,

dat de R e s o l u t i e n , waarbij aan de H o v e n van J u s t i t i e de beslissing van politieke zaken ontnomen w e r d , slechts ten doel zouden h e b b e n , deze H o v e n te verbie-den de Steverbie-den te hinderen in het maken van k e u r e n en ordonnancien , die meening is al te ongerijmd.

De schrijver erkent zelf, aan het slot van zijn betoog , _ (pag. 4 6 ) d a t , niettegenstaande dit strijdig scheen met de algemeene vrijheid, „ het aan de H o v e n van J u s t i t i e verboden is kennis te nemen van dierge-lyke u i t z e t t i n g e n , als blykt by meer dan eene Resolutie van H a a r ' E d . G r o o t Mog.", en vernietigt alzoo met weinig woorden , zijne geheele voorafgaande redeneering.

H e t betoog van Mr E . L U Z A C is meer overeenkom-stig de waarheid. Hij t r a c h t niet te b e t o o g e n , dat de Staten dergelijke Resolutien niet konden n e m e n , noch dat het den Hoven van J u s t i t i e , niettegenstaande die R e s o l u t i e n , vrij stond zich te mengen in geschillen om-trent de u i t z e t t i n g , m a a r hij vergenoegt zich met te zeggen, dat het nemen er van onbillijk was en strijdig met de algemeene vrijheid.

Voorzeker niemand zal tegenwoordig b e t w i s t e n , dat maatregelen als die der politieke uitzetting door de M a -gistraten der Steden , ten zeerste af te keuren zijn , vooral daar, w a a r men zijn beklag niet aan de J u s t i t i e kan indienen , m a a r gedwongen was dit te doen bij de Staten , samengesteld uit de afgevaardigden dier zelfde Steden, welke er bijna nooit toe overgingen elkanders daden af te k e u r e n .

Heilzaam zijn dan ook op dit punt de gevolgen dei-Revolutie. Zij toch m a a k t e aan dezen toestand een e i n d e , hoewel ook niet dadelijk door h a a r het kwaad met wortel en tak werd uitgeroeid. H e t g i n g hier gelijk het gewoon-lijk g a a t , de zegevierende partij m a a k t e g e b r u i k j u i s t van die m a a t r e g e l e n , waarover men zich vroeger zoozeer b e k l a a g d e , ten opzichte van de meest gevreesde leden der onderliggende partij.

W e vinden hiervan een treffend voorbeeld in de uit-zetting van W . B I L D E R D I J K . Als A d v o k a a t n.J. werd van h e m , na de o m w e n t e l i n g , g e v o r d e r d , dat hij den navolgenden eed zou afleggen:

„ I k verklaare te erkennen en te eerbiedigen de onv e r onv r e e m d b a r e Rechten onvan den Mensch en onvan den B u r ger, zoodanig als dezelve door de Provisioneele R e p r e -sentanten van het Volk van Holland plegtig verklaard zvn by derzelver Publicatie van 3 1 J a n u a r y 1 7 9 5 , en zweere dezelve in myn A m p t of Bedieninge voor zooveel in my is , te zullen handhaven ; ook zweer ik , dat ik den Volke van Holland , in welks boezem ik e r k e n n e de eigenlyke o p p e r m a g t te be-rusten , als ook deszelfs V e r t e g e n w o o r d i g e r s gehouw en g e t r o u w zal zijn, en v o o r t s , dat ik alles zal doen wat een goed en g e t r o u w schuldig i s , en behoort te doen."

H i e r t o e niet genegen zijnde gaf de beroemde man bij schriftelijk a d r e s , zijne bezwaren te kennen aan de Gecommitteerden van Holland. Deze droegen

het adres in dezer voege voor ter vergadering

dei-nieuwe revolutionair gezuiverde Staten-Generaal.

l)

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 144-156)