• No results found

„Kust en orde zijn de volstrekte voorwaarden tot ontwikkeling en beschaving onder de inheemsche

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 115-123)

bevol-king, en tot welvaart onder alle klassen van ingezetenen

in Nederlandsch-Indie. Van die voorwaarden hangt af,

zoowel de bloei van onze nijverheid, van onzen

Indi-sehen handel en van onze Indische s c h e e p v a a r t , als het behoud der voordeelige geldelijke uitkomsten van het koloniaal bestuur, die zich oplossen in toereikende bij-dragen aan de finantien van het m o e d e r l a n d ; zonder die voorwaarden eindelijk kan niet voldaan worden aan den menschlievenden w e n s c h , dat het Nederlandsch gezag zich door vreedzame middelen h a n d h a v e . "

„ Deze uitkomsten k u n n e n niet anders worden ver-z e k e r d , dan door het naleven van t w e e , door veeljarige o n d e r v i n d i n g beproefde regelen van bestuur, te weten :

ls t e het verijdelen van rustverstoringen bij den

oor-s p r o n g , door middel van eene zéér waakzame preven-tieve politie;

2d e het bevestigen der inlandsche bevolking in h a r e hebbelijke volgzaamheid en eerbied jegens het g e z a g . "

Met opzicht tot den eersten dezer r e g e l e n , zal het nauwelijks noodig zijn te h e r i n n e r e n , dat zelden een j a a r voorbijgaat waarin niet getracht w o r d t in eenig gedeelte van Neerlandsch-Indie de r u s t te verstoren. D a a r w a a r de voornaamste bronnen van onze inkomsten vloeien, k u n n e n die pogingen de nadeeligste gevolgen hebben en w o r d t dan ook daartegen aanhoudend gewaakt. De er-v a r i n g heeft geleerd dat in de meeste g e er-v a l l e n , er-vooral op het volkrijke J a v a , rustverstoringen worden vooraf-gegaan door pogingen van den k a n t der kwalijkgezinden of van h u n n e w e r k t u i g e n , om zich onder het een of ander voorwendsel, a a n h a n g te verschaffen. Dit is hun veelal niet moeielijk door de bijgeloovigbeid der

volks-m e n i g t e , die zich gereedelijk schaart rondovolks-m den uit-deeler van talismans (djimats), den droomer of u i t l e g g e r van w o n d e r d r o o m e n , den voorspeller van vreemde ge-beurtenissen en den voorgewenden bezitter van bovennatuurlijke begaafdheden. H e t B e s t u u r behoort de b e -voegdheid te bezitten om zulke personen door eene spoedige verwijdering onschadelijk te maken. Dit r e c h t moet ook bestaan ten aanzien van d e g e n e n , die door h u n n e maatschappelijke betrekkingen eene groote mate van invloed bezitten en wier daden tot eene g r o o t e mate van waarschijnlijkheid hebben g e b r a c h t , dat zij voor-nemens zijn om van dien invloed een gevaarlijk gebruik te maken. Moest men in die gevallen wachten met het nemen van politieke m a a t r e g e l e n , totdat het gerezen vermoeden in zekerheid ware v e r a n d e r d , totdat het mas-ker afgeworpen en de vaan des opstands ontrold w a r e , zéér dikwijls zou het herstel der r u s t maatregelen vor-d e r e n , waarvor-door vele menschenlevens opgeoffervor-d, ver-woesting verspreid en schatten verspild zouden worden.

I n deze en dergelijke gevallen , is het recht van uit-zetting een afdoend middel om r u s t en orde te hand-haven en vernielende oorlogen af te wenden.

H e t zijn gewoonlijk i n l a n d e r s , (en d a a r o n d e r soms vreemde Oosterlingen) die aan het voorbereiden of verwekken van r u s t v e r s t o r i n g e n deel nemen. W a r e n E u r o -peanen of h u n n e afstammelingen daarin betrokken (het-geen tot dusver slechts zelden heeft plaats gehad), er zou te minder g r o n d zijn om hen van de toepassing van den

aangenomen regel uit te sluiten , omdat deze hoofdzakelijk is ingesteld geworden in het belang der kaste waartoe zij behooren. De eischen van het staatsbelang en die der rechtvaardigheid vorderen hier eene zooveel mo-gelijk mo-gelijke rechtsbedeeling voor alle klassen van in-gezetenen.

T o t staving der noodzakelijkheid van den 2d e" der opgenoemde bestuursregelen , h e r i n n e r t men , zonder des-wege in breede ontwikkeling te t r e d e n , dat ook dan wanneer de omstandigheden g e d o o g e n , dat het B e s t u u r zich van directen invloed op den landbouw en den ar-beid der inheemsche bevolking o n t h i e l d , evenwel de ge-stelde regel niet uit het oog zou verloren mogen wor-den , bij eene juiste waardeering van wor-den wezenlijken toestand.

H o e d a n i g men zich Neerlandsch-Indie ouder andere omstandigheden d e n k e , onder d i e , welke met der daad b e s t a a n , moet de houding der ingezetenen tegenover de R e g e e r i n g zich kenmerken door eerbied en gehoorzaam-heid; al wat die v e r h o u d i n g verstoren kan is strijdig met het algemeen belang en behoort te worden tegen gegaan. Dit nu is het vergrijp aan hetwelk E u r o p e a n e n

het meest geneigd zijn zich schuldig te maken , door zich met w o o r d e n , geschriften of daden tegen de gevestigde orde van zaken te verklaren of te verzetten. D o o r de Regeering machteloos g e d u l d , zouden zulke voorbeelden niet nalaten door huunen invloed, het behouden onder de inlandsche bevolking van den geest van

volgzaam-heid, door onze belangen g e v o r d e r d , onmogelijk te ma-ken. E u r o p e a n e n , die zich op deze wijze als gevaarlijke leden der Indische maatschappij doen kennen , behooren uit dezelve verwijderd te w o r d e n , dit eischt het staats-belang. Niets onredelijks is in dien eisch g e l e g e n , eer-stelijh omdat de bedoelde maatregelen strekken tot schra-ging van een stelsel in het belang der E u r o p e a n e n zelve ingevoerd , en ten andere omdat h u n n e vestiging in Indie vrijwillig is en plaats heeft met volkomen kennis van de noodzakelijkheid, om zich te voegen n a a r de aldaar in het belang der Nederlandsche heerschappij aangeno-men regeerings-beginselen.

Men heeft de stelling van het B e s t u u r in Indie wel eens vergeleken met die van den bevelhebber eener be-legerde of bedreigde vesting. H e t behoud van het aan hem toevertrouwde p a n d , is voor hem hoogste wet. N a a r die wet moet zich alles wat in de vesting w o o n t , regelen.

E r is een ander g e v a a r hoofdzakelijk van vreemde E u r o p e a n e n te d u c h t e n , het is het verspreiden van eene vijandelijke gezindheid jegens het Nederlandsche gezag.

Al hebben znlke handelingen geen eigenlijke o p r u i i n g ten doel of geen opstand tot onmiddelijk g e v o l g , daar-door wordt kwaad zaad gestrooid, hetwelk vroeg of laat tot ons nadeel kan ontkiemen. Ook dit inoet de G o u -v e r n e u r - G e n e r a a l k u n n e n stuiten door het intrekken -van de akte van verblijf van d e n g e n e , die zich daaraan schuldig maakt.

I n de praktijk heeft het recht van uitzetting zich

gewijzigd naar de omstandigheden der p e r s o n e n , die on-der de toepassing er van vielen, het doel on-der wijzigingen was steeds om de gevolgen dier toepassing zooveel mo-gelijk te verzachten.

Men vindt die wijzigingen aangewezen in art. 4 1 en 4 2 nieuw.

Zij die in N e d e r l a n d s c h - I n d i e geboren , verondersteld mogen worden , elders geene middelen te kunnen vinden om in hun onderhoud te voorzien en op wie de ver-plaatsing te midden van eene geheel vreemde maatschappij en n a a r eene andere luchtstreek bijzonder zwaar zoude d r u k k e n , worden niet uit Nederlandsch-Indie verwijderd.

Zij worden slechts geweerd uit die gedeelten waarin zij schadelijk worden geacht. H u n wordt het verblijf ge-gund in zoodanige andere gedeelten van die bezittingen, waar zij het minst gevaarlijk kunnen zijn, w a a r zij met het meeste gemak kunnen worden gadegeslagen. O p deze categorie is 4 3 (nieuw) toepasselijk.

A a n de personen niet in Nederlandsch-Indie gebo-r e n , die in eene andegebo-re maatschappij te huis b e h o o gebo-r e n , en hunne betrekkingen h e b b e n , zoodat zij verondersteld mogen worden d e r w a a r t s t e r u g k e e r e n d e in staat te zullen zijn in hun levensonderhoud te v o o r z i e n , wordt de ver-plichting opgelegd Nederlandsch-Indie geheel te verlaten.

W a t voor de eerst gemelde categorie van personen leni-ging van den maatregel i s , zou voor deze w a a r v a n thans sprake is en w a a r o p art. 4 1 (nieuw) toepasselijk i s , eene aanmerkelijke v e r z w a r i n g van denzelve zijn.

W a n n e e r eene geheele verwijdering niet n o o d i g , en de weering uit bepaalde gedeelten van Nederlandsch-Indie voldoende wordt g e a c h t , zal meermalen tot dezen zach-teren maatregel worden overgegaan. De bevoegdheid' om aldus té handelen met personen niet in Nederlandsch-Indie g e b o r e n , wordt verleend in art. 42. (nieuw).

V e r d e r gaat de Memorie over tot het wederleggen van de bedenkingen van het Voorloopig V e r s l a g van 12 M a a r t .

In Nederland heeft verzet tegen de gevestigde orde van zaken door repressive maatregelen tegen kunnen worden gegaan , daarom konden eenige Leden niet inzien , dat in Nederlandsch-Tndiè een stelsel van preventie zou moeten blijven bestaan.

Men had die noodzakelijkheid niet bewezen, en het beroep op het belang der Nederlandsche heerschappij in I n d i e , was niet meer dan een petitio principii.

De R e g e e r i n g gelooft thans het verlangde bewijs te hebben geleverd. Zij heeft de volstrekte noodzakelijk-heid van eene k r a c h t i g e , grootendeels preventieve politie aangetoond. Zij voegt er nog bij dat de L e d e n , die uit de ls t e alinea des artikels hebben afgeleid . dat het s u b -jectief gevoelen van één man (den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l ) beslist of iemand in de termen van uitzetting v a l t , hunne redeneering op eenen geheel valschen g r o n d s l a g hebben gebouwd.

Vooreerst bepaalt litt, e van art. 26 ( 2 7 nieuw) dat de R a a d van Indie moet gehoord worden alvorens het

besluit' tot uitzetting kan worden genomen. M a a r ten andere is het voor een ieder, eenigermate met den g a n g van het B e s t u u r b e k e n d , t a s t b a a r , dat wanneer een voor-stel tot uitzetting w o r d t onderworpen aan het oordeel van den E a a d van I n d i e , verscheidene ambtenaren en autoriteiten deswege reeds zullen hebben geadviseerd.

O n d e r anderen de hoofden der besturen van de plaatsen w a a r de feiten zijn b e d r e v e n , die aan den beklaagde worden ten laste gelegd.

H e t is wel de G o u v e r n e u r - G e n e r a a l , die de eind-beslissing n e e m t , m a a r vermits deze eindeind-beslissing w o r d t voorafgegaan door een b e k l a g , door een onderzoek en door eene gedachtenwisseling met eenige van de hoogste ambtenaren van N e d e r l a n d s c h - I n d i e , is het er ver van af, dat alles zou afhangen van de subjectieve opvatting van één man. Men beweert dat de geschiedenis van het recht van uitzetting tegen hetzelve getuigt. Dit kan geenszins worden t o e g e g e v e n , ook dan niet wanneer men die u i t d r u k k i n g in den meest ruimen zin o p v a t , en daaronder, ook 'het recht begrijpt, om iemand eene bepaalde verblijfplaats in N e d e r l a n d s c h - I n d i e aan te wij-zen , door hem uit bepaalde gedeelten er van te weeren.

V o o r zooveel inlanders betreft, bestaat bij alle zaak-kundigen de o v e r t u i g i n g , dat menige r u s t v e r s t o r i n g dooi-de uitoefening van dat r e c h t , in dooi-de geboorte is gesmoord geworden.

Ten aanzien van E u r o p e a n e n moet men tegenspre-ken , dat de zéér zeldzame gevallen waarin van dat

recht is gebruik gemaakt, gestrekt hebben om den

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 115-123)