• No results found

De beteekening aan f den betrokken persoon niet enkel van het besluit, maar ook van de stukken, waarop

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 109-115)

baarheid, die zoodanig besluit uit den aard der zaak in het moederland zou verkrijgen , misschien meer dan iets

VI. De beteekening aan f den betrokken persoon niet enkel van het besluit, maar ook van de stukken, waarop

het rust, met uitzondering alleen der ingewonnen ad-viezen , hetzij van den Eaad van Indie, hetzij van de verder geraadpleegde autoriteiten.

VII. De verplichting der Regeering, om van iedere uitzetting verslag te geven aan de Staten-Generaal. In de meeste afdeelingen vond dit denkbeeld bijval, ofschoon gelijk reeds uit het voorgaande is af te leiden, er leden waren, die de mededeeling tot de uitzetting van Neder-landers beperkt wilden hebbeu.

V I I I . Het openen eener rechtstreeksche gelegenheid

aan den uitgezette, om, indien hij zich door den te

zijnen aanzien genomen maatregel bezwaard gevoelde,

hier te lande herstel van grieven te verwerven. De wet

zou bv. naar het oordeel van sommigen, kunnen

bepa-len , dat als de uitgezette zich met zijn beklag wendt

tot den Minister van Kolonien, deze verplicht zal zijn

eene commissie van onderzoek te benoemen; of wel,

volgens anderen, dat in geval van beklag, de Raad van

State rechtens met zoodanig nader onderzoek belast

zal zijn. Men heeft intusschen doen opmerken, dat in

dit stelsel niet slechts vernietiging van het besluit van

den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l , m a a r ook schadevergoeding aan den ten onrecht verwijderde zou voegen. Men heeft g e a n t w o o r d , dat hierin bij eene regeling der comptabele verantwoordelijkheid van den L a n d v o o g d , zou k u n n e n voorzien worden.

D e leden die zich met het stelsel der voorgedragene wet op het thans behandelde p u n t v e r e e n i g e n , hebben uitdrukkelijk v e r k l a a r d , zich niet tegen het verbinden van meerdere waarborgen aan het recht van uitzetting te v e r z e t t e n ; doch alleen dan en voor zoover daardoor de macht van den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l niet wordt verzwakt.

N a a r aanleiding der redactie van a r t . 39 vroeg men verder, of het niet wenschelijk zou zijn bij de wet uit te d r u k k e n , of hier eene tijdelijke dan wel levenslange ver-wijdering bedoeld wordt en of de persoon wiens verwij-dering bevolen w o r d t , het r e c h t zou behouden om bij zijn vertrek zich te b e g e v e n , waarheen hij wil. De mo-gelijkheid bestaat verder, dat de G o u v e r n e u r - G e n e r a a l te eeniger tijd de verwijdering van een persoon zou k u n n e n bevelen, minder omdat hij hem voor de open-bare veiligheid gevaarlijk a c h t t e , dan wel omdat hij hem aan de gevolgen eener toepassing der strafwet zou willen onttrekken. Moeten , vroegen verscheidene l e d e n , tegen zoodanig misbruik geene voorzorgen genomen w o r d e n ? O o k de u i t d r u k k i n g „redelijke tijd", in alinea 2 , a c h t t e men te r e k b a a r , zoodat men liever bij de wet een minimum van tijd zag vastgesteld. O m dezelfde

reden m a a k t e men a a n m e r k i n g op de u i t d r u k k i n g in alinea 3 „ in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering."

Alle aanleiding tot willekeur moet hier zooveel mogelijk worden vermeden.

Ten slotte vroeg men nog of in alinea 4 „ betee-kening" door een d e u r w a a r d e r werd bedoeld.

T e g e n art. 4 0 werden door sommige leden dezelfde bedenkingen aangevoerd als tegen liet voorgaande artikel.

Ook hier bleef men v o o r t d u r e n d aandringen op het ver-schaffen van voldoende w a a r b o r g e n .

Zelfs drongen zeer enkelen , die anders de hier voor-komende bepaling vooral met het oog op de ligt te ontvlammen geestdrijverij der inlanders zeer n u t t i g k e u r -den , op meerdere w a a r b o r g e n ook voor dezen aan. Zij vreesden nl. j u i s t bij de toepassing op i n l a n d e r s , dat mindere a u t o r i t e i t e n , wier inlichtingen dan vooral den meesten invloed op het verleenen van het bevel van den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l zouden uitoefenen , groot misbruik van de bepaling zouden kunnen maken. Men antwoordde echter, dat in de uitsluitende o p d r a c h t der bevoegd-heid aan den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l w a a r b o r g genoeg ge-legen w a s , en dat het onmogelijk i s , bij eene wet tegen elk m i s b r u i k , ook van de zijde van mindere autoriteiten te waken.

O p den tekst van het artikel werden de volgende a a n m e r k i n g e n g e m a a k t :

Alinea 1. W a a r o m hier „openbare orde", en in het vorige artikel „ o p e n b a r e r u s t " ? — Bij de

gelijksoortig-7

heid der b e p a l i n g e n , schijnt overeenstemming van redactie toch noodzakelijk. Men wenscht bovendien de reden te w e t e n , waarom alleen voor de inlanders de aanwijzing eener andere verblijfplaats zal geschieden. I n den geest van het artikel schijnt die aanwijzing ook voor anderen in sommige gevallen volstrekt noodzakelijk. Zal voorts de aanwijzing eener andere verblijfplaats aan een inlander, ook vergezeld kunnen worden van andere gevolgen, gedwon-gen arbeid bv. ? H o e stelt men zich voor op zulk eene ver-blijfplaats in het onderhoud van den verwezene te voorzien, of zal deze daar geheel aan zijn lot overgelaten w o r d e n ?

Ook heeft het eenigermate b e v r e e m d , dat in het tegenwoordig artikel de alinéas 3 en 4 van art. 3 9 , betrekkelijk de inhechtenisneming, niet zijn overgeno-men. I n het stelsel der wet schijnt voor die overname allezins reden te bestaan. Zou nog daarenboven hier niet eenige straf tegen de zoogenaamde rupture de ban l) moeten worden bedreigd?

Alinea 2. De slotbepaling van art. 39 wordt hier toepasselijk verklaard op de verwijdering van personen tot de E u r o p e s c h e bevolking b e h o o r e n d e , maar w a a r o m ook niet op inlanders van hoogen r a n g ? D e maatregel k a n , op zoodanige personen t o e g e p a s t , te ver strekkende gevolgen h e b b e n , dan dat het niet wenschelijk zou zijn , dat de Kegeering in het moederland onverwijld met de toedracht der zaak bekend worde.

i) Zie Code Pénal, Art, 17 en 33.

D a a r de gewone zitting van 1 8 5 2 — 1 8 5 3 reeds op den 2 1s t e" A p r i l gesloten w e r d , was het ten derde male noodig het O n t w e r p der K a m e r aan te bieden, hetgeen ook geschiedde bij Koninklijke Boodschap van 15 Dec.

1 8 5 3 . Ditmaal was echter het O n t w e r p , ingevolge het uitstekend verslag der Commissie van R a p p o r t e u r s , vooral met betrekking tot de voor ons noodige a r t i k e l e n , aan-merkelijk gewijzigd. De Memorie van toelichting bij dit O n t w e r p onderscheidde zich ook zeer g u n s t i g van d i e , welke bij het eerste O n t w e r p b e h o o r d e , en bewijst ten z e e r s t e , hoe de R e g e e r i n g de aanmerkingen in het Voorloopig V e r s l a g van 12 M a a r t 1 8 5 3 , g e m a a k t , ter h a r t e had genomen. V o o r zooverre de R e g e e r i n g zich niet met die aanmerkingen had kunnen vereenigen, zulwe de zulweerlegging er v a n , na eerst de gewijzigde a r -tikelen zelve aangegeven te h e b b e n , laten volgen.

I n plaats van de art. 39 en 4 0 van het vorig Ont-w e r p , vinden Ont-we nu de art. 4 1 , 4 2 , 4 3 en 4 4 aldus luidende :

A r t , 4 1 . A a n personen niet in Nederlandsch-Indie g e b o r e n , die gevaarlijk worden geacht voor de openbare r u s t en o r d e , kan het verder verblijf aldaar door den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l worden ontzegd.

H e t daartoe strekkend besluit bepaalt een redelijken tijd, die den betrokken persoon gelaten w o r d t voor het orde stellen op zijne zaken.

De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l k a n , bij een door hem onderteekend bevel, gelasten dat de betrokken persoon ,

in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde genomen.

H e t besluit tot verwijdering en het bevel tot in h e c h t e n i s n e m i n g , worden aan den betrokken persoon bij gerechtelijke akte beteekend.

De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l b r e n g t het besluit tot ver-wijdering met het advies van den E a a d van N e d e r l a n d s c h Indie en de verdere stukken , onverwijld ter kennis van den Minister van Kolonien.

A r t . 4 2 . A a n p e r s o n e n , niet in N e d e r l a n d s c h Indie g e b o r e n , kan door den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l in het be-lang der openbare r u s t en o r d e , het verblijf in bepaalde gedeelten van NederlandschIndie worden ontzegd. W a n -neer de maatregel iemand betreft, lot de E u r o p e s c h e bevol-k i n g b e h o o r e n d e , wordt het besluit met het advies van den Kaad van Nederlandsch-Indie en de verdere s t u k k e n , onver-wijld gebracht ter kennis van den Minister van Kolonien.

A r t . 4 3 . De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l kan aan perso-nen binperso-nen Nederlandsch-Indie g e b o r e n , in het belang der openbare r u s t en o r d e , eene bepaalde plaats aldaar tot verblijf aanwijzen, of het verblijf in bepaalde g e deelten van NederlandschIndie ontzeggen. D e G o u v e r -n e u r - G e -n e r a a l ka-n bij ee-n door hem o-nderteeke-nd be-vel gelasten dat de betrokken p e r s o o n , in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde genomen. H e t besluit tot verwijdering en het bevel tot in hechtenisneming worden aan den betrokken persoon bij gerechtelijke akte beteekend.

Wanneer de in dit artikel bedoelde maatregelen

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 109-115)