• No results found

De Gouverneur-Generaal in Rade heeft de magt om zulke of ook andere ingezetenen, welker verblijf in

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 91-96)

') Zie de Artt. 17 en 18.

Nederlandsch-Indië gevaarlijk of schadelijk geoordeeld w o r d t , van daar te verwijderen of naar N e d e r l a n d op te z e n d e n , mits aan dezelve eenen behoorlijken tijd tot het orde stellen op h u n n e zaken overlatende.

V a n het alzoo genomen besluit en de beweegredenen tot hetzelve, w o r d t aan het D e p a r t e m e n t van Kolonien kennis g e g e v e n . "

Dit artikel is minder uitvoerig en n a a u w k e u r i g dan de v o o r g a a n d e . H e t spreekt o. a. niet van de ver-antwoordelijkheid van den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l wegens o n r e c h t v a a r d i g e uitzetting.

I n hoofdzaak k o m t alles op hetzelfde neer, alleen er zal niet meer geprocedeerd worden voor het H o o g e -Gerechtshof. l)

A r t . 29 van het volgende E e g l e m e n t van 1 8 2 7 , komt bijna woordelijk overeen met het voornoemde

Art. 29.

Alleen moet het in bewaring nemen geschieden bij schriftelijken en gezegelden l a s t , en het besluit tot ver-wijdering moet ter kennisse g e b r a c h t worden van het Ministerie van Marine en Koloniën.

A r t . 32 van het Règlement van 1 8 3 0 k o m t ook

') Nimmer echter is dit Regerings-Reglement dooi' Zijne Majesteit bekrachtigd, de Indische Eegering nam op eigen gezag maatregelen, afwijkende van de beginselen bij dit Règlement vastgesteld. Of dit ook met betrekking tot de uitzetting heeft plaats gehad, is mij onbekend.

Zie MijBR, Verzameling van Instr., Ordonn. en Heglem., pag. 429.

volkomen overeen met liet v o o r g a a n d e , alleen nu varieert de schriftelijke en gezegelde last in schriftelijken en eigen-h a n d i g onderteekenden last. Dit is ook eigen-het geval met art. 24 van het Reglement van 1 8 3 6 , terwijl hier boven-dien de geheele 2ic alinea w e g v a l t , daar de uitzetting niet meer geschiedt door den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l in K a d e , maar door den G o u v e r n e u r G e n e r a a l alleen.

Deze toestand d u u r d e voort tot dat bij art. 5 van de addititionnele artikelen der grondwet van 1848 be-paald werd : „ de wetten op het beleid der r e g e r i n g in de Koloniën en Bezittingen van het rijk in andere wereld-deelen worden binnen 3 j a r e n na de afkondiging dezer veranderingen in de G r o n d w e t v o o r g e d r a g e n . "

Dit geschiedde ook.

I n het eerste ontwerp ingezonden bij K o n i n k l . bood-schap van 29 Oct. 1 8 5 1 , vinden w e , met b e t r e k k i n g tot het recht van u i t z e t t i n g , het volgende:

A r t . 3 9 . D e G o u v e r n e u r - G e n e r a a l kan de verwij-dering bevelen van personen wier verblijf in Neerlandsch-Indië hij voor de openbare r u s t of veiligheid gevaarlijk acht.

H e t daartoe strekkend besluit bepaalt een redelijken tijd, die den b e t r o k k e n persoon gelaten wordt voor het orde stellen op zijne zaken.

Ook kan de G o u v e r n e u r - G e n e r a a l bij een door hem onderteekend bevel, gelasten dat de betrokken p e r s o o n , in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde gesteld en g e h o u d e n .

H e t besluit tot verwijdering, en het bevel tot

in-h e c in-h t e n i s n e m i n g , wordt aan den betrokken persoon be-teekend.

D e G o u v e r n e u r - G e n e r a a l b r e n g t het besluit tot ver-wijdering onverwijld ter kennisse van het D e p a r t e m e n t van K o l o n i ë n , met overlegging van het advies van den B a a d van Neerlandsch-Indië en van de verdere stukken.

A r t . 4 0 . De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l kan aan personen wier verblijf in zekere gedeelten van Neerlandsch-Indië door hem gevaarlijk voor de openbare orde of veiligheid geoordeeld w o r d t , het verblijf aldaar ontzeggen en aan de in deze termen vallende i n l a n d e r s , en aan met deze gelijk gestelde personen eene andere verblijfplaats aanwijzen.

W a n n e e r de eerstgenoemde maatregelen personen be-treffen tot de E u r o p e s c h e bevolking b e h o o r e n d e , wordt gehandeld overeenkomstig liet laatste lid van het voor-g a a n d e artikel.

I n de Memorie van toelichting bij dit O n t w e r p , zegt de R e g e e r i n g : „ d e m a g t om p e r s o n e n , gevaarlijk of schadelijk voor de openbare r u s t en veiligheid, te ver-wijderen of in verzekerde b e w a r i n g te doen n e m e n , is steeds aan het b e s t u u r over Nederlandsch-Indië toe-gekend geweest. Zij kan aan dat b e s t u u r niet worden o n t n o m e n , zonder het algemeen belang in de waagschaal te stellen. E r w o r d t niets te veel gezegd wanneer men het hier verdedigde beginsel een levensbeginsel noemt.

Zelden gaat er een j a a r o m , waarin niet gepoogd w o r d t de r u s t te verstoren in eenig gedeelte van Neder-landsch-Indie. Veelal worden die pogingen verijdeld door

maatregelen van het politiek g e z a g , hetwelk zich daarbij den weg aangewezen ziet door het bekende gebruik van inlandsche o n r u s t s t o k e r s , om vooraf te werken op het bijgeloof, de dweepzucht of de ligtgeloovigheid der be-volking , die zich steeds gereedelijk schaart r o n d o m den uitdeeler van toovermiddelen, den droomer van wonder-d r o o m e n , wonder-den voorspeller van vreemwonder-de gebeurtenissen, en den voorgewenden bezitter van bovennatuurlijke be-gaafdheden. H a d het bestuur de m a g t niet om zulke personen door verwijdering of verplaatsing onschadelijk te m a k e n , zij zouden ter gelegener tijd het masker af-werpen , en zich aan het hoofd plaatsen van gevaarlijke opstanden.

T e n aanzien der ra'êtf-inlandsche bevolking bestaan andere g e v a r e n . Men zal er twee opnoemen.

H e t eene is hoofdzakelijk van vreemde E u r o p e a n e n te d u c h t e n , het is opruijing en verspreiding van eene vijandige gezindheid tegen het Nederlandsen gezag.

H e t andere gevaar kan door alle E u r o p e a n e n , zon-der onzon-derscheid van l a n d a a r d , berokkend worden. H e t bestaat in v e r z e t , door woorden , daden en geschriften, tegen de gevestigde orde van z a k e n , en als gevolg van een en ander in v e r z w a k k i n g van de zedelijke kracht des b e s t u u r s , wanneer het die aandoeningen straffeloos zou moeten gedoogen.

De voorname k r a c h t van een b e s t u u r , geplaatst in gelijke omstandigheden als dat van Nederlandsch I n d i ë , is gelegen in de gehoorzaamheid der onderdanen.

Het besef dat die gehoorzaamheid pligt is, moet al-gemeen zijn. Al wat dit besef bij de inlanders verzwakken kan, is schadelijk, en niets zou daartoe meer kunnen bijdragen dan voorbeelden van verzet, gegeven door Europeanen, en door de Regeering geduld.

Onze staatkundige verhouding tot de inlandsche Vor-sten in Nederlandsch-Indië, en speciaal op J a v a , levert almede redenen op, waarom de Europeanen behooren te blijven onderworpen aan de regelen van tucht en

orde, door den bijzonderen toestand der Indische

In document MOEDERLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË. (pagina 91-96)