• No results found

Waddenzee’ Broedgebied voor bontbekplevier

In document TEEB voor gebieden (pagina 145-149)

De Bontbekplevier broedt bij voorkeur op schaars begroeide plekken zoals stranden, duinranden, kwelderranden, laagtes bij zeedijken, strandweiden en oevers van meren, plassen en rivieren, maar ook op akker- en weiland, kunstmatige zandafzettingen en opspuitterreinen. De soort broedt in het hele waddengebied maar vooral op de Friese kust. Bontbekplevieren kunnen soms zeer dicht bij paden en parkeerterreinen broeden. Het tegengaan van verstoring door recreatie op de broedlocaties is noodzakelijk om de draagkracht zo veel mogelijk te benutten (De Vlas et al., 2011). Het beoogde vogeleiland (optie 1) zal afgesloten worden voor recreanten en dus potentieel broedgebied kunnen vormen voor deze soort. Volgens het concept Beheerplan Waddenzee is het huidige aantal broedparen 63 (Waterdienst, 2012) (Tabel B.6.1). Daarmee is het beoogde doel bereikt en zal de beoogde

vooroever niet bijdragen aan de doelrealisatie. De bontbekplevier is dus verder niet relevant voor de analyse.

Tabel B.6.1

Knelpunten en oplossingsrichtingen voor de aangewezen broedvogels kluut, bontbekplevier en strandplevier van het Natura 2000-gebied Waddenzee (Waterdienst 2012).

Naam broedvogel

Behalen met de huidige beheerpraktijk?

Knelpunten Oplossingsrichtingen Huidige aantallen

2004 t/m 2007 (broedparen)

A 132 Kluut

Niet Predatie, suboptimaal broed- en foerageergebied door verruiging kwelders, overstroming broedplaatsen

Tegengaan verruiging, uitrasteren nesten, aanleg vos vrije broedlocaties, opruimen niet functionele zomerkades

2029

A 137

Bontbekplevier Onduidelijk Onvoldoende rustig broedgebied, onvoldoende natuurlijke dynamiek in leefgebied (verruiging) Tegengaan verruiging, uitrasteren nesten, tegengaan verstoring broedvogels 63 A 138 Strandplevier

Niet Onvoldoende rustig broedgebied, onvoldoende natuurlijke dynamiek in leefgebied (verruiging) Afbakenen nesten, tegengaan verstoring broedvogels en potentiële broedlocaties 15

Broedgebied voor strandplevier

Vaak broedt de Strandplevier op rustige zandstranden, in primaire duinen, en op schelpenstranden. Oneffen terreinen, geheel onbeschutte stranden of te dichte begroeiing worden door deze soort gemeden. De Strandplevier is zeer gevoelig voor verstoring van zijn broedgebied. Het gestelde doel, uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 50 paren, wordt bij het huidige beheer niet gehaald (De Vlas et al., 2011), zie ook

Tabel B.6.1. Het beoogde vogeleiland draagt bij een de doelrealisatie van de Strandplevier door uitbreiding omvang leefgebied met een goede kwaliteit (gesloten gebied).

Broedgebied voor Noordse stern

De Noordse stern broedt op geëxponeerde broedplaatsen zoals eilandjes, platen en kwelderranden, in kolonieverband, vaak samen met visdieven. Het doel (tenminste 1.500 paren), wordt waarschijnlijk niet gehaald (Tabel B.6.2). De Noordse stern kan profiteren van eventuele nieuwe broedlocaties (De Vlas et al., 2011).

Broedgebied voor grote stern

De Grote stern is een koloniebroedvogel van rustige, schaars begroeide zandplaten en soms ook van kwelders in het kustgebied. Geïsoleerde eilanden zonder predatoren als vossen en ratten, en bij voorkeur aanwezigheid van kokmeeuwen, zoals op Griend, zijn echter favoriet. Weinig verruiging van vegetatie op de broedplaatsen en voldoende rust zijn een voorwaarde. Ze zijn gevoelig voor verstoring door recreatie. Het is onduidelijk of een draagkracht van 16.000 Grote sterns aanwezig is of bereikt zal worden. (Voedsel-)onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of het gestelde doel realistisch is (De Vlas et al., 2011). In het concept Natura 2000-Beheerplan Waddenzee (Waterdienst 2012) is het huidige broedgebied niet als knelpunt voor de doelrealisatie gedefinieerd (Tabel B.6.2). De grote stern is dus verder niet relevant voor de analyse.

Tabel B.6.2

Knelpunten en oplossingsrichtingen voor de aangewezen broedvogels grote stern, visdief, noordse stern en dwergstern van het Natura 2000-gebied Waddenzee (Waterdienst 2012).

Naam broedvogel

Behalen met de huidige beheerpraktijk?

Knelpunten Oplossingsrichtingen Huidige aantallen

2004 t/m 2007 (broedparen)

A 191 Grote stern

Onduidelijk Mogelijk onvoldoende voedselbeschikbaarheid, predatie door Zilvermeeuwen

Onderzoek voedselbeschik- baarheid, handhaven veiligheid en rust potentiële en bestaande broedlocaties

12054

A 193 Visdief

Niet Predatie door vos, mogelijk onvoldoende voedselbeschik- baarheid, onvoldoende natuurlijke dynamiek in leefgebied (verruiging), overstroming broedplaatsen Onderzoek voedselbeschik- baarheid, onderzoek aanleg broedlocaties, handhaven veiligheid en rust potentiële en bestaande broedlocaties

4160

A 194

Noordse stern Waarschijnlijk niet Predatie door vos, mogelijk onvoldoende voedselbeschik- baarheid, onvoldoende natuurlijke dynamiek in leefgebied (verruiging), overstroming broedplaatsen

Onderzoek voedselbeschik- baarheid, onderzoek aanleg broedlocaties, handhaven veiligheid en rust potentiële en bestaande broedlocaties

1097

A 195 Dwergstern

Waarschijnlijk wel Geen Niet van toepassing 159

Broedgebied voor dwergstern

Deze stern broedt op rustige, schaars begroeide en dynamische milieus op de grens van land en zee, zoals zand-, kiezel- of schelpenbanken, eilandjes en opgespoten terreinen. De mate van

verstoringsgevoeligheid van de Dwergstern is op broed-, slaap- en rustplaatsen zeer groot (verstoring bij > 300 m afstand) (De Vlas et al., 2011). Aangezien het beoogde eiland (optie 1) in een strook van circa 100 meter breed langs de kade loopt waar een fietspad is gelegen, zal de verstoringsafstand ruimschoots worden overschreden. Het beoogde eiland lijkt daarom geen potentieel geschikte

broedlocatie voor de dwergstern. Bovendien zijn er geen knelpunten voor de doelrealisatie aangetoond en wordt het beoogde aantal broedparen waarschijnlijk wel gehaald (Tabel B.6.2).

Broedgebied voor visdief

De hoofdmoot van de broedpopulatie van de Visdief broedt voornamelijk in de Wadden en in de Delta op rustige, schaars begroeide terreinen aan de kust. Kleinere aantallen huizen in rivieren en meren. In het binnenland nestelt de soort op enigszins vergelijkbare min of meer kale terreinen bij

binnenwateren. Ook nestelt de Visdief in bebouwde gebieden op haven-, industrie- of

opspuitterreinen. Predatoren als ratten en vossen kunnen een grote negatieve impact hebben op het broedsucces. Vegetatiesuccessie kan een broedgebied ongeschikt maken. Het doel (ten minste 5300 broedparen), wordt bij het huidige beheer niet gehaald (De Vlas et al., 2011), zie ook Tabel B.6.2.

Broedgebied voor kluut

De Kluut broedt in open landschappen met schaars begroeide of vrijwel kale terreinen in de directe omgeving van slikkige gebieden aan het water. De kwelders langs de vastelandskust zijn het meest in trek. De Natura 2000-doelstelling voor 3.800 broedparen wordt waarschijnlijk niet bereikt ten gevolge van predatie door vossen (De Vlas et al., 2011), zie ook Tabel B.6.1. Op Schiermonnikoog komen geen vossen voor, waardoor de beoogde vooroever een potentieel geschikt broedgebied zou kunnen vormen.

Broedgebied voor eidereend

Eidereenden broeden in kolonieverband in kwelders en duinen binnen een afstand van 600 m van het intergetijdegebied. Op de eilanden ook in duinvegetaties met openheid in combinatie met open struweel. Doorgaans wordt gebroed in kolonieverband, vaak nabij meeuwen en sterns. Het doel, verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor ten minste 5.000 broedparen, wordt waarschijnlijk niet bereikt ten gevolge van de voedselbeschikbaarheid (De Vlas et al., 2011). Er zijn in het concept Beheerplan Waddenzee (Waterdienst, 2012) dan ook geen knelpunten en/of oplossings- richtingen gedefinieerd met betrekking tot het broedgebied (Tabel B.6.3). Het uitbreiden van het broedgebied zal daarom niet bijdragen aan de doelrealisatie en is dus niet relevant voor de analyse.

Tabel B 6.3

Knelpunten en oplossingsrichtingen voor de aangewezen broedvogel eider van het Natura 2000-gebied Waddenzee (Waterdienst 2012).

Naam

broedvogel Behalen met de huidige

beheerpraktijk?

Knelpunten Oplossingsrichtingen Huidige aantallen

2004 t/m 2007 (broedparen)

A 063 Eider

Niet Onvoldoende voedsel- beschikbaarheid, klimaatverandering Herstel voedselbeschik- baarheid (mosselbanken, kokkels) 3150

Broedgebied voor lepelaar

Als broedgebied gebruikt de lepelaar kwelders of natte duinvalleien. De lepelaar heeft als kolonievogel een grote verstoringsgevoeligheid, rust is een absolute voorwaarde voor broedende vogels. Het doel, behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 430 paren wordt wel gehaald (De Vlas et al., 2011). De soort vliegt bij benadering vanaf een afstand van gemiddeld meer dan 100 m snel op (Natura 2000-profieldocument Lepelaar). Waarschijnlijk geeft de nabijheid van de jachthaven en de dijken voor de lepelaar teveel verstoring voor geschikt

broedhabitat.

Tabel B.6.4

Knelpunten en oplossingsrichtingen voor de aangewezen broedvogels lepelaar en kleine mantelmeeuw van het Natura 2000-gebied Waddenzee (Waterdienst 2012).

Naam broedvogel Behalen met de

huidige beheerpraktijk?

Knelpunten Oplossingsrichtingen Huidige aantallen

2004 t/m 2007 (broedparen)

A 034

Lepelaar (broedvogel)

Wel Geen Niet van toepassing 600 A 183

Kleine mantelmeeuw (broedvogel)

Broedgebied voor kleine mantelmeeuw

De Kleine mantelmeeuw broedt in kolonies op kwelders, in duingebieden in en kustmoerassen. Het doel, een draagkracht voor tenminste 19.000 broedparen is voor wat betreft het broedgebied op de Waddeneilanden geen enkel probleem (de Vlas et al., 2011). Niet relevant voor de analyse.

Broedgebied voor velduil

De velduil broedt voornamelijk in open duinen (De Vlas et al., 2011). Het beoogde eiland is daarom geen geschikt potentieel broedhabitat.

Broedgebied voor blauwe kiekendief

De blauwe kiekendief broedt voornamelijk in rietmoerassen en duinvalleien (De Vlas et al., 2011). Het beoogde eiland is daarom geen geschikt potentieel broedhabitat.

Broedgebied voor bruine kiekendief

De blauwe kiekendief broedt voornamelijk in natte ruigtevegetaties, met riet of andere hoge planten (De Vlas et al., 2011). Het beoogde eiland is daarom geen geschikt potentieel broedhabitat.

Beschrijving van de landbouw in

In document TEEB voor gebieden (pagina 145-149)