• No results found

Vrije- en Orde-Oefeningen (1 uur) voor alle klassen

In document COMMISSIE TOT HERVORMING VERSLAG (pagina 50-57)

Veeleer kan als waarheid aangenomen worden, dat het dagelijksche spreekmaleisch een allerzonderlingst brabbeltaaltje is, waardoor men zich

15. Vrije- en Orde-Oefeningen (1 uur) voor alle klassen

§ 16. LEERKRACHTEN.

Een der belangrijkste onderwerpen is natuurlijk de voorziening in de leerkrachten.

Voor verschillende vakken zal deze geen moeilijkheid baren. Het ge-ringe aantal lessen, dat bijv. in de vakken 2, 3, 11, 13, 14 en 15 moet gegeven worden, zal het gemakkelijk maken daarvoor een leeraar te vinden.

Zoo zal wellicht een onderwijzer in liet bezit van de acte Maleisch en

— 39

-Land-en Volkenkunde de lessen kunnen geven in de vakken 1 (10) + 2 (6) + 13 (2), terwijl, indien hij ook nog in het bezit is van de lagere acte Engelsche taal (4), ook dit vak nog onder zijn deel kan worden gebracht.

De combinatie van hoofdakte, acte Maleisch, Land- en Volkenkunde en Engelsch komt der Commissie niet zoo geheel onmogelijk voor.

Blijft dan slechts over te voorzien in de vakken 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, totaal aantal lesuren: 4 + 4 + 7 + 7 + 18 = 40. Dit aantal lesuren kan natuurlijk niet aan 1 leeraar worden opgedragen, maar moet onder 2 leeraren worden verdeeld, waarvan dan één leeraar voor zijn rekening kan nemen: de vakken 4 (4), 5, 6, 7, (4), 8, (7) en 9 (7), totaal 22 lesuren, terwijl de lessen in het Staatsrecht (8) en bv. de beginselen van de Eco-nomie (2) aan den anderen leeraar kunnen worden toevertrouwd, die ook nog enkele lessen van vak 12 op zich kan nemen.

Vooral met dit 12e vak echter moet rekening gehouden worden met de door enkele adviseurs uitgesproken wenschen.

Werd toch door de meeste adviseurs dit punt voorbijgegaan, de Bur-gemeester van Batavia wijdde daaraan eenige beschouwingen en achtte

alleen den insider geschikt tot opleider en waarschuwde, dat het aantal insiders hier Ie lande, tot dat onderwijs bevoegd, al zeer gering is. Temeer zal de opleiding moeilijkheden brengen, wijl zij goeddeels alleen kan geschie-den aan de hand van de praktijk. „Wat de leerling theoretisch onder de

„oogen leert zien, moet hij praktisch kunnen volgen, wil de opleiding

„een resultaat waarborgen, dat voor de praktijk noodig is. Is daarom

„de opleiding aan een dagcursus bezwaarlijk, daaraan zou wellicht

„kunnen worden tegemoet gekomen door de theoretisch verst ontwik-k e l d e leerlingen eenige maanden als voluntair werontwik-kzaam te doen zijn

„op de secretarie van een Localen Raad".

De Burgemeester van Soerabaia stelt zelfs als levenseisch, „dat de

„lessen door personen, zoowel praktisch als theoretisch, met het

gemeen-„telijk administratief recht op de hoogte, zullen worden gegeven".

Deze eischen slaan ook voor een deel op het onderwijs in het admini-stratief recht, in 't bijzonder aangaande de 6 uren, die extra voor de beoefening der decentralisatiewetgeving zijn uitgetrokken, Doch naar het oordeel der Commissie zijn de theoretische lessen betreffende de decentralisatie-wetgeving zeer wel door den staatsrechtsleeraar te geven, vooral indien men de hand kan leggen op iemand, die volle belangstelling heeft voor deze steeds in belangrijkheid toenemende administratieve aangelegenheid.

Wat betreft de praktische oefening echter (vak 12), komt het ons gewenscht voor, dat iedere afdeeling in het tweede jaar de praktische opleiding hebbe, welke bijzonderlijk aan de eischen van zijn studierichting voldoet. Daarvoor zullen dus personen moeten worden benoemd, die in de praktijk van het betrekkelijk vak werkzaam zijn.

In het geheel zullen dus de volgende leerkrachten noodig zijn: .

— 40 — 1 leeraar-jurist voor: de vakken

4. Inleiding tot de kennis van het recht 4 lesuren 5. Overzicht Recht, inrichting i

6. id. Procedure van burgerl. zaken > 4 id.

7. id. Strafprocedure )

8. Overzicht Burgerlijk en Handelsrecht 7 id.

9. id Strafrecht 7 id.

Totaal 22 lesuren 1 leeraar jurist voor:

10. Staats-instellingen 18 lesuren 11. Tweede jaar A. praktische oefening 2 id.

14 Beginselen economie 2 id.

Totaal 22 lesuren 1 onderwijzer met de vo'g?nde akten:

Hoofdakte — Maleisch — Land- en Volkenkunde — Engelsen (zoo mogelijk vrije en orde oefeningen), voor:

1. Nederlandsche taal . 10 lesuren 2. Maltische 6 id.

3. Engeische 4 id.

12. Praktische Oefening eerste jaar 2 id.

13. Land-en Volkenkunde 2 id.

eventueel

15. Vrije- en Orde-oefeningen 2 id.

26 lesuren Voorts zullen aan anderen moeten worden opgedragen

de lessen in:

11. Beginselen boekhouden. . 2 lesuren 12. Praktische Oefeningen 8 id.

Stellig zijn deze vakken nog anders te rangschikken, zoodat bv. onder leiding van den leeraar-jurist in de Rechtswetenschappen, het onderwijs in de vakken 4, 5, 6, 7, 8 en 9 gegeven kan worden door een Inlandsch Rechtskundige, die de aanwijzingen van den jurist zal hebben te volgen.

Enkele der Inlandsche rechtskundigen zullen zeer zeker voor dezen arbeid geschikt zijn.

Iedere school zal dus kunnen bestaan uit een drietal leerkrachten ; aan een der leeraren-jurist zal de leiding der inrichting moeten worden toe-vertrouwd.

§ 17. COMMISSIE VAN TOEZICHT.

De vraag of de school onder eene Commissie van Toezicht behoort te worden gesteld, werd in ontkennenden zin beantwoord. De Commissie toch is in groote meerderheid overtuigd van de geringe beteekenis over

\ i

— 41 —

het algemeen van Commissies van Toezicht en geeft der Regeering in overweging het voorbeeld voorde A. M. S. gegeven, te volgen en voorshands niet over te gaan tot de instelling van een Commissie van Toezicht en eerst daartoe te besluiten, indien de practijk de behoefte daaraan doet gevoelen.

Zij acht het veel beter, indien de school bestuurd wordt door den Raad van Directeur en Leeraren, waaraan eventueel de Inspecteur van het Middel-baar Onderwijs kan worden toegevoegd. Ook kan volstaan worden met den laatsten de bevoegdheid te geven om, ter plaatse zijnde, bedoelde Raadsvergaderingen bij te wonen.

§ 18. INTERNAAT.

Over dit punt kan de Commissie ko^t zijn. Het is h.i. onbetwistbaar, dat het wenschelijk is, een internaat aan deze school te verbinden. Zonder een internaat zal de opleiding niet zóó vruchtdragend zijn als anders kan worden verwacht.

Want niet alleen op de intellectueele vorming, nuar vooral en niet het minst op de zedelijke en geestelijke ontwikkeling moet worden gelet. En dit kan alleen dan geschieden, indien de leerlingen onttrokken worden aan den veeltijds verderfelijken invloed van het kampongleven, waarin zij, die voor een behoorlijke huisvesting geen zorg kunnen dragen, onvermijdelijk zullen worden getrokken.

De verdere uitwerking van dit punt kan voorshands buiten bespreking blijven.

§ 19. AANTAL SCHOLEN.

De Commissie is ervan overtuigd dat de door haar ontworpen school in een bepaalde behoefte voorziet; dat door hare oprichting zoowel de gou-vernements- als de locale belangen ten zeerste zullen worden gebaat.

Reeds van den beginne af moet dan ook vaststaan, dat een drietal van dergelijke scholen behoort te worden opgericht, nl. voor Oost-, Midden-en West-Java.

Ook in de Buitenbezittingen zullen tenminste één, liefst twee zoodanige scholen behooren te worden gesticht. De Commissie denkt hier allereerst aan Fort de Koek, voor later aan Makassar.

Bij de groote ontwikkeling die vooral op Sumatra te wachten is op het terrein van de decentralisatie, is, afgezien nog van de andere behoeften, het noodzakelijk aldaar een gelegenheid te openen om de eigen krachten van het land eene opleiding te geven, die hen geschikt maakt op de bureaux een eervolle toekomst te erlangen.

Een zoo flinke opzet, zal vertrouwen wekken. Men zal niet denken aan een „proefschool" (zooals destijds met de Rechtsschool), waardoor toch altijd een zekere aarzeling bij de Regeering zelf wordt verondersteld t.a.v.

de mogelijkheid en wenschelijkheid der inrichting. Voor proefscholen is thans geen tijd meer.

— 42 —

In verband echter met het tekort aan onderwijspersoneel zal bv. begon-nen kunbegon-nen worden met de oprichting van één school.

§ 20. TOELATING VAN LEERLINGEN.

In het algemeen zal de vóóropleiding tot deze school zijn: de Muloschool of een daarmede gelijksoortige opleiding. Op grond hiervan zullen derhalve tot de school kunnen worden toegelaten :

lo. afkomelingen der Mulojcholen ;

2o. „ van de Prins-Hendrikschool;

3o. zij die zijn toegelaten tot de 4de klas eener 5-jarige H.B.S;

4o. afkomelingen van de voorbereidende scholen voor artsen-en rechts-school;

5o. zij die het toelatingsexamen tot de school met vrucht hebben doorstaan.

Voor de toelating tot de school zal in ieder geval de eisch moeten worden gesteld, dat o.a. voor het Nederlandsch en geschiedenis een voldoend cijfer is behaald. Een voldoend cijfer in de wiskunde-vakken, en een onvoldoende voor de Ned. taal waarborgen niet, dat de betrokkene zich de op deze school te verwerken stof, welke in ieder geval een behoorlijke kennis van het Nederlandsch vereischt, kan eigen maken.

De Commissie acht het geen bezwaar, dat ook zij, die reeds eenige jaren geleden het eind-examen Mulo aflegden of een der bovengenoemde oplei-dingen hebben genoten, tot de school worden toegelaten, maar meent in het algemeen den uitersten leeftijdsgrens voor de toelating te moeten stellen op 20 jaar. Uitzonderingen op dezen regel kunnen worden toe-gelaten krachtens beslissing van het college, dat het beheer over de school voert.

§ 21. PLAATSING DER SCHOLEN.

Een oogenblik moet worden stilgestaan bij de vraag, waar de scholen moeten worden geplaatst.

In het algemeen wordt door de Commissie de wenschelijkheid uit-gesproken, dat de scholen zullen worden opgericht in goede klimaten, voor de studie niet te belemmerend en daarom moet de oprichting aan kust-plaatsen, — hoezeer ze met het oog op het vinden van bij-leerkrachten aanbeveling zoude verdienen, — echter ten sterkste worden ontraden. Het advies zou derhalve moeten luiden, de scholen op te richten te Bandoeng, te Djocja en te Malang, zoodat men — althans in de twee eerste plaatsen

— nut kan trekken van de aanwezigheid van de H.B.S. en A.M.S. De Commissie meent dat te Weltevreden, de 1ste school moet worden op-gericht, en geeft aan deze plaats boven Bandoeng de voorkeur op grond : lo. dat het van het grootste belang is om bij de oprichting van de

eerste zoodanige school verzekerd te zijn van een voldoend aantal

— 43

-leerlingen, en Weltevreden daarvoor een grootere kans biedt dan Bandöeng;

2o. dat het nieuwe gebouw van de Inlandsche rechtsschool eventueel voor deze inrichting kan worden benut ;

3o. dat indien dit niet mogelijk zou blijken, de kwestie van het internaat reeds dadelijk zou zijn opgelost door de a.s. stichting van het J. P.

Coen-gesticht.

§ 22. TOEKOMSTBLIK.

Met het bovenstaande zou kunnen worden volstaan. Echter vroeg nog één punt de volle aandacht der Commissie.

De Commissie gaat uit van de gedachte : de school te doen aansluiten aan de Mulo-school en stelt voor haar zoo spoedig mogelijk te doen openen.

Dadelijk rijst echter de vraag, of — gesteld dat de school met Juli 1921 kan worden geopend — een voldoend aantal afkomelingen van de Mulo-school zich zal opgeven voor deze nieuwe instelling.

Men vergeté niet, dat het aantal Muloscholen nog gering is; dat hare afkomelingen heel gemakkelijk onmiddellijk na het verkrijgen van hun diploma in de maatschappij of aan de Qouvernementskantoren een behoor-lijke bezoldiging kunnen bekomen en dat ten slotte een vrij groot aantal inrichtingen — nog weer vermeerderd met de ten vorige jare te Djocja opgerichte A.M.S. en de dit jaar geopende Westersch-classieke afdeeling dier school te Bandoeng — haar bibit van de Muloscholen betrekt. De vraag is alleszins gerechtvaardigd of optimistisch kan worden gedacht over den toeloop tot deze school voor Recht en Administratie.

Voorop sta natuurlijk .• dat de Regeering die toeloop door een goede regeling der toekomstige positie van de afkomelingen zelf ernstig bevordere;

maar dan nog zal het de vraag zijn, of de in het uitzicht gestelde goede positie, na een tweejarige opleiding, de leerlingen in voldoende mate trekken zal, zoodat het doel werkelijk wordt bereikt. Het moet voorshands worden betwijfeld. De opgerichte A.M.S., die de deur opent voor alle hoogere inrichtingen in Nederland zal voor velen zeer stellig meerdere aantrekking bezitten dan de school voor Recht en Administratie.

Neemt men voorts in aanmerking, dat bv. voor de Inlandsche Rechts-school in 1919 slecht 6 Mulo-leerlingen zich voor de rechtskundige af-deeling opgaven en één hunner zich nog terugirok na het met goed gevolg afgelegd Mulo-eindexamen, en dat het met de rechtstreeksche toelating op de Stovia niet veel beter gesteld is, dan mogen wij — alvorens veel meer Muloscholen zijn opgericht — ook niet een grootere toeloop naar de school verwachten.

Daarom heeft de Commissie naar middellen gezocht om een voldoende toeloop tot de school te waarborgen. Er kan o.m. een toelatingsexamen voor de school ingesteld worden, waarvoor ongeveer dezelfde eischen moeten

— 44

-gelden als voor het eindexamen der Mulo's, doch de Commissie vreest dat dit middel niet afdoende zal baten.

De eenige maatregel, die de Commissie kan voorstellen om reeds dadelijk verzekerd te zijn van een voldoenden toeloop, is het volgende middel.

De Regeering wijke tijdelijk en voorloopig van den voorgestelden opzet af en doe aan deze school een voorbereidende afdeeling vooraf gaan van 2 jaren, aansluitende aan de L.S.

De leerlingen, die eenmaal vân de L.S. zich voor de voorbereidende afdeeling hebben aangemeld, blijven die afdeeling en de daaraan verbonden vakschool doorloopen — de ervaring aan de Rechtsschool bewijst het.

Dat die afdeeling slechts twee jaarcursussen kan tellen houdt hiermede verband, dat de Inlanders anders waarschijnlijk de voorkeur zullen geven aan de 3-jarige voorbereidende afdeeling van de rechtsschool, welke een nog betere toekomstige positie verschaft. Wel is waar is — indien de Regeering zich met de opvattingen der Commissie kan vereenigen — de Inlandsche Rechtsschool bestemd om binnen afzienbaren tijd te verdwijnen ; maar zij zal toch af moeten loopen; zelfs al zou de toelating tot de lste klas der voorbereidende afdeeling van nu af worden stop gezet, dan zal nog gedurende 3 jaar voor Mulo-leerlingen de toegang tot de rechtskundige afdeeling epen staan en gedurende al dien tijd zou dus — werd geen bijzo idere maatregel genomen — de school voor Recht en Administratie geen of weinig leerlingen trekken. Die bijzondere maatregel zou kunnen zijn de instelling van een vooropleiding op een twee-jarige voorbereidende afdeeling, welke natuurlijk zooveel mogelijk het onderwijs

aan een Muloschool moet nabijkomen. Behoudens dat mogelijk minder nadruk worde g legd op de wiskundevakken. Dit middel kan eventueel worden vereenigd met het bovengenoemde: een speciaal toelatingsexamen, dat natuurlijk zijn eischen ook moet verminderen met het oog op de twee-jarige vóóropleiding.

De Commissie meent zonder bezwaar tot het nemen van dezen tijdelijken en voorloopigen maatregel te mogen adviseeren, omdat ook dan zelfs niet kan worden ontkend, dat de afkomelingen van deze eenigszins gewijzigde School voor Recht en administratie veel en veel beter zullen zijn onder-legd dan het huidige personeel der kantoren als regel is en aldus toch bereikt zal worden, hetgeen de Commissie beoogt: voorziening in het nijpend gebrek aan goed onderlegde ambtenaren, beter althans dan nu het geval is.

*

HOOFDSTUK III.

In document COMMISSIE TOT HERVORMING VERSLAG (pagina 50-57)