• No results found

voorbereidend examen voor de locale administratie in Nederlandsch-Indië ;

In document COMMISSIE TOT HERVORMING VERSLAG (pagina 26-33)

Van de meeste der bedoelde autoriteiten werd bericht en voorlichting ontvangen, terwijl ook velen te kennen gaven in hoeverre de oprichting

1. voorbereidend examen voor de locale administratie in Nederlandsch-Indië ;

15

-2. examen ter verkrijging eener akte van bekwaamheid in de Locale administratie ;

met welke ontwerpen door de Commissie rekening is gehouden,

§ 2. DOEL DER SCHOOL VOOR RECHT EN ADMINISTRATIE.

Zooals boven reeds werd opgemerkt is het doel om in het nijpend gebrek aan goed onderlegd lager personeel der bovengenoemde instellingen te voorzien. De Commissie was zóc doordrongen van de wenschelijkheid, om in het gebrek aan een goede opleiding te voorzien door de stichting eener school als door haar kortelijk werd geschetst, dat zij in haar circulaire reeds vooronderstelde, dat haar voornemen algemeene instemming zou ontvangen; het heeft haar dan ook zeer teleurgesteld, dat dit niet bij allen onvoorwaardelijk het geval bleek, maar dat nog door sommigen het nut der instelling werd in twijfel getrokken of ontkend, (zie Bijlage IV).

§ 3. VOOR ALLE LANDAARDEN.

Hoewel het in den tegenwoordigen tijd, waarin juist zoo sterk wordt gestreefd naar het wegnemen van rascriteria, ook en niet het minst bij het onderwijs, bijna niet anders te verwachten was, stemt het toch blijde, te mogen ervaren, dat geen der adviseurs ook maar eenig bezwaar heeft inge-bracht tegen het reeds dadelijk door de Commissie ingenomen standpunt, dat de op te richten school behoort open te staan voor alle landaarden, en dus ook de vervulling van alle ambten, welke voor de afkomelingen dezer inrichting worden opengesteld, voor geen enkelen landaard behoort te wor-den onmogelijk gemaakt. .

§ 4. OPLEIDING TOT WELK AMBT.

Verschillende voorlichters deden aan hunne gewaardeerde adviezen eenige opmerkingen voorafgaan, die afzonderlijk moeten worden besproken.

Bezwaar werd gemaakt, dat de door de Commissie bedoelde school overeenkomstig haar rondschrijven ook zou opleiden tot het ambt van referendaris.

1. De Directeur van Onderwijs en Eerediensi merkte op, dat het niet in de bedoeling zal liggen om de thans voor den rang van referendaris geldende benoembaarheidseischen te doen vervallen. Die eisenen gaan toch veel verder dan bereikt kan worden met een Mulo-school en een daarop volgende twee-jarige vakopleiding. Voor de abituriënten der school zal dus z.i. de referendaris-rang niet zonder meer beschikbaar

— 16

-zijn en zal voor hen die daarvoor in aanmerking komen een persoonlijke dispensatie van die eisenen noodig blijken.

2. Een dergelijke opmerking maakte de Directeur van Financiën die meende dat het ambt van referendaris - althans bij een Departement van Algemeen Bestuur - niet kan worden gerekend tot de lagere bureau-betrekkingen, zoodat het hem „ter voorkoming van misverstand

„gewenscht lijkt, dat bij eene eventueele uitvoering der plannen op

„den voorgrond wordt gesteld een opleiding voor de

commies-betrek-„kingen. Zeer licht toch zal de opvatting ingang kunnen vinden, dat het

„doorloopen hebben van de school, later min of meer aanspraak zal geven

„op eene benoeming tot referendaris". De practijk zal moeten uitwijzen in hoeverre de abituriënten in aanmerking zullen kunnen komen voor de betrekking van referendaris, waaraan hoogere eischen worden be-steld.

Voor het welslagen van den cursus achtte hij het dan ook van belang de verwachtingen niet al dadelijk te hoog te spannen en hij meende dat de school reeds ten volle aan haar doel zal beantwoorden als het mogelijk blijkt de kantoren van goed onderlegd lager personeel te voorzien.

3. Ook de Directeur van Justitie maakte hetzelfde bezwaar, maar meende uit het rondschrijven te mogen lezen, dat een opleiding tot het ambt van referendaris toch eigenlijk ook niet door de Commissie was bedoeld.

4. De Burgemeester van Batavia merkte op, dat de hoogere ambtenaren (referendarissen) bekwaam moeten worden gemaakt voor het meer organiseerend werk, en hunne opleiding dus niet in één adem mag worden genoemd met die van de lagere ambtenaren, waarom hij dan ook betwijfelde of die opleiding tot organiseerend werk zelfs in een twee-jarigen cursus kan worden gegeven.

De hier gemaakte bezwaren moeten worden beaamd. Inderdaad zijn de eischen voor referendaris hooger dan wat de school beoogt te geven.

Doch vergeten mag niet worden, dat de referendaiissen vaak voortkomen uit de rangen der commiezen en hoofdcommiezen en dat, indien de opleiding dezer laatsten — die thans niet zelden uitsluitend als vóóropleiding hebben genoten de lagere school, met klein-ambtenaarsexamen als sluitstuk — in den door onze Commissie bedoelden zin wordt verbeterd, de keuze voor referendaris uit die aldus gevormde commiezen en hoofdcommiezen zooveel gemakkelijker zal zijn, zij het ook, dat men dan dispensatie zal moeten verleenen, zooals door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst werd opgemerkt.

Hoewel dus benoeming van referendarissen uit de kringen der hoofd-commiezen niet onmogelijk, zelfs waarschijnlijk zal blijken, is het toch zeer

17

-gewenscht rekening te houden met de opmerking van den Directeur van Financiën en derhalve niet te spreken over een opleiding tof het referen-daris-ambt, om teleurstellingen en misverstand te voorkomen.

§ 5. AANSLUITING AAN WELKE INRICHTING VAN ALGEMEEN ONT-WIKKELEND ONDERWIJS?

In het algemeen juichte men ten zeerste toe, dat de Commissie de school wil doen aansluiten aan de Mulo-school. Door een enkelen voorlichter werd zelfs de Mulo-opleiding voldoende geacht en voor de vervulling van een ambt aan het onder zijn leiding staand kantoor, bijzondere kennis van recht en administratie niet noodig geoordeeld (zie Bijlage V ).

De Commissie acht het niet noodig op deze laatste opmerking diep in te gaan, nu ze blijkbaar door niemand anders werd gedeeld.

De Commissie mag dus aannemen, dat zij een goede keuze heeft gedaan met de School voor Recht en Administratie te doen aansluiten aan de Mulo-school. In hoeverre voorloopig uit hoofde der tijdsomstandigheden van dezen eisch zal moeten worden afgeweken, komt hieronder ter sprake, maar h.i. behoort de Regeering bij de vaststelling van de opleiding en het program der Rechts- en Administratieschool uit te gaan van de gedachte, dat zij aansluite aan de Muloscholen, dan wel aan een daarmede gelijk te stel-len opleiding, als een noodzakelijke vóóropleiding voor deze school.

§ 6. DAGSCHOOL OF AVONDCURSUS ?

De Directeur van Justitie deed het voorstel dat geen dagschool, maar avondcursussen zullen worden geopend. Hij ging uit van -de overweging, dat het lagere personeel gerecruteerd wordt uit degenen, die het klein-ambtenaarsexamen hebben afgelegd, die zoo spoedig mogelijk wenschen te verdienen, en hij wenschte avondlessen om deze categorie van amb-tenaren in de gelegenheid te stellen hunne kennis te vermeerderen en zich daar te bekwamen voor de hoogere rangen.

Een avondcursus zal echter naar het oordeel der Commissie nooit voldoende verbetering kunnen brengen in het gehalte van het personeel.

Die is alleen te vinden in een verbeterde vóóropleiding en met hetconsta-teeren van het feit, dat op het oogenblik nog uit gebrek aan beter, het lager personeel wordt gerecruteerd uit hen, die het klein-ambtenaarsexamen heb-ben afgelegd, wordt nog niets beslist over de vraag of dit ook in de toe-komst zoo behoort te blijven. En op die naaste toetoe-komst behoort toch allereerst het oog gericht te zijn. En dan kan niet anders gezegd worden, dan dat een avondcursus geen afdoende verbetering brengen kàn, alleen al om deze reden, dat na een volbrachte dagtaak een extra avondcursus te veel van de physieke en psychische krachten der leerlingen en leeraren

— 18 —

vraagt. Het bezoek van den avondcursus is bovendien veel ongeregelder, het aantal absenten veel grooter, hetgeen begrijpelijk is, wanneer men bedenkt, hoevele avonden men meestal moet offeren aan een dergelijken cursus, zoodat van een sociaal medeleven met de omgeving gedurende een of twee jaren vrijwel geen sprake is.

Het komt der Commissie dan ook noodzakelijk voor, dat de school moet zijn een dagschool, die tot de bedoelde betrekkingen opleidt.

Of daarnaast voor de verdere opleiding van het reeds in dienst zijnde bureaupèrsoneel een of meerdere avond-cursussen in het leven moeten worden geroepen, of reeds bestaande — als die van den Bond van niet-ge-diplomeerde ambtenaren, thans overgenomen door de Gemeente Batavia — moeten worden ondersteund, is een geheel andere vraag, die met de betrekkelijke plannen der Commissie niets uitstaande heeft, maar welker bevestigende beantwoording ook door haar billijk Wordt geacht, geheel in overeenstemming met de desbetreffende adviezen van den Commandant der Zeemacht en den Voorziiter van den Gewestelijken Raad van Soerabaia en met den wensen, uitgesproken door den Burgemeester van Batavia. Avond-cursussen liggen geheel in de lijn van de voorstellen der Vereeniging voor Locaie Belangen, die—als reeds boven werd gezegd-reglementen ontwierp voor examens tot verkrijging van een akte, door de vereeniging uit te reiken. Infusschen worde er de nadruk op gelegd, dat het bestaan van dergelijke avondcursussen in geen enkel opzicht te kort doet aan de wen-schelijkheid van eene afzonderlijke school als door onze Commissie wordt voorgesteld en dat de gedachte, — b.v. geuit in het jaarverslag 1918—1919 van den cursus voor den bureaudienst te Batavia blz. 26 e.v. — alsof met avondcursussen zou kunnen worden volstaan, niet gerechtvaardigd is.

§ 7. OPLEIDING OOK TOT VRIJE BEROEPEN?

De Commissie stelt op den voorgrond, dat het hier voorgestelde type van scholen bestemd is in het bijzonder om goede ambtenaren op te leiden — ambtenaren zoowel voor gouvernementeele als voor gedecentraliseerde dien-sten. Bedoeling is te voorzien in het groot tekort aan ambtenaren.

Dit neemt niet weg, dat vrije toelating d.i. toelating van hen, die niet voornemens zijn ambtenaren te worden, niet behoeft te worden buitengesloten.

De Commissie acht een oplossing van dit vraagstuk als voor de N. I. A. S.

te Soerabaia is gevonden de meest gelukkige. Beide categorieën van leerling-en, zoowel a.s. Gouvernements-ambtenaren als vrije beroepswilligen zijn daar vereenigd. Zij, die gebruik maken van de door het Gouvernement beschik-baar gestelde toelagen, moeten echter een overeenkomst aangaan, waardoor zij zich voor den Gouvernementsdienst gedurende een zeker aantal jaren verbinden.

Een dergelijke regeling zou ook hier getroffen kunnen worden, met dien verstande echter, dat met het oog op het beperkte aantal leerlingen der klassen

— 19 —

en vooropstellende het doel der scholen, slechts een betrekkelijk gering aantal plaatsen voor vrije beroepswilligen beschikbaar gesteld kan worden.

Voor de overige plaatsen kunnen studie-beurzen worden ingesteld, die een rechtvaardigingsgrond scheppen voor het eischen van acten van verband.

Regel behoort dus te zijn, dat de studie geschiedt tegen een toelage, maar dat een zeker aantal plaatsen beschikbaar blijft voor leerlingen, die zich niet wenschen te binden aan den Gouvernementsdienst.

Uitwerking van deze gedachte tot in bijzonderheden, acht de Com-missie verder onnoodig. Het bedrag der hier bedoelde studie-toelage worde op denzelfden leest geschoeid als bij overeenkomstige scholen geregeld is

§ 8. KANTOREN NIET ENKEL IN 'S LANDS DIENST MAAR OOK VAN DEN DIENST DER GEDECENTRALISEERDE KRINGEN.

De vraag of het op den weg der Regeering ligt om in deze ook de belangen der Locale ressorten te behartigen en of dit niet veeleer aan de bemoeienis dier ressorten zelf behoort te worden overgelaten, meent de Commissie in eerstgemelden zin te moeten beantwoorden. Afgezien van het feit, dat de lokale ressorten nog lang niet voldoende georganiseerd zijn, om als het ware coöperatief een dergelijke opleiding in het leven te roepen, acht de Commissie, dat het hier bij uitstek een landsbelang geldt. Immers waar de Regeering van zins is de decentralisatie zeer snel over de geheele linie door te voeren, ligt het ook op Haar weg om met kracht de opleiding van ambtenaren voor den dienst der gedecentraliseerde kringen aan te vat-ten, om te zorgen, dat de taak, die zij aan die ressorten opdraagt, naar behooren kan worden ten uitvoer gebracht. De Commissie ziet niet over het hoofd, dat'er gevaar bestaat, dat öe gedecentraliseerde kringen door hoogere bezoldigingen de Gouvernements-ambtenaren kunnen overhevelen. Die mogelijkheid is echter een gevolg juist van het groote tekort aan geschikte ambtenaren. De oprichting van deze school, waardoor een grooter aantal goed opgeleide ambtenaren voor Gouvernements- en voor gedecentraliseerde diensten beschikbaar komt, zal de scherpe concurrentie tusschen beide verminderen.

De opleiding der ambtenaren, die voor de gedecentraliseerde kringen bestemd zijn, kan door die kringen worden bekostigd en aangemoedigd bv. door het beschikbaarstellen van studiebeurzen. Voor die kringen kan zoo noodig een zeker aantal plaatsen worden gereserveerd. De overheveling van de ambtenaren bestemd voor de Gouvernements- kantoren naar die der gedecentraliseerde kringen kan verder worden tegengegaan — althans worden belemmerd — door het scheppen van een verband tusschen het Land en de opgeleiden.

§ 9. GEMEENSCHAPPELIJK LEERPLAN VOOR HET Ie JAAR.

In haar rondschrijven van 27 Januari 1919 No. 4 schetste de Commissie de opleiding aan de School voor Recht en Administratie in grove trekken als volgt :

20

-„De opleiding zou. kunnen bestaan in een 2-jarigen dagcursus; na

„een gezamenlijke opleiding voor den duur v a n , l jaar, waarin de ,,gemeenschappelijke vakken zouden zijn te onderwijzen, zoude de twee-d e jaarcursus in twee aftwee-deelingen gesplitst kunnen wortwee-den, waarin twee-dan ,,in de eene meer het onderwijs kan worden ingericht op de toekomst

„aan de griffieën en aanverwante kantoren en in de andere het onderwijs

„meer rekening kan houden met de eischen voor de administratie; niet

„het minst voor die der gedecentraliseerde kringen."

In hoeverre heeft deze gedeeltelijke gemeenschappelijke opleiding in-stemming of afkeuring ondervonden?

Over het algemeen werd dat plan klaarblijkelijk zonder meer mogelijk geacht. Slechts van één kant vond deze gezamenlijke opleiding voor de 3 hiergenoemde categoriën van ambtenaren bestrijding.

De Voorzitter van den Gewestelijken Raad te Semarang n.1. meende, dat de opleiding^voor beide categoriën van adspirant-ambtenaar — in het schrijven der Commissie genoemd — van den beginne af gescheiden dienen te worden gehouden, aangezien de eischen, aan elke categorie te stellen, geheel verschillen.

„Alleen de algemeene elementaire beginselen van het recht, waarvan de

„behandeling toch zeker geen jaar in beslag zal nemen zouden aan

„beide categoriën gezamenlijk onderwezen kunnen worden. Daarna

„zullen de griffie-ambtenaren zich bijkans geheel hebben te wijden aan

„burgerlijk en~ strafrecht, de secretarie-ambtenaren aan staatsrecht en

„hun verdere vakopleiding."

Het komt der Commissie voor dat dit advies te eenzijdig is. De Voor-zitter van den Gewestelijken Raad verliest h.i. uit het oog, dat behalve de door hem bedoelde algemeene inleiding in de elementaire beginselen van het recht, ook en vooral het Nederlandsch doorloopend een ernstig beoefend vak moet blijven, zoodat ook daarvoor gezamenlijke opleiding mogelijk is en voorts nog verder gemeenschappelijk kunnen worden gegeven Maleisch, Land- en Volkenkunde, practische oefening in het lezen van wetten, in de samenstelling van brieven, conceptverslagen, samenvattingen en dergelijke, algemeene bureau-correspondentie, beginselen van boekhouden e.a., die hier-onder bij de bespreking van het leerprogram nader aan de orde zullen worden gesteld. De Commissie blijft daarom van meening, dat zeer wel voor de hier genoemde categoriën van ambtenaren een gemeenschappelijke opleiding is te regelen, die een vol jaar in beslag neemt.

§ 10. GEZAMENLIJKE OPLEIDING VOOR GOUVERNEMENTS- EN VOOR LOCALE KANTOREN.

Van een geheel anderen aard is de opmerking van den Burgemeester van Batavia. In zijn schrijven van 4 April 1919 No. 1552 erkent hij de

- 21 —

mogelijkheid van een éénjarige gemeenschappelijke opleiding, doch bestrijdt

In document COMMISSIE TOT HERVORMING VERSLAG (pagina 26-33)