• No results found

MYP docenten

Bijlage 3. Vragenlijst docenten

Informatie gedeeld met de docenten:

Beste collega´s.

Zoals jullie weten ben ik bezig met het afronden van mijn studie. Ik ben bezig met het schrijven van mijn scriptie, en hierin onderzoek ik in hoeverre het Nederlandse taakverwervingsonderwijs op het United World College Maastricht overeenkomt met de theorie over taalverwervingsonderwijs en de theorie zoals het MYP het voor ogen heeft.

De vragenlijst bestaat uit 82 stellingen. De stellingen moeten beantwoord worden met altijd, meestal, soms, nooit / helemaal mee eens, mee eens, niet helemaal mee eens, helemaal niet mee eens. Er zijn geen goede of foute antwoorden, het gaat er enkel en alleen om dat ik inzicht krijg in hoe wij

lesgeven, en met welke leertheorieën en taalleertheorieën dit overeenkomt. De antwoorden zijn anoniem. Ik zou jullie zeer dankbaar zijn als jullie me zouden willen helpen met het invullen van deze vragenlijst.

Bedankt! Céline

Vragenlijst:

0 helemaal mee eens / altijd 0 mee eens / meestal

0 niet helemaal mee eens / soms 0 helemaal niet meer eens / nooit

1. Tijdens de les herhalen we meermaals de geleerde woorden/zinnen.

2. Ik geef positieve feedback als een leerling een goed antwoord geeft.

3. Ik bespreek de verschillen tussen het Nederlands en het Engels met de leerlingen.

4. Ik houd rekening met de beginsituatie van de leerlingen.

5. Ik geef losstaand grammaticaonderwijs.

6. Ik bouw de Nederlandse zinnen stap voor stap op met de leerlingen.

7. De leerlingen hebben onderling interactie tijdens de les.

8. Ik geef buitenschoolse opdrachten, waarbij de leerlingen het geleerde in de praktijk moeten brengen.

9. Tijdens de les proberen de leerlingen oplossingen te vinden voor verschillende taalproblemen.

10. Tijdens de les wordt gebruik gemaakt van technologie.

11. De leerlingen moeten zelf op onderzoek uitgaan om hun Nederlands te verbeteren.

12. De leerlingen leren niet van mij, maar van het internet of van klasgenoten.

146

14. De leerlingen overleggen en discussiëren over de oplossingen van een taalprobleem.

15. Ik plan excursies om hetgeen de leerlingen in de klas hebben geleerd toe te passen in de praktijk.

16. Ik leer de leerlingen grammatica regels met de daarbij behorende voorbeelden en uitzonderingen.

17. Nederlands kunnen lezen en schrijven is belangrijker dan kunnen spreken en luisteren.

18. Ik spreek Engels tijdens de les.

19. Ik spreek alleen Nederlands tijdens de les.

20. Nederlands kunnen spreken is het belangrijkste van de Nederlands lessen.

21. Iedere paar weken behandel ik een nieuw onderwerp met de klas.

22. De leerlingen leren woorden en zinnen die ze direct buiten school kunnen gebruiken.

23. Ik maak gebruik van plaatjes met woorden en/of zinnen om leerlingen Nederlands te leren.

24. Er wordt maar één specifiek onderwerp per keer getoetst (bijvoorbeeld werkwoordvervoeging)

25. De leerlingen hoeven pas Nederlands te praten als ze de taal goed begrijpen.

26. Ik geef instructies aan de leerlingen, die de leerlingen moeten herhalen, nadoen en volgen.

27. Woordenschat en grammatica is belangrijker dan lezen, spreken, luisteren en schrijven.

28. De leerlingen leren hun mening te geven in het Nederlands.

29. De leerlingen spelen educatieve spellen tijdens de les.

30. In de les spelen de leerlingen vaak rollenspellen.

31. De leerlingen mogen fouten maken, als het maar duidelijk is wat ze met hun uiting bedoelen.

32. Er zijn geen aparte lees, schrijf, spreek, luister, grammatica of woordenschat lessen. Alle vaardigheden worden geïntegreerd.

33. De leerlingen werken samen tijdens de les.

34. De leerlingen evalueren zelf of hun Nederlands vooruit gaat of niet.

35. Ik geef geen klassikale lessen; alle leerlingen werken aan hun eigen opdracht.

36. Ik leg uit waarom het belangrijk en leuk is om Nederlands te leren.

37. Ik coach de leerlingen door het stellen van vragen waarover de leerlingen moeten nadenken.

38. Ik laat de kinderen zelf beseffen wat ze goed/fout doen door het stellen van vragen.

39. De leerlingen werken tijdens de les aan hun eigen onderzoeksvragen.

40. In de les behandel ik de tekstdoelen, tekstsoorten en de doelgroep van de teksten die we lezen.

147

42. Ik bespreek met de leerlingen hoe ze het goede antwoord op een tekstverklaarvraag uit de tekst (hadden) kunnen halen.

43. Ik behandel de luisterstrategieën tijdens de lessen.

44. Ik gebruik beeldfragmenten bij het luisteronderwijs.

45. Ik maak gebruik van authentieke beeld/audiofragmenten tijdens de lessen.

46. De leerlingen maken een woordweb met specifieke woordenschat voordat ze een spreekoefening doen.

47. Om de spreekvaardigheid te verbeteren, wordt er gebruik gemaakt van rollenspellen.

48. Ik bespreek de verschillende accenten, de intonatie, de klemtoon etc. tijdens de lessen.

49. Ik bespreek de verschillende tekstsoorten die de leerlingen moeten kunnen schrijven tijdens de les.

50. Ik bespreek eerst een voorbeeldtekst, voordat de leerlingen zelf een tekst moeten schrijven.

51. Ik bespreek met de leerlingen wat er in een inleiding, middenstuk en slot van een tekst geschreven moet worden.

52. Nadat de leerlingen nieuwe woorden hebben geleerd, worden deze woorden herhaald en worden er oefeningen mee gedaan.

53. De leerlingen leren impliciet nieuwe woorden door teksten de lezen en audiofragmenten te beluisteren.

54. Ik behandel woordleerstrategieën in de klas.

55. Ik leg de Nederlandse grammatica regels uit.

56. De leerlingen oefenen de grammatica in tweetallen of in groepjes.

57. De leerlingen begrijpen de grammatica regels die ik uitleg

58. In de les wordt aandacht besteed aan luisteren, spreken, lezen, schrijven, kijken en interpreteren.

59. Ik toets de leerlingen formatief en summatief.

60. Ik werk met units.

61. Het leren communiceren in Nederlands is het belangrijkste tijdens de Nederlands lessen.

62. De leerlingen moeten verbanden leggen tussen teksten, auteurs en het publiek.

63. De leerlingen leren over de Nederlandse gewoontes en tradities.

64. De leerlingen leren over verschillende culturen tijdens de Nederlandse les.

65. Ik houd rekening met een globale context bij het geven van mijn lessen.

66. Ik werk tijdens de lessencyclus met een of meerdere “statements of inquiries”.

67. De leerlingen moeten kennisvragen over het Nederlands kunnen beantwoorden

68. Er wordt tijdens de Nederlands les gedebatteerd en/of gediscussieerd.

69. Tijdens de Nederlands lessen verbeteren de leerlingen hun ATL skills.

70. Ik maak gebruik van veel verschillende bronnen/materialen in mijn Nederlands lessen.

148

72. Ik zorg ervoor dat de leerlingen ook buiten de klas hun Nederlands kunnen verbeteren.

73. Ik geef de leerlingen complimenten.

74. Ik houd rekening met de wensen en behoeften van de leerlingen.

75. Ik laat de leerlingen hun creativiteit gebruiken tijdens de lessen.

76. Ik differentieer tijdens de lessen.

77. Ik laat de leerlingen (digitale) media gebruiken om Nederlands te leren.

78. Ik vertel de leerlingen aan het begin van de les wat de lesdoelen zijn.

79. Ik maak gebruik van motiverende werkvormen.

80. De leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun leren.

81. Ik geef de leerlingen keuzemogelijkheden tijdens de les.

82. De leerlingen leren zowel individueel, als in tweetallen en in kleine groepjes.

149