Figuur 18: Resultaten luistervaardigheid
44% 25% 19% 12%
leerlingenscore
luistervaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
39% 44%
17%0%
docentenscore
luistervaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
97 Het luistervaardigheidsonderwijs scoorde het hoogste van alle vaardigheden. Bijna de helft van alle respondenten was zeer positief over het
luistervaardigheidsonderwijs en minder dan 25% gaf een lage of zeer lage score, waarbij de docenten aangaven geen enkel kenmerk van goed
luistervaardigheidsonderwijs nooit toe te passen. De leerlingen stelden dat tijdens het luisteren zowel het horen als het begrijpen belangrijk wordt geacht, en dat tijdens het luisteren gebruik wordt gemaakt van authentieke
luisterfragmenten. Deze luisterfragmenten worden, zoals te lezen is in bijlage 5, veelvuldig ingezet tijdens de lessen en worden altijd of vaak ondersteund met beeldfragmenten. In bijlage 4 kan gelezen worden dat de leerlingen vrijwel altijd opdrachten moeten maken naar aanleiding van zo’n luisterfragment. Ook bij het luistervaardigheidsonderwijs werd er door de docenten uiteenlopend gereageerd op de stelling over de luisterstrategieën. Deze worden door alle docenten wel eens behandeld, maar door sommige docenten altijd, terwijl andere docenten er slechts soms aandacht aan besteden. Na bespreking van de resultaten van alle taalvaardigheden, wordt op dat punt nog apart teruggekomen.
Leesvaardigheid
Figuur 19: Resultaten leesvaardigheid
Het leesonderwijs scoorde vrij hoog, met een ruime meerderheid van positieve antwoorden bij zowel de leerlingen als de docenten. Slechts zeven procent van de leerlingen zei bepaalde kenmerken nooit terug te zien in de les en de
docenten hebben zelfs geen enkele keer een stelling met “nooit” beantwoord. Dit
25% 37% 31% 7%
leerlingenscore
leesvaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
39% 28% 33% 0%
docentenscore
leesvaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
98 betekent dat de gevraagde kenmerken in iedere klas minimaal soms, maar vaak regelmatig of zelfs altijd terugkomen tijdens de leesvaardigheidslessen. De vragen die over de gelezen teksten worden gesteld, zijn over het algemeen goed en komen overeen met de in de theorie gevonden kenmerken van goede
leesvaardigheidsvragen. In bijlage 4 kan worden gelezen dat de leerlingen aangaven dat de leesteksten over het algemeen wel over bekende onderwerpen gaan, maar dat er geregeld veel onbekende woorden in staan. De docenten gaven aan dat ze niet altijd de tekstbegripvragen en
-antwoorden samen met de leerlingen bespreken, maar dat dit meestal wel gebeurt. Er werd door de docenten uiteenlopend gereageerd op de stelling over tekstsoorten, tekstdoelen en doelgroepen en op de stelling over de
leesstrategieën. Deze worden door alle docenten wel eens behandeld, maar door sommige docenten altijd, terwijl andere docenten er slechts soms aandacht aan besteden. Na bespreking van de resultaten van de verschillende
taalvaardigheden, komen we op dit punt nog apart terug.
Spreekvaardigheid
Figuur 20: Resultaten spreekvaardigheid
Spreekvaardigheid scoorde over het algemeen niet heel goed, maar ook niet slecht. Er was slechts een klein percentage van de respondenten heel positief, en meer dan 15% van de respondenten gaf aan de kenmerken nooit terug te zien in het Nederlandse tweedetaalverwervingsonderwijs. Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van rollenspellen om de spreekvaardigheid van de leerlingen te
15% 28% 37% 20%
leerlingenscore
spreekvaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
17% 44% 28% 11%
docentenscore
spreekvaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
99 verbeteren. Er worden dan vaak van te voren woordwebben gemaakt om de woordenschat op te halen, maar er zijn ook klassen waar dit maar zelden gebeurt. Tijdens het spreken wordt er wel gewezen op grammaticale fouten, maar deze worden door de docenten niet als een groot probleem gezien. De verschillende accenten die er in Nederland bestaan, de klemtonen en de intonatie van woorden en/of zinnen worden niet regelmatig besproken door de docenten. Uit bijlagen 4 kan worden afgeleid dat ongeveer de helft van de leerlingen aangaf zich regelmatig of vaak niet op zijn gemak te voelen om Nederlands te spreken tijdens de lessen en dat een ruime meerderheid van de leerlingen zei nooit of zelden Nederlands te spreken buiten school.
Schrijfvaardigheid
Figuur 21: Resultaten schrijfvaardigheid
Een meerderheid van de participanten heeft positief gereageerd op de stellingen over het schrijfvaardigheidsonderwijs. De leerlingen leren over het algemeen stap voor stap hoe ze een tekst moeten opbouwen, en de teksten die ze moeten schrijven hebben vaak een duidelijk doel. Een overduidelijke meerderheid van de leerlingen gaf echter aan dat er niet geschreven wordt naar bestaande personen en dit haalt de totaalscore van de schrijfvaardigheid omlaag. De docenten gaven aan dat schrijfopdrachten regelmatig ingeleid worden met een voorbeeldtekst die aangeeft hoe een bepaalde tekstsoort eruit moet zien. Daarnaast leren de
leerlingen vrijwel altijd wat er precies in een inleiding, middenstuk en afsluiting van een tekst moet staan. Net als bij de andere vaardigheden werd er ook bij de
16% 33% 32% 19%
leerlingenscore
schrijfvaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
39% 33% 17% 11%
docentenscore
schrijfvaardigheid
helemaal mee eens / altijd mee eens / meestal
niet helemaal mee eens / soms helemaal niet mee eens / nooit
100 schrijfvaardigheidsstellingen verschillend gereageerd op de vraag of er
verschillende tekstsoorten behandeld worden in de les. Een aantal docenten gaf aan dit altijd te behandelen, terwijl anderen aangaven slechts soms of zelfs nooit aandacht aan verschillende tekstsoorten te besteden. Dit betekent dat de
verschillende tekstsoorten niet bij iedere docent onderdeel uitmaken van het schrijfvaardigheidsonderwijs. Voor de precieze resultaten van de individuele stellingen, wordt verwezen naar bijlage 4 (leerlingenresultaten) en bijlage 5 (docentenresultaten).