• No results found

6.3 De resultaten

6.3.3 Voortkabbelende bekendheid (1992-1998)

In de maanden en jaren na Antjie Krogs optreden op het Poetry International Festival in 1992, maar vóór haar eerste Nederlandse publicatie in 1999, werden er nog zes artikelen gepubliceerd waarin de Zuid-Afrikaanse auteur onderwerp van dan wel deelnemer aan het gesprek is. Een maand na Poetry International wijdde het vrouwenblad Viva een kort stukje aan Krog, dat niet (noodzakelijk) samenhangt met haar eerdere optreden in Rotterdam.174 Schrijver van het stuk,

171 Oomens, 22-06-1992

172 Tijdens het Poetry International vond het zogenaamde vertaalproject plaats, waarbij deelnemende

dichters uit verschillende landen enkele gedichten van Russische-Tsjoevasjische schrijver Gennadi Ajgi vertaalden naar hun eigen moedertaal.

173 Bakker, z.d.

63

Pieter Vandermeer, noemt Krog ‘ooit één van Zuid-Afrika’s beruchtste dichters’ en na acht jaar ‘een van Zuid-Afrika’s beroemdste dichters’. Het betreft hier een duidelijke ‘mention’ als vorm van heterorepresentatie, waarbij Vandermeer zelf al een vergelijking trekt over langere termijn. Naar welk moment hij precies verwijst, of wat er in die acht specifieke jaren zich precies heeft voltrokken, wordt niet duidelijk. Ook licht Vandermeer enkele specifieke zaken uit Krogs levensloop en poëzie, namelijk dat zij werkzaam was in zwarte townships en erotische verzen schreef (‘twee dingen die je in conservatief Zuid-Afrika beter niet kon doen’) en in haar werk veelal thema’s aanstipt als de vrouw, de toekomst van Zuid-Afrika, de Afrikaner gevoelens en het samengaan van blank en zwart.

Op 27 januari 1996 komt Antjie Krog kort aan het woord in een uitgebreid artikel van Zuid-Afrika correspondent Peter ter Horst in NRC175, waarin hij de stand van zaken schetst van

het nieuwe Zuid-Afrika – ‘het regenboogvolk’. In het artikel, getiteld ‘De blanke Afrikaner moet leven zonder het vanzelfsprekende baasskap’, werpt hij een blik op het land ten tijde van de eerste zwarte president. Ter Horst biedt onder anderen Antjie Krog de ruimte om de uiteen- gezette sociaalpolitieke feiten te illustreren met haar persoonlijke ervaringen. De veranderde situatie aan de kersttafel, de discussies met haar familie over de beste schoolkeuze voor hun kinderen, het verergerende anti-blankracisme en de hekken rondom de boerderijen: allerlei veranderingen sinds het wegvallen van de blanke overheersing komen aan bod. Ter Horst schrijft dat Krog al lang afscheid genomen heeft van het Afrikanerdom, maar dat de nostalgie onder haar generatie nog vaak de kop op steekt: ‘Het is die geur van de puurheid, van onschuld, de zekerheid van total control.’ Zelf legt ze zich echter liever bij de nieuwe situatie neer en ervaart het gevoel van ‘er niet meer toe te doen’ als een bevrijding: ‘In zekere zin is het ver- vreemdend, maar je raakt er ook van bewust dat je deel uitmaakt van een echt land – een land zoals het is.’ Hiermee vormt dit artikel een bron van discursieve externe autorepresentatieve elementen, daar uit de verschillende citaten van Krog haar indirecte visies op en ideeën over haarzelf als onderdeel van een groter geheel (of: een groter veld) blijken.

Twee jaar later ging Peter ter Horst opnieuw in gesprek met Antjie Krog over de politieke situatie in Zuid-Afrika, maar ditmaal spitste hij zich toe op de rapporten en maatschappelijke gevolgen van de Waarheidscommissie en publiceerde het stuk in de Leeuwarder Courant.176 Krog

berichtte over dit proces als journalist bij de radio (wat volgens Ter Horst ook een financiële noodzaak was, daar ‘Krog een vooraanstaand Afrikaans dichteres’ is en een carrière als dichter ‘ook in Zuid-Afrika geen brood op de plank’ brengt) en schreef erover in haar boek Country of my

Skull.177 Ze acht het werk van de Waarheidscommissie én de kennis daarvan ‘essentieel om te

175 Ter Horst, 27-01-1996 176 Ter Horst, 04-08-1998

64

overleven in dit land’. Dat veel blanken zich hebben afgewend van de confronterende resultaten van de Commissie, vindt Krog niet verwonderlijk: er schuilt volgens haar namelijk een grote complexiteit achter het toegeven van de fouten die de blanken eerder hebben begaan. ‘’Het is ook schokkend’, zegt Krog. ‘In je hart dacht je toch altijd: het is niet waar. (…) Geen schrijver had dit kunnen bedenken. De waarheid gaat iedere verbeelding te boven’.’

In beide verhandelingen van Peter ter Horst neemt Antjie Krog de positie in van lokale ervaringsdeskundige van de Zuid-Afrikaanse politiek. Of dit gegeven bijdraagt aan de vorming van haar posture lijkt evident - lezers van het artikel zullen Krog na het lezen van het stuk immers vermoedelijk eerder of vaker verbinden aan de politiek van Zuid-Afrika. Lastiger is het echter om te beoordelen of dit onder auto- of heterorepresentatie zou vallen. De correspon- dentie tussen NRC/Leeuwarder Courant, Ter Horst en Krog voorafgaand aan dit artikel zou kunnen uitwijzen wie de aanzet gaf voor de publicatie en de invulling van bijdrage. Een hypothese kan zijn dat Ter Horst als correspondent via het betreffende medium de opdracht kreeg een stuk te schrijven over de Waarheids- en Verzoeningscommissie en hij daar zelf Antjie Krog voor benaderde, maar het is ook niet uitgesloten dat Krog zelf contact opnam met de correspondent. Het valt helaas buiten de lijnen van het onderhavige onderzoek om ook

dergelijke correspondentie mee te nemen in de analyse. Natuurlijk kunnen we wel op basis van de uiteindelijke krantenbijdragen enige aannames reproduceren die duidelijker als auto- of heterorepresentatie gemarkeerd kunnen worden. Zo schrijft Ter Horst in het eerste artikel uit 1996 over Krog als ‘bekend Afrikaans dichteres en journaliste’ die in de jaren tachtig actief was in het verboden ANC, en heeft hij het in 1998 over ‘de dichteres, schrijfster en journaliste’ wat hij later specificeert met ‘een vooraanstaand dichteres’, waarmee hij op bescheiden wijze

heterorepresenteert. Als autorepresentatie kunnen de door Ter Horst vertaalde citaten en parafrasen van Krog dienen. In het artikel uit 1996 komt hierin Krogs ‘hoogst incorrecte’ afscheid van het Afrikanerdom naar voren, alsook de worsteling met en acceptatie van de nieuwe situatie van het land, en in 1998 ligt de nadruk vooral op de volgens Krog noodzakelijk- heid en schokkendheid van de Waarheids- en Verzoeningscommissie.

Ook als dichter springt Krog in op de wond die de apartheid in Zuid-Afrika heeft nagelaten, meent L. Oomens op 13 oktober 1998 in het AD.178 In zijn bijdrage lijkt Oomens (bewust of

onbewust) een bescheiden omslag in Krogs posture te ontketenen, door de aandacht voor Krog als politiek persoon ook door te voeren op Krog als politiek én ‘normaal’ dichter. De aanleiding voor het stuk was de samenwerking tussen het Nederlands Architectuurinstituut en Poetry International die heeft geleid tot een thematisch weekend over de Afrikaanse poëzie. De deelnemende dichters zoeken volgens Oomens ‘in hun werk naar het herstel van normale

65

menselijke betrekkingen die onder de apartheid ongewoon waren geworden. Een schitterend voorbeeld is Antjie Krog.’ Als voorbeeld noemt hij haar gedicht ‘Afstand richting en leegte’, waarin volgens de journalist de hartstocht, het verlaten worden, het verdriet om eenzaamheid en de koppigheid om in de liefde te blijven geloven aan elkaar gekoppeld worden in een causaal verband. ‘Zulke passie overstijgt de poëtische vorm en raakt je recht in je hart’.

Zeven van Krogs gedichten werden later dat jaar opgenomen in de bloemlezing O wye en

droewe land, waarvoor Robert Dorsman (vertaler Afrikaans) en Adriaan van Dis (schrijver en

afgestudeerd Afrikaans letterkundige) de 101 beste Afrikaanse gedichten uit de twintigste eeuw verzamelden. In Trouw verscheen hierover in november 1998 een bespreking van Onno Blom179,

waarin ook een kort interview met de samenstellers was verwerkt. Dorsman en Van Dis stellen dat er vanuit Nederland een lange tijd ‘slechts politiek gekleurd’ naar Zuid-Afrika is gekeken, ‘ondanks de goede naam die Zuid-Afrikaanse dichters als Elisabeth Eybers en Breyten

Breytenbach hier hebben’180, wat zich ook heeft geuit in de consumptie en waardering van de uit

dat land afkomstige poëzie. De nieuwe bloemlezing moet daar verandering in brengen, omdat de opgenomen gedichten enkel zijn geselecteerd op schoonheid in plaats van politieke correctheid. Dit wil echter niet zeggen dat de lokale politiek niet ter sprake komt in de gekozen verzen. Samensteller Dorsman zegt hierover in het interview het volgende:

We willen in deze bundel in grote lijnen laten zien wat er de afgelopen honderd jaar in Afrika is gebeurd (…) De dichters geven commentaar op het land, ze verwoorden het gevoel van innerlijke verscheurdheid. Het mooiste wordt dat onder woorden gebracht door Antjie Krog. Niet voor niets staan er zeven gedichten van haar in de bundel. Van haar poëzie gaan mijn baardharen staan.181

Hierin wordt op heterorepresentatieve wijze de politieke zijde van Krogs dichterschap bevestigd, dat een maand eerder door Oomens subtiel werd geopperd, evenals de schoonheid van haar poëzie. Het feit dat er zeven gedichten van Krog in de bundel O wye en droewe land staan zegt tevens iets over Krogs posture. Krog werd immers belangrijk of groot genoeg geacht om in dergelijke mate in de bundel te worden opgenomen. In het kader van dit onderzoek is echter juist de klemtoon die Dorsman en Van Dis in het artikel op dit feit leggen van belang, omdat dit de heterorepresentatie vanuit de twee samenstellers extra onderstreept – alsook omdat de bloemlezing zelf buiten het corpus van dit onderzoek valt.

179 Blom, 10-11-1998

180 Hierbij moet worden opgemerkt dat Antjie Krog hier niet wordt genoemd 181 Blom, 10-11-1998

66

Anders dan in haar rol als dichter, moest Krog als journalist – natuurlijk – objectief zijn over de Zuid-Afrikaanse politiek. Lolke van der Heide schrijft hierover in een interview met Krog voor het NRC Handelsblad.182 De interviewer noemt Krog ‘de klein bebrilde donkerkop’183,

waarmee zij als eerste journalist Krogs uiterlijk, dat verdergaat dan slechts haar huidskleur, vastlegt in tekst. Eerder verscheen al wel een foto van Krog bij het artikel van Van Nuijsenburg in 1992. Van der Heide vervolgt de introductie van Krog door haar te bestempelen als ANC- sympathisant, die als Afrikaanstalige dichteres (inter)nationale prijzen in de wacht sleepte. Dat Krog moeite had met haar objectieve functie in de journalistiek heeft volgens de interviewer een tweevoudige reden: ‘haar moeizame ontworsteling aan het hechte milieu van de Afrikaners, de verdedigers van de apartheid. En als dichteres was ze per definitie subjectief.’ In het interview spreken Krog en Van der Heide over het verschil tussen verzoening en gerechtigheid, dat Krog (in de woorden of vertaling van Van der Heide) illustreert aan de hand van een parabel bedacht door de Zuid-Afrikaanse dominee Mxolisi Mpambani, getiteld Tom en Bernard:

Tom woonde tegenover Bernard. Op een dag stal Tom Bernards fiets. Elke dag daarna zag Bernard dat Tom op zijn fiets naar school ging. Na een jaar liep Tom naar Bernard toe, stak zijn hand uit en zei: ‘Laat ons ons met elkaar verzoenen en het verleden vergeten.’ Bernard keek naar Toms hand en zei: ‘En de fiets dan, krijg ik die ook terug?’ ‘Nee’, antwoordde Tom, ‘ik had het niet over de fiets, het gaat om verzoening.

Krogs idee van verzoening en vergeving – en überhaupt haar visie op de apartheid – werd door het Afrikanervolk niet op prijs gesteld. Van der Heide schetst dat als volgt:

Een anonieme briefschrijver die onheilspellend ondertekende met K.K.K. (Ku Klux Klan), schreef: ‘En, geniet je nog van de swartsmeerderij tegen de Afrikaners. Ben je nog bij je man of heb je intussen een Hottentot?’ Een ander was fatsoenlijker en schreef over haar: ‘Foeitog, die arme verwarde kind. En sy kom uit so ‘n goeie huis.’

Of Van der Heide of Krog de aanleiding gaf tot het delen van deze parabel of anekdote, en of er dus sprake was van een oorspronkelijke aanzet tot hetero- of autorepresentatie tijdens het interview, blijft onduidelijk. Het feit dat beide passages in het uiteindelijke artikel zijn geplaatst, dragen bij aan Krogs posture in die zin dat de waarde die zij toeschrijft aan (politieke)

‘verzoening’ wordt onderstreept, alsook het door Krog aangekaarte verschil tussen haarzelf en de blanke Afrikaners in haar omgeving.

182 Van der Heide, 03-12-1998

67