• No results found

Poetry International: Krogs eerste betaalde optreden ooit (1992)

6.3 De resultaten

6.3.2 Poetry International: Krogs eerste betaalde optreden ooit (1992)

Na het artikel van Sparks in 1989 bleef het wederom even stil rondom Krog in de Nederlandse dag- en weekbladen. Daar kwam in 1992 verandering in, toen de organisatie van het Poetry International festival te Rotterdam Antjie Krog ruimschoots op het festival programmeerde, wat nog voor de officiële start van het evenement op 15 juni werd opgepikt door de nationale radio en krant. Of de hiervoor genoemde journalisten als Hans Ester en Allister Sparks directe of indirecte invloed hadden op haar deelname aan het festival (of dat het mogelijk enkel of eerder te maken had met de Hertzogprys, die Krog in 1990 in de wacht sleepte), kon helaas niet worden bevestigd en slechts worden vermoed.

Op 5 juni 1992 werd in aanloop van het festival voor het eerst een stuk in de krant gepubliceerd waarin Krog zowel in tekst als beeld verscheen.163 Journalist Peter van

Nuijsenburg, destijds correspondent in Johannesburg voor de zogenaamde Geassocieerde Pers Diensten164, schrijft in de Leeuwarder Courant over de rol van Krog als lerares, omstreden en

talentrijk figuur, pionier van de Afrikaanse taal en ‘belangrijkste Afrikaner dichteres van haar generatie’. Het aanvankelijke lijstje van biografische gegevens over Krog wordt door dit artikel dus flink uitgebreid. Wie Van Nuijsenburg precies tot ‘haar generatie’ rekent, en wie Antjie Krog

162 En dan was deze informatie tot dan toe waarschijnlijk ook beperkt tot de lezers van De Tijd, het

Nederlands Dagblad en de Leeuwarder Courant.

163 Van Nuijsenburg, 05-06-1992

164 Gemeenschappelijke tekstleverancier voor Nederlandse en Vlaamse dagbladen, voor zowel nieuws- als

achtergrondartikelen. GPD werd eind 2012 opgeheven. Bron:

59

als Afrikaner dichteres dus op het gebied van importantie overstijgt, komt de lezer echter niet te weten. Van Nuijsenburg gebruikt Krogs aanwezigheid op Poetry International – die hij overigens het ‘opvallendst’ noemt van alle deelnemers – als ingang naar een gesprek over de status van het Afrikaans in het kader van de apartheid: de taal die is misbruikt en onbedoeld de taal van het verzet is geworden. Haar eerste ontmoeting met zwarten wordt kort beschreven, alsook de gehele ontwrichte sociale situatie in haar land, de beperkingen die zij daardoor ervaart in haar schrijverschap, haar verwachtingen omtrent de toekomst van het Afrikaans en haar favoriete Nederlandse auteurs. Tijdens het gesprek was Krog bedachtzaam, schrijft Nuijsenburg, en ‘relativeert [zij] mogelijk te zwaarwichtige uitspraken met een ironische glimlach’. Maar bovenal lijkt zij impliciet partij te kiezen: niet alleen voor het Afrikaans in zijn oorspronkelijke vorm, maar juist ook voor iedereen die door de apartheid heeft afgezien – waarmee zij zichzelf afzet tegen de ‘onderdrukkers’ en de initiatiefnemers van de culturele boycot, die haar taal een slechte en onjuiste naam hebben gegeven. In het interview geschiedt dit in een bijzondere mengvorm van heterorepresentatie en discursieve externe autorepresentatie, zowel bewust als onbewust, zoals ook het volgende citaat aantoont:

Als ze me na het gesprek naar mijn auto begeleidt, ziet ze op de achterbank een

bloemlezing met Afrikaner dichters liggen, die op de middelbare school wordt gebruikt. ‘Die is absoluut waardeloos, die moet je weggooien.’ Ik open het portier om mijn koffertje weg te zetten en in een flitsende beweging grijpt ze het boek. Geërgerd bladert ze het door: zie je wel, geen enkele bruine of zwarte dichter. Ze slaat ongeduldig de bladzijden met haar eigen werk op. ‘Ze hebben alleen maar braaf en onschuldig werk opgenomen. Doe me een plezier en gooi het weg.’ Vol verachting slingert ze het terug op de achterbank…165

Figuur 2: Foto van Antjie Krog in artikel van Van Nuijsenburg (GPD, 1992)

In de editie van NRC Handelsblad van 17 juni 1992 ging journalist Reinjan Mulder in gesprek met Antjie Krog over de status en toekomst van de Afrikaanse taal.166 Krog kondigt voorzichtig aan

165 Van Nuijsenburg, 05-06-1992 166 Mulder, 17-06-1992a

60

dat het Afrikaans hoogstwaarschijnlijk in de toekomst plaats zal maken voor het Engels, wat blijkens het artikel gepaard gaat met een complex geheel aan gevoelens. Enerzijds vindt Krog het ‘verschrikkelijk als iedereen hetzelfde klinkt’, anderzijds voelt zij zich ook opgelucht dat het proces van verdwijning in gang is gezet: ‘Ik ben me te zeer bewust van het feit dat wij drie eeuwen lang de absolute heerschappij hebben gehad. (…) Nu moeten de mensen die nooit wat mochten zeggen maar eens hun wensen voor de toekomst uiten. Ik zal die wensen respecteren, ook als dat ten koste gaat van het Afrikaans’. Hiermee lijkt de schrijfster op symbolische wijze de schuld van haar ‘blanke geschiedenis’ op zich te nemen en is zij bereid om haar Afrikaanstalige roots167 op te geven. Er zijn volgens de schrijfster immers ‘te veel andere problemen die

belangrijker zijn’. Krog vecht daarom voor taalvaardigheid en het politiek bewustzijn van de zwarte bevolking, meldt Mulder. Haar uiteindelijke streven is dat zij ‘een persoon kan zijn in een democratisch land waar alle mensen gerespecteerd worden’, met nationale meertaligheid als bijkomstig ideaal, en niet zozeer dat haar moedertaal de officiële status behoudt. Betreurens- waardig vindt Krog het echter ergens wel, hoewel de titel van het artikel, ‘Geen spijt dat Afrikaans verdwijnt’, anders doet vermoeden. Twee dagen later zet Mulder deze fout recht: ‘Zoals uit de tekst blijkt, spijt dit haar wel degelijk. Ze accepteert het echter, omdat ze in de huidige politieke situatie geen andere oplossing ziet.’ Ook Gertjan Vincent168 boog zich in een

interview voor Trouw met Krog over deze kwestie, waarvan hij het verslag de titel ‘Nederlands is dode taal in Zuid-Afrika’ meegaf. De gesprekspartners gingen hierbij in op de langdurende gevolgen van de Nederlandse boycot van Zuid-Afrika in 1982, alsook op Krogs mening dat er in Zuid-Afrika ‘zoveel grimmige gevechten aan de gang [zijn] dat de taalstrijd niet direct de hoogste prioriteit heeft’.

Zoals in paragraaf 5.3 reeds genoemd werd, is er bij (schriftelijke en mondelinge) interviews sprake van een ingewikkelde wisselwerking tussen autorepresentatie en hetero- representatie. Van een krantenartikel is immers moeilijk te bepalen wie in het gesprek de daadwerkelijke leiding had en in hoeverre de rode draad van het gesprek van tevoren al vastlag. Ook al lijkt een uitgewerkt vraaggesprek, zoals het gesprek tussen Krog en Nuijsenburg, Mulder of Vincent, vaak een getrouwe weergave van de werkelijkheid te zijn: een journalist, hoofd- of eindredacteur kan de getypte woorden en de genoemde informatie later altijd nog naar zijn hand zetten. In hoeverre de opgesomde resultaten in bovenstaande paragrafen toebehoren aan de heterorepresentatie of de discursieve externe autorepresentatie, is dan ook een complexere vraag dan in eerste instantie lijkt. Zouden we echter de citaten en parafrasen van Krog zoals Nuijsenburg en Mulder deze aanhalen voor discursieve externe autorepresentatie aanzien, en

167 Die vooral in haar familie aanwezig is: Krog noemt haar voorvaders de ‘voorvechters’ van het

Afrikaans.

61

daarmee alles daaromheen beschouwen als de heterorepresentatie van Krog, dan komt in de discursieve externe autorepresentatie vooral Krogs ongenoegen en onmacht over de

achteruitgaande status van het Afrikaans en over de verstoorde harmonie binnen Zuid-Afrika naar voren. Binnen de heterorepresentatie houden Van Nuijsenburg en Mulder het voornamelijk op de omschrijvingen van Krog als ‘belangrijkste Afrikaner dichteres van haar generatie’ (Van Nuijsenburg) en ‘de Zuidafrikaanse dichteres Antjie Krog’ (Mulder). Schrijven we ook de keuze van de gespreksonderwerpen toe aan de heterorepresentatie, dan plaatsen beide redacteuren Krog ook in een overwegend politiek (en minder literair) kader.

Reinjan Mulder plaatste in dezelfde editie van NRC een artikel169 over de tweede Poetry

International-avond die de dag daarvoor plaatsvond. Hoewel dit artikel algemener van aard is en meerdere artiesten en optredens behandelt, krijgt Krog toch de meeste aandacht over de gehele tekst gezien. Mulder vangt zijn bijdrage aan met een gedeeltelijke opsomming van Krogs

‘Afrikaanse Abecedarium’, dat tijdens de avond in kwestie door de auteur ‘ritmisch [werd] voorgedragen’ en ‘niet [werd] vertaald – gelukkig’. Hij noemt de diversiteit van Krogs voor- gedragen verzen (combinatie van ernstig en licht, met emoties als droefheid en ongerustheid, en met onderwerpen als het lot van de huisvrouw en de sociale situatie in Zuid-Afrika) en laat zich positief uit over haar optreden:

Antjie Krog die gisteren voor het eerst van haar leven voor een optreden werd betaald was een van hoogtepunten van de tweede Poetry-avond. Andere memorabele optredens werden verzorgd door de Nederlandse Anna Enquist en de Engelsman Simon Armitage.170

Door deze zaken te noemen (Krogs eerste betaalde optreden ooit; Krog als hoogtepunt van het festival; memorabel optreden), draagt Mulder op impliciete wijze bij aan Krogs hetero-

representatie. Wat deze heterorepresentatieve lading precies inhoudt, is echter betwistbaar. Duidt Mulder met het eerstgenoemde bijvoorbeeld op de unieke positie die Krog in Nederland heeft? Wil hij aangeven dat Poetry International met haar een ontdekking (in Nederland, en misschien ook daarbuiten) heeft gedaan? Of wil hij juist de eerlijk-, open- en/of bescheidenheid van de auteur benadrukken, tezamen met haar voordrachtskunst? Duidelijk is in ieder geval dat Mulder met zijn bespreking van de Poetry-avond bijdraagt aan Krogs positieve naam in

Nederland, ook middels zijn bevindingen over de inhoud van haar voorgedragen poëzie.

169 Mulder, 17-06-1992b 170 Ibidem

62

De positieve ontvangst werd ook gedeeld door L. Oomens, die in het AD171 schrijft dat

Krogs bijdrage aan het vertaalproject van het festival172 beter werkte dan de resultaten van

andere deelnemers (‘waar [Anna] Enquist kiest voor elegantie in de vorm, met een nadrukkelijk rijm, daar kiest Krog voor een bijna stamelende directheid, die misschien nog wel beter past bij de treurige stemming’) en door Jan-Hendrik Bakker, die in hetzelfde medium een korte doch enigszins gedetailleerde observatie van Krogs optreden deelt:

Een uiterste tegenstelling met Grunbeins koele nachtmerrie-gedichten vormt het emotionele werk van de Zuidafrikaanse [sic] Antjie Krog. Ze is een van de belangrijkste dichters van het Afrikaans, een met het bloed van de onderdrukking besmette taal, die desondanks bij het land en zijn geschiedenis hoort. De blanke Krog, ANC-lid overigens, las gisteren alsof ze de belichaming zelf was van die paradox. Een melodieus, koerend, zing- zong-taaltje, waarin de vreselijkste gebeurtenissen ter sprake kwamen. Trillend van de zenuwen stond de dichteres op het katheder. ‘Het is de eerste keer dat ik voor een optreden word betaald’, legde ze het publiek uit. 173

In de woorden van Bakker zien we de woorden van Van Nuijsenberg terugkeren, al spreekt Bakker niet over Krog als belangrijkste dichter van haar Afrikaner generatie, maar van ‘een van de belangrijkste dichters van het Afrikaans’. Ook verbindt Bakker het politieke aspect aan Krogs verschijning door zowel Krogs lidmaatschap bij het ANC als de paradox van de Afrikaanse taal te noemen, en benadrukt hij zoals Mulder middels zijn laatste twee zinnen Krogs relatieve

onervarenheid als professioneel voordrager. Afgezien van het citaat van Krog komt dus

voornamelijk de heterorepresentatieve zijde van Krogs posture aan de orde in zijn artikel – ook omdat het autorepresentatieve citaat op heterorepresentatieve wijze wordt geïnterpreteerd.