• No results found

6.3 De resultaten

6.3.1 Introductie in de Nederlandse dag en weekbladen (1974-1989)

Het was het jaar 1974 waarin de naam Antjie Krog voor het eerst viel in de Nederlandse dagbladen. Zowel het katholieke dagblad De Tijd154 als het Nederlands Dagblad155 plaatste een

artikel over een radioserie van de NCRV over Zuid-Afrika, waarvoor twee journalisten – Willem Ramaker, producent van literaire radioprogramma’s, en H.A. Oberman, historicus en theoloog - naar het land afreisden en in gesprek gingen met lokale tegenstanders van de apartheid. In de reportage, die zogezegd156 de blik van de journalisten op Zuid-Afrika heeft genuanceerd,

kwamen verschillende personen aan het woord. Oberman sprak voornamelijk met politieke figuren, terwijl Ramaker zich richtte tot de Zuid-Afrikaanse schrijvers als André Brink, John Miles en Antjie Krog. Deze eerste twee ‘mentions’ van Krog in de Nederlandse dagbladen zijn echter nog erg summier. De Nederlandse lezer ervan, van wie we gemakshalve uitgaan dat hij destijds nog niet (volledig) op de hoogte was van het bestaan en het werk van Antjie Krog157, kan

uit de artikelen zowel opmaken dat zij tot het tegenkamp van de apartheid behoorde als dat zij literair schrijver was. Enkel in het artikel van De Tijd wordt Krog specifiek aangeduid als dichteres. Daarnaast betreffen beide verhandelingen een complexe vorm van hetero-

representatie, als zij al daartoe gerekend mogen en kunnen worden. Het gaat hier immers om twee schriftelijke bijdragen die gaan over een radioserie. Hoe Krog precies in die radioserie aan bod komt - en hoe daarin dus, in het kader van deze scriptie, mogelijkerwijs zowel

‘geautorepresenteerd’ als ‘geheterorepresenteerd’ werd – blijft met de restricties van het onderhavige schriftelijke corpus gissen.

In 1977 werd voor het eerst in een krantenartikel158 inhoudelijk ingegaan op Antjie Krog.

En hoewel dit klinkt als een eenvoudige mededeling, kleeft er een vreemde ondertoon aan. Immers, een jaar eerder ontving Krog de Reina Prinsen Geerligsprijs – een Nederlandse literaire prijs159 die ook zevenmaal werd uitgereikt aan bijdragers aan de Afrikaanse letterkunde -, maar

daarover wordt in geen enkele krant geschreven, noch heeft het (klaarblijkelijk) voor

154 z.a., 09-04-1974 155 z.a., 11-04-1974 156 Ibidem

157 Ook gezien het feit dat Krog nog niet in Nederlandse vertaling was uitgebracht, in Nederland nog geen

optredens had verzorgd en er ook nog geen literaire prijzen had ontvangen. Natuurlijk bestaat de

mogelijkheid dat een enkeling haar werk reeds kende, maar dit zal voor het gros van de Nederlanders (of, meer specifiek: de Nederlandse poëzielezers) nog niet hebben gegolden.

158 Boltendal, 04-06-1977

159 De prijs werd, in de ‘Nederlandse editie’, jaarlijks uitgereikt van 1946-1979 aan een jonge

letterkundige van 20-25 jaar oud. Ook werd er een Zuid-Afrikaanse editie van ingesteld vanaf 1952, waarbij om de drie jaar een Zuid-Afrikaanse jonge auteur (tot 30 jaar) werd bekroond. De jury voor de Zuid-Afrikaanse prijs bestond steeds uit Zuid-Afrikaanse schrijvers of letterkundigen. (Michael, Raaff & Hoekman, 1986:181-182).

57

gelijktijdige promotie van de auteur geleid. Journalist Rudi Boltendal schreef zijn artikel voor de

Leeuwarder Courant pas een jaar na de uitreiking. In zijn bijdrage werpt hij licht op drie ‘dichters

van over de grenzen’: Hans Enzensberger uit Duitsland en Breyten Breytenbach en Antjie Krog uit Zuid-Afrika. Waar zowel Enzensberger als Breytenbach bij de journalist al bekendheid genoten, was Krogs naam hem nog kort daarvoor volkomen onbekend. Wel bleek hij onbewust al ruim een half jaar in het bezit te zijn van twee van haar bundels, die pas tevoorschijn werden gehaald toen Breytenbachs bundel, Huis van die dowe, hem ‘de bundels weer in herinnering bracht’. En met succes, schrijft Boltendal, daar al snel bleek dat Krog meer is dan een ‘middelmatig dichteres’. Hiermee wordt dus geïmpliceerd dat Krog, in ieder geval voor dit artikel, haar vermelding en de aandacht voor haar werk dankt aan (de Nederlandse publicatie van) Breyten Breytenbach. Boltendal citeert kort uit Krogs bundels Beminde Antartika en

Mannin, benadrukt de aanwezigheid van thema’s als liefde, erotiek, natuur, kosmos en geloof en

schrijft dat ‘het vrouwelijke element’ vooral in de latere bundel Mannin in sterke mate terugkeert. Bijzonder veel aandacht voor Krogs ‘meer dan middelmatige’ poëzie dus – zeker voor een allereerste inhoudelijke verhandeling. Personalia ontbreken echter nog, vermoedelijk ook omdat Boltendal nog niet over deze informatie beschikte: op of in de boekjes had de Zuid- Afrikaanse uitgever immers ‘verzuimd ook maar iets over deze dichteres en haar achtergronden te vertellen’. Dat het artikel afsluit met een verwijzing naar de bundel van ‘Natsie Krog’, moeten we daarom ook in dit stadium wellicht nog maar door de vingers zien.

Hoewel het stuk van Boltendal een aanzet leek voor Krogs verdere introductie in Nederland, bleef het nog bijna tien jaar stil. In 1987 passeerde haar naam eenmaal de revue in een bespreking van de in Zuid-Afrika uitgegeven bloemlezing Die mooiste Afrikaanse

liefdesgedigte, waarin de poëzie van Krog – samen met die van Elisabeth Eybers, Ingrid Jonker en

Lina Spies – volgens recensent Hans Ester ‘terecht een dominante rol’ speelt.160 Daarnaast werd

Krog genoemd in een meer politiek getint artikel uit 1989 door correspondent Allister Sparks161,

waarin gesproken wordt over de rol en de (literaire) vrijheid van Zuid-Afrikaanse schrijvers tijdens de apartheid. Een groep blanke schrijvers uit het land, onder wie de ‘vooraanstaande Afrikaner auteurs’ Brink, Breytenbach, Van Heerden en Krog, waren na een bijeenkomst met het ANC akkoord gegaan met hun toetreding tot het vooralsnog voornamelijk zwarte Congres van Zuid-Afrikaanse schrijvers. Het doel was om samen te werken aan ‘een literatuur die het

werkelijke Zuid-Afrika vertegenwoordigt’ en een ‘gemeenschappelijke Zuid-Afrikaanse culturele identiteit’.

In deze laatste twee genoemde artikelen zien we iets bijzonders gebeuren. Immers, over Krog werd destijds nauwelijks geschreven in de Nederlandse dagbladen waardoor de

160 Ester, 12-05-1987 161 Sparks, 12-07-1989

58

gemiddelde krantlezende Nederlander niet meer kon weten over Krog dan het feit dat zij dichteres en anti-apartheidsfiguur was.162 Toch schrijft Hans Ester specifiek over het terechte

aandeel van Krog in de genoemde bundel (en noemt hij haar in één adem met Eybers, Jonker en Spies – van wie toen alleen Eybers bij een Nederlandse uitgeverij publiceerde) en noemt Allister Sparks haar een ‘vooraanstaand Afrikaner auteur’. Hoewel Nederland dus nog nauwelijks wist wie zij was of wat zij precies schreef, werd Krog zonder duidelijke aanleiding wel steeds in de schaarse (vaak ook politieke) krantenstukken geschaard onder de noemer van gedistingeerde Afrikaanse dichters. Niet geheel onbelangrijk om hierbij te vermelden is dat Hans Ester werkte als gastdocent op taal- en cultuurfaculteiten van Zuid-Afrikaanse universiteiten en Allister Sparks (overigens zelf ook Zuid-Afrikaans) als correspondent Zuid-Afrika voor het NRC. Hieruit kunnen we opmaken, of in ieder geval veronderstellen, dat beide redacteuren over meer kennis over Krog en haar werk beschikten dan de gemiddelde Nederlander destijds, en daardoor eerder in de positie waren (én de kennis hadden) om dergelijke eenvoudige lovende uitspraken over Krog te doen.