• No results found

Voorbeelden van wat er per categorie is besproken

In document Met zijn tweeën begrijp je meer (pagina 59-70)

4.2. Gesprekken van de duo’s

4.2.3 Voorbeelden van wat er per categorie is besproken

Uit de resultaten is gebleken dat alle categorieën in meerdere of mindere mate door de leerlingen worden besproken. Deze uitingen worden in deze paragraaf besproken om zo een beeld te kunnen geven waarover de leerlingen met elkaar in gesprek gaan. Bespreken zij allen hetzelfde bij de onderscheiden categorieën, of bespreken zij juist totaal verschillende dingen? In deze paragraaf wordt per categorie besproken waar de leerlingen het met elkaar over hebben gehad.

59 De titel van de categorie ‘het bepalen van de volgorde van de te lezen teksten’ spreekt eigenlijk al voor zich. De leerlingen gaan kort met elkaar in gesprek om te bepalen wie van hen als eerste de tekst hardop voor moet lezen en bepalen daarmee de volgorde waarin ze de twee teksten zullen gaan lezen. Hieronder staat een duidelijk voorbeeld van een uiting dat binnen deze categorie werd gedaan.

O: Welke tekst willen jullie eerst lezen?

L1: Uuuhm..

L2: Die van jou?

L1: Ja, dat is goed.

Onder de categorie ‘vragen naar de betekenis van moeilijke/onbekende woorden’ vallen twaalf uitingen. De leerlingen vroegen met name naar voor hen moeilijke woorden, zoals ‘verorbert’ en ‘ontboezeming’. Daarnaast werd er gevraagd naar onduidelijke begrippen, zoals ‘Pica’ en ‘een pond’. De leerlingen bespraken deze categorie tijdens het gezamenlijk lezen van de tekst. Ze stuitten op een begrip of woord dat ze niet begrepen en bespraken deze vervolgens met elkaar.

L1: (leest begin tekst) … die ontboezeming doet ze in de Britse tabloid

The Sun.

L1: Oke, ik weet niet wat ontboezeming betekent.

L2: Hoe?

L1: Ontboezeming, hier kijk (wijst woord aan).

L2: Nee ik ook niet.

De uitingen onder de categorie ‘commentaar geven op de inhoud van de tekst’ zijn erg kort. De leerlingen lezen gezamenlijk de tekst en lezen daarbij iets dat ze erg vreemd vinden. Ze reageren met ‘uuhl’, ‘getver’, ‘wat een moeilijke tekst’ of ‘jeetje, wat moeilijk’. Hieronder staat een voorbeeld van hoe zo’n uiting geplaatst kan worden in het gesprek.

L1: (leest de tekst) … werkt ze weg met toefjes mosterd of ze doopt ze in

60

L2: uuuhl.

De volgende categorie, ‘bespreken of het verhaal echt zou kunnen zijn gebeurd’, is door één duo besproken. Zij bespraken tijdens het lezen of het verhaal echt is gebeurd, aangezien de inhoud van het verhaal hen bekend voorkwam.

L1: (leest de tekst) … meestal komt Pica voor in combinatie met gangbare

eetstoornissen, zoals Anorexia of Boulimia Nervosa, dwangmatige

vreetbuien. Wacht, dat ken jij.

L2: Ja. Klopt deze tekst echt? Is dit echt gebeurd, of?

De categorie ‘het geven van de betekenis van moeilijke/onbekende woorden’ spreekt al voor zich. Waar de leerlingen eerder vroegen naar de betekenis van bepaalde woorden of begrippen, worden deze nu uitgelegd en opgehelderd. Hieronder volgen twee voorbeelden van uitingen die onder deze categorie zijn gedaan.

L2: (leest tekst) … Gek geworden, Alteena? Altena. Alteena.

L1: Ik denk een scheldwoord ofzo.

L2: Nee hoor, ik denk dat het zijn achternaam is. Dat doe je he, Pepping.

L1: Ja, ik denk het ook, De Rooy.

L2: (leest verder)

L1: (leest tekst) … het meisje verobert. Wat is dat?

L2: Verorbert. Dat is eten. In de maag verorbert het eten.

L1: (leest verder)

De laatste categorie die de leerlingen tijdens het lezen bespraken, is de categorie ‘verbeteren van de voorgelezen woorden’. De leerling die de tekst hardop voorleest maakt een leesfoutje en wordt door de andere leerling verbeterd. Vervolgens verbetert de leerling die de tekst voorleest het woord en

61 leest verder.

L1: (leest tekst) het meisje verobert …

L2: Verorbert.

L1: Het meisje verorbert ook geregeld stukken spons…

L2: Zeep.

L1: (leest verder)

De categorie ‘het geven van een eigen mening over het onderwerp van het verhaal’ wordt na afloop van het gezamenlijk lezen besproken. De leerling geeft een algemene mening weer over het verhaal dat ze net hebben gelezen. Een voorbeeld van een uiting dat in deze categorie thuishoort, staat hieronder weergegeven.

L2: (leest de laatste zin)

L1: Hmm ik vind het toch een beetje raar dat hij liegt tegen de juf.

L2: Het is een meester.

L1: Oooh. Oke, meester of leraar, whatever.

Net als tijdens het lezen, wordt de categorie ‘bespreken of het verhaal echt zou kunnen zijn gebeurd’ ook besproken na afloop van het gezamenlijk lezen. Wat opvallend is, is dat deze categorie alleen wordt besproken na afloop van het lezen van de tekst ‘Meisje eet vierduizend schuursponzen’. De leerlingen gaven na afloop van het onderzoek aan dat ze Pica een vreemde en ongeloofwaardige ziekte vinden en dat ze niet geloven dat iemand echt vierduizend schuursponzen heeft opgegeten. Hieronder volgt een voorbeeld van een gesprek tussen twee leerlingen dat duidelijk onder deze categorie is te plaatsen.

L1: Ik denk ook niet dat het echt waar is.

L2: Volgens mij wel. Want kijk the Sun, dat stond hier ergens (wijst naar

62

L1: Hmmmm

L2: Kijk hier staat tabloid, waarschijnlijk hoort daar tabblad te staan.

L1: Oooh ooh oke.

L2: Oooh nee wacht, niet tabblad, dat is iets met computers. (begint te

lachen)

L1: Slim. (lacht mee)

L1: Nou ik geloof er niet echt veel van dat ze vierduizend schuursponzen

heeft opgegeten.

L2: Het zou wel kunnen..

L1: Wel een beetje vreemd dat je schuursponzen op gaat eten..

L2: Mijn broertje die leest de National Geographic en de Zo zit dat en daar

hebben ze het altijd over rare weetjes enzo en er is een man die ijzer eet.

L1: (trekt een vies gezicht) ieeeeeeel.

L2: Dus het zou wel kunnen.

L1: Hoe eet je dan zo (doet voor hoe je kunt eten) of gaat hij het dan zo

eerst smelten en dan opdrinken (doet voor hoe je het kunt opdrinken).

L2: Haha, geen idee.

De categorie ‘reflecteren op de inhoud van het verhaal’ wordt ook na afloop van het lezen door de leerlingen besproken. De leerlingen bespreken of iets wel of niet klopt in de tekst en geven daar hun eigen visie op. In onderstaand fragment is te zien dat de leerlingen een reflectie geven op de inhoud van de tekst en met elkaar bespreken waarom iets wel of niet zou kunnen.

L1: Ik vind dat hij het wel moet zeggen tegen die leraar, die kan je

helpen.

L2: Ja nee, maar anders zou die Ramon straf krijgen, terwijl Jeroen de

meeste verkeerde dingen deed. Maar omdat Ramon het laatste verkeerd heeft gedaan.

L1: Oke. (kijkt niet helemaal overtuigd)

L2: En waarschijnlijk zouden de echte pestkoppen die zeggen toch nooit van

63

L1: Hmm soms slim, maar soms heel dom.

L2: Ja.

De categorie ‘het geven van een samenvatting van het verhaal’ is slechts door één duo besproken. De leerlingen gaven na afloop van het gezamenlijk lezen een samenvatting van wat er in het verhaal gebeurde.

L1: Nou ik denk dat Marco die wou het opnemen voor Karin en toen is hij

zelf eigenlijk de dupe geworden en gingen ze met hem vechten en waren ze niet meer met Karin bezig.

L2: Maar die Ramon die wou het ook opnemen die wou niet dat er gepest werd.

L1: Ja.

Ook na afloop van het gezamenlijk lezen stelden de leerlingen vragen over de betekenis van bepaalde woorden en begrippen. Het is opvallend dat de leerlingen nu vragen naar onbekende begrippen of woorden die van belang zijn voor het begrip van de hele tekst, zoals ‘Pica’, ‘haakworm’ en ‘Anorexia Nervosa’. Slechts één keer wordt er gevraagd naar de betekenis van het woord ‘ontboezeming’. Hieronder volgt een voorbeeld van een uiting dat onder deze categorie valt.

O: Willen jullie nog wat overleggen over de tekst? Of willen jullie naar

de volgende?

L1: Nou ik weet wel wat anorexia is maar boulima nervosa weet ik niet.

L2: Ik weet ze alle drie niet.

De laatste categorie die is besproken na afloop van het gezamenlijk lezen, is de categorie ‘het geven van de betekenis van moeilijke/onbekende woorden’. Deze categorie volgt de voorgaande op, waar eerst werd gevraagd naar de betekenis van een begrip, wordt er nu een antwoord op deze vraag gegeven.

64

O: Ik mag niks zeggen maar misschien dat jij het weet.

L2: Is dat een worm op een haak ofzo?

(zoeken in de tekst)

L1: Ik heb geen idee.

L2: Of een worm met een haak.

L1: Ja maar kijk een parasiet die zich nestelt in de ingewanden.

L2: Dan zal het wel een beest zijn ofzo.

L1: Ja een worm is een beest.

L2: Ja oke, dan is het een soort worm. In de vorm van een haak.

L1: In ieder geval het is een dier. Of een insect ofzo.

L2: Nou ja.

Ten slotte gingen de leerlingen met elkaar in gesprek tijdens het bespreken van de gespreksvragen. Deze gespreksvragen zijn zelf niet meegenomen als categorie: wanneer de leerlingen bij de gespreksvraag ‘Hoe zijn de teksten opgebouwd?’ bespraken wat de opbouw van de tekst is, dan werd dit niet meegenomen bij de categorie ‘ingaan op de opbouw van de tekst’. De uitingen die zijn meegenomen, zijn de uitingen die de leerlingen op eigen initiatief hebben gedaan. In het geval van het bespreken van de opbouw van de tekst, dan werden uitingen meegenomen die tijdens de andere gespreksvragen zijn gedaan over deze categorie.

Tijdens het bespreken van de gespreksvragen werd wederom de categorie ‘het geven van de betekenis van moeilijke/onbekende woorden’ door de leerlingen besproken. Deze categorie wordt vooral besproken bij de gespreksvraag ‘Begrijp je alle woorden uit de teksten? Zo nee, welke niet?’. Hieronder volgt een voorbeeld van een uiting die is gedaan binnen deze categorie.

L2: Ja. Snap je alle moeilijke woorden uit de teksten? Zo nee, welke niet?

65

L1: Ja. Hier snap ik ze wel inderdaad.

L2: Ik ook. Heb jij hier (Meisje eet vierduizend schuursponzen) nog een?

L1: Nou sommige woorden moest ik wel even over nadenken maar ik snap de

meeste wel.

L2: Pica. Of Pisa? Dat is een ziekte. Dat is iets dat je honger krijgt,

kwam ik later achter.

De categorie ‘extra uitleg geven bij de betekenis van moeilijke/onbekende woorden’ sluit aan op de vorige categorie. Bij de vorige categorie werd het correcte antwoord gegeven, bij deze categorie wordt dit antwoord nog verder uitgewerkt en uitgelegd zodat beide leerlingen het antwoord begrijpen. Deze categorie is slechts door twee duo’s besproken.

L1: Snap je alle moeilijke woorden uit de teksten? Zo nee, welke niet?

L2: Ik snap bij deze (tekst Wraak die zij heeft voorgelezen), ja hier zijn

niet echt moeilijke woorden.

L1: Nou bij deze (tekst Meisje eet vierduizend schuursponzen) was er wel,

kijk hier (wijst woord aan). Ontboezeming.

L2: Volgens mij is dat vertellen. (kijkt onderzoeker aan)

O: Ik mag geen antwoord geven.

L2: Ze onthult het geheim zeg maar dat ze sponzen heeft gegeten aan de

krant ofzo, weet ik veel.

L1: Oh, oke. Dus ze vertelt het ineens uit het niets? Ja ik eet sponzen. L2: Nee, want ze heeft dus heel lang sponzen gegeten en eerst durfde ze het

niet te vertellen en nu werd ze weer beter enzo en weet ik veel. En dan is het waarschijnlijk gewoon een aanmoediging ofzo voor de andere

mensen die rare eetstoornissen hebben dat ze misschien ook eens een

keertje naar de dokter moeten gaan, omdat het haar ook heeft geholpen.

De categorie ‘ingaan op de opbouw van de tekst’ is net al even kort aan bod gekomen. Uitingen die binnen deze categorie vallen zeggen iets over de opbouw van de tekst. Zo bespreken leerlingen waar de alineanummers voor staan, hoe de tekst spannender wordt gemaakt, of het verhaal chronologisch

66 wordt verteld, wat de schrijfstijl van de tekst is en hoe de opmaak eruitziet. Hieronder volgt een voorbeeld van wat de leerlingen met elkaar hebben besproken.

L2: Zijn er nog meer dingen waar je over na moet denken voordat je met de

opdrachten bezig gaat? Zo ja, welke dingen zijn dat?

L2: Ik denk dat we het nog even moeten hebben over die nummertjes.

O: Waar staan die nummers voor?

L2: Voor elke alinea.

L1: En voor de opbouw van de tekst. Dat je niet 1, 7, 3, 5, 4, 6 leest.

O: Dat je het op de goede volgorde moet lezen?

L1: Ja. Want stel dat je denkt die vind ik te lang, die ga ik niet lezen,

dan weet je ook niet waar het over gaat.

Daarnaast bespreken de leerlingen of het verhaal overeenkomt met de echte wereld, dit valt onder de categorie ‘een vergelijking maken met de echte wereld’. Slechts één duo bespreekt deze categorie. Hieronder volgt het fragment waarin is te zien wat zij met elkaar hebben besproken.

L2: Waar gaan de teksten over?

L1: Nou dat gaat over een jongetje die komt nieuw…

L2: … wraak…

L1: … en die wordt gepest en die slaat ook terug.

L2: Een andere jongen slaat terug toch?

L1: Oja, een andere jongen. Net als die ene die wij op YouTube hebben

gekeken. Die uit Australië.

L2: Ja, klopt.

Verder bespreken de leerlingen waar de tekst vandaan komt, zij ‘bespreken wat de bron van de tekst zou kunnen zijn’. Zij geven vaak aan dat de tekst ‘Meisje eet vierduizend schuursponzen’ is

67 geschreven voor een krant en de tekst ‘Wraak’ juist voor een boek. Daarnaast geeft een duo aan dat de tekst ‘Meisje eet vierduizend schuursponzen’ ook geschikt is voor een schoolboek, zodat leerlingen daar vragen over moeten beantwoorden. Hieronder volgt een fragment van een gesprek van een duo over deze categorie.

L1: Voor wie zijn deze teksten geschreven?

L1: Nou dit kan in een krant staan, dus dit is wel voor iedereen.

L2: Ja gewoon voor mensen die dat interessant vinden.

L1: Het zou best wel een Hyves-berichtje kunnen zijn, zo’n hyves-berichtje…

L2: … ja dat doorsturen?

L1: Nee…

L2: … oo bij nieuws, ja.

L2: En ik denk gewoon voor kinderen ofzo die lezen.

L1: Een kinderboek.

L2: Ja, in een boek.

De categorie ‘reflecteren op de inhoud van het verhaal’ wordt ook besproken tijdens het bespreken van de gespreksvragen. De leerlingen bespreken of het klopt wat ze hebben gelezen en geven hier ook een eigen visie op. Zo bespreekt een duo het aantal schuursponzen dat het meisje met Pica heeft gegeten en bespreekt een ander duo of Trebilcock wel of geen achternaam kan zijn.

L1: Ik snap niet alle moeilijke woorden.

L2: Deze tekst (Meisje eet vierduizend schuursponzen) vind ik moeilijker

dan deze (wraak).

L1: Trebilcock enzo.

L2: Ja, maar dat is gewoon haar achternaam. Je kan gewoon rare achternamen

68

L1: Ja, oke. Pica.. weet ik ook niet.

L2: Ja maar het is natuurlijk wel een Engelse, een Engels meisje.

L1: Ja.

L2: Dus dat zijn gewoon hele andere achternamen.

Daarnaast wordt er tijdens het bespreken van de gespreksvragen ook ‘besproken of het verhaal echt zou kunnen zijn gebeurd’. Hierbij verwijzen de leerlingen vaak naar de bron van de tekst die ze eerder hebben besproken. Ze geven aan dat het verhaal waargebeurd zou kunnen zijn, omdat het in een krant zou staan volgens hen.

L2: Wat voor teksten zijn dit?

L1: Ik denk dat dat (Meisje eet vierduizend schuursponzen) gewoon een tja

is dat waar? Ik denk wel dat het waar is dat Pica.

L2: Ik denk het ook wel. Anders stond er niet de Britse krant.

L1: Ik denk dat dat gewoon een weettekst is ofzo.

Ten slotte werd er nog één categorie besproken tijdens het bespreken van de gespreksvragen, namelijk ‘vragen naar de betekenis van moeilijke/onbekende woorden (niet bij de vraag die hier specifiek naar vraagt, maar tijdens het bespreken van de andere vragen)’. De leerlingen van twee duo’s vroegen naar de betekenis van moeilijke woorden op eigen initiatief en niet bij de gespreksvraag die hier bewust naar vroeg. Onderstaand fragment is besproken tijdens de laatste gespreksvraag.

L2: Hm, misschien. Zijn er nog meer dingen waar je over na moet denken voordat je met de opdrachten bezig gaat? Zo ja, welke dingen zijn dit dan?

69 In bovenstaande fragmenten is duidelijk te zien op wat voor manier de leerlingen met elkaar in gesprek gaan. De leerlingen bouwen op een positieve manier voort op wat de ander daarvoor heeft gezegd en construeren op deze manier gezamenlijke kennis. In hun uitingen maken de leerlingen vaak gebruik van herhalingen, bevestigingen of uitbreidingen. Daarnaast zijn sommige leerlingen kritisch, maar constructief, betrokken bij de inbreng van hun gesprekspartner. Zij gaan met elkaar in discussie om zo tot een nieuw, gezamenlijk standpunt te komen.

In document Met zijn tweeën begrijp je meer (pagina 59-70)