• No results found

Resultaten per tekstbegripvraag

In document Met zijn tweeën begrijp je meer (pagina 45-49)

3.3 Experimentele condities

4.1.2. Resultaten per tekstbegripvraag

Per niveaugroep:

gemiddelde lezers

1,15 0,19 20,78

Per niveaugroep: minder goede lezers

1,25 0,27 7,50

Per niveaugroep: lezers met een eigen leerlijn

0,90 0,32 1,79

4.1.2. Resultaten per tekstbegripvraag

De gemiddelde scores van de leerlingen zijn niet alleen voor alle vragen als geheel geanalyseerd, maar ook per tekstbegripvraag. Op deze manier zijn er bij enkele tekstbegripvragen significante verschillen zichtbaar geworden. Een verschil is significant, wanneer de waarde van de significantie (p) kleiner of gelijk is aan 0.05.

Met name de grote verschillen in de vragen over woordenschat zijn opvallend. Zo is de vraag ‘Wat betekent het woord ontboezeming in het begin van de tekst?’ zeer significant (F1,33 =20,12, p = 0,00) als er wordt gekeken naar verschillen tussen de twee condities. In de antwoorden van de leerlingen is deze significantie goed terug te zien, er zit namelijk een groot verschil tussen de gemiddelde beoordelingen van de antwoorden tussen de beide condities. Alle leerlingen uit de eerste conditie, de leerlingen die de tekst alleen hebben gelezen, hebben deze vraag onjuist ingevuld. De leerlingen uit de tweede conditie, de leerlingen die de tekst gezamenlijk hebben gelezen, scoorden veel hoger op deze tekstbegripvraag. Deze leerlingen scoorden een gemiddelde van 0,86 uit een maximum van 2,0. De vraag is niet alleen significant als er wordt gekeken naar de verschillende condities, maar ook als er wordt gekeken naar de verschillende niveaugroepen (F3,33 = 8,92, p = 0,00). De gemiddelde scores van de verschillende niveaugroepen lopen nogal uiteen, zoals in onderstaande tabel is te zien. Daarnaast is de interactie tussen de twee condities en de vier niveaugroepen significant (F2,33 = 9,03, p = 0,001).

45 Tabel 6

Een overzicht van de gemiddelde scores van de verschillende niveaugroepen op de tekstbegripvraag ‘Wat betekent het woord ontboezeming in het begin van de tekst?’

Niveaugroep M SD SUM Goed 0,94 1,03 16,00 Gemiddeld 0,00 0,00 0,00 Minder goed 0,33 0,82 2,00 Eigen leerlijn 0,00 0,00 0,00 Totaal 0,45 0,85 18,00

Daarnaast is de tekstbegripvraag ‘Wat betekent het woord verbluft in de zin ‘de klas keek verbluft naar Jeroen’?’ significant (F3,33 = 5,12, p = 0,005) wanneer er wordt gekeken naar verschillen tussen de vier niveaugroepen. Tussen de twee condities zijn kleine, niet significante, verschillen te zien: met een maximumscore van 2,0 scoren de ‘eenlingen’ gemiddeld een 0,976 en de duo’s gemiddeld een 0,811. Echter, het is opvallend dat hier juist de leerlingen die de tekst alleen hebben gelezen hoger scoorden dan de leerlingen die de tekst gezamenlijk lazen. De interactie tussen de condities en de niveaugroepen is ook niet significant.

Tabel 7

Een overzicht van de gemiddelde scores van de verschillende niveaugroepen op de tekstbegripvraag ‘Wat betekent het woord verbluft in de zin ‘de klas keek verbluft naar Jeroen’?’

Niveaugroep M SD SUM Goed 1,65 0,70 28,00 Gemiddeld 1,60 0,83 24,00 Minder goed 0,67 1,03 4,00 Eigen leerlijn 0,00 0,00 0,00

46 Totaal 1,40 0,90 56,00

De tekstbegripvraag ‘Hoe is de schrijver aan zijn informatie gekomen?’ bevat significante verschillen (F3,34 = 7,25, p = 0,001) tussen de vier niveaugroepen. De goede lezers scoorden op deze vraag gemiddeld veel hoger dan de leerlingen uit de andere niveaugroepen. Daarnaast is het opvallend dat de leerlingen uit de niveaugroep gemiddelde lezers lager scoorden dan de leerlingen uit de niveaugroepen minder goede lezers en lezers met een eigen leerlijn. Deze scores staan in onderstaande tabel weergegeven. De verschillen in de antwoorden op deze tekstbegripvraag zijn niet significant als er wordt gekeken naar de verschillende condities (F1,34 = 0,04, p = 0,849) of naar de interactie tussen de twee condities en de vier niveaugroepen (F2,34 = 1,21, p = 0,311).

Tabel 8

Een overzicht van de gemiddelde scores van de verschillende niveaugroepen op de tekstbegripvraag ‘Hoe is de schrijver aan zijn informatie gekomen?’

Niveaugroep M SD SUM Goed 1,12 0,70 19,00 Gemiddeld 0,19 0,40 3,00 Minder goed 0,67 0,52 4,00 Eigen leerlijn 0,50 0,71 1,00 Totaal 0,66 0,69 27,00

Aan de leerlingen is de tekstbegripvraag ‘Wat voor soort tekst is dit?’ voorgelegd. Deze vraag bleek niet significant te zijn wanneer er wordt gekeken naar de vier niveaugroepen. De vervolgvraag ‘Hoe weet je dat?’ bleek wel significant (F3,34 = 3,11, p = 0,039) als er wordt gekeken naar de verschillende niveaugroepen. De verschillende gemiddeldes van de vier niveaugroepen staan in onderstaande tabel weergegeven. Verschillen tussen de twee condities (F1,34 = 0,11, p = 0,746) en in de interactie tussen de condities en de niveaugroepen (F2,34 = 0,35, p = 0,711) zijn niet significant.

47 Tabel 9

Een overzicht van de gemiddelde scores van de verschillende niveaugroepen op de tekstbegripvraag ‘Hoe weet je dat?’

Niveaugroep M SD SUM Goed 1,50 0,82 24,00 Gemiddeld 0,82 1,02 14,00 Laag 1,67 0,82 10,00 Eigen leerlijn 0,00 0,00 0,00 Totaal 1,17 0,97 48,00

Deze tekstbegripvraag is bij beide teksten gesteld. Bovenstaande beschrijvingen van de significantie van de vraag horen bij de eerste tekst (Meisje eet vierduizend schuursponzen). Bij de tweede tekst (Wraak) zijn significante verschillen gevonden op deze tekstbegripvraag tussen de twee condities (F1,35 = 5,72, p = 0,022). De leerlingen die individueel hebben gewerkt, scoorden gemiddeld een 0,53 (SD = 0,91) op deze vraag en hadden als somscore een 10. De leerlingen uit de andere experimentele conditie, die gezamenlijk de teksten hebben gelezen en besproken, scoorden hoger met een gemiddelde score van 1,30 (SD = 0,97) en een somscore van 30. Het is opvallend dat er bij deze tekstbegripvraag bij de tweede tekst geen significante verschillen zijn gevonden tussen de vier niveaugroepen (F3,35 = 1,18, p = 0,333), terwijl dat bij dezelfde vraag die is gesteld bij de eerste tekst wel het geval bleek te zijn. In de interactie tussen de twee condities en de vier niveaugroepen zitten ook geen significante verschillen (F2,35 = 2,81, p = 0,074).

De tekstbegripvraag ‘Op welke manier wordt Ramon vergeleken met een leraar?’ is significant (F1,32 = 5,76, p = 0,022) als er wordt gekeken naar het onderscheid in de twee condities. De leerlingen die individueel de teksten lazen, scoorden gemiddeld een 0,42 (SD = 0,84) en een somscore van 8. De leerlingen die de teksten gezamenlijk lazen en bespraken, scoorden een stuk hoger met als gemiddelde score een 1,25 (SD = 0,97) en als somscore een 25. Deze tekstbegripvraag is niet significant als er wordt gekeken naar de vier niveaugroepen (F3,32 = 2,09, p = 0,121) en de interactie tussen de condities en de niveaugroepen (F2,32 = 0,08, p = 0,926).

In document Met zijn tweeën begrijp je meer (pagina 45-49)