• No results found

VIJFDE AFDEELING

Overige bepalingen betreffende het voorbereidend onderzoek door de ambtenaren van het openbaar ministerie en de hulpmagistraten.

Artikel 73.

W a n n e e r het onderzoek door den a m b t e n a a r van het openbaar ministerie of een hulpmagistraat wordt voortgezet, gelden de bepalingen v a n deze afdeeling.

Artikel 74.

(1) D e hulpmagisitraten zijn tot de voortzetting van het onderzoek op den voet van de volgende artikelen bevoegd en verplicht, zoolang a a n hen door den ambtenaar van het openbaar ministerie niet is kennis gegeven, dat dit onderzoek persoonlijk door hem zal worden gehouden.

(a) Zij zijn evenwel gehouden om de bevelen of aanwijzingen van den ambtenaar v a n het openbaar ministerie met betrekking tot het onderzoek in acht te nemen.

Artikel 75.

(1) Indien er genoegzame aanwijzingen v a n de schuld van den verdachte aanwezig zijn en diens a a n h o u d i n g in hei belang van het onderzoek, d a n wel ter voorkoming van herhaling of 1er voorkoming van ontvluchting dringend noodza-kelijk is, kan de ambtenaar van het o p e n b a a r ministerie of de hulpmagistraat, die het onderzoek houdt, in de gevallen bij het tweede lid van artikel 6a voorzien, eèn bevel van voorloopige a a n h o u d i n g uitvaardigen.

(a) H e t bepaalde in de artikelen 6a, 71 tweede lid, en 7a is op dit bevel van toepassing.

Artikel 76.

D e verdachte, die krachtens het b e p a a l d e bij het voorgaande artikel ils aan-gehouden, zal b i n n e n vier en twintig uren n a zijn overbrenging naar de plaats van 46

in bewaringstelling door den ambtenaar van het openbaar ministerie, of den h u l p -magistraat, die het onderzoek houdt, worden gehoord, indien dit niet tevoren reeds is geschied.

Artikel 77.

(1) M e t verlof van den voorzitter van den Iandraad kan de ambtenaar van het openbaar' ministerie, of de hulpmagistraat die het onderzoek houdt, huiszoeking

doen overal w a a r zulks noodig is.

(2) Behoudens het geval, bedoeld in het volgend artikel, zal het den a m b -tenaar van het openbaar ministerie of hulpmagistraat niet geoorloofd zijn daarbij geschriften, boeken en andere papieren, die niet het voorwerp v a n het strafbare feit uitmaken of tot het b e g a a n daarvan h e b b e n gediend, te onderzoeken of in beslag te nemen, zonder dat hij daartoe uitdrukkelijk door den voorzitter van den Iandraad zij gemachtigd. Gelijke machtiging is vereischt om de huiszoeking aan een andere opsporingsambtenaar op te dragen.

Artikel 78.

(1) In geval van dringende noodzakelijkheid k a n de ambtenaar v a n het openbaar ministerie of de hulpmagistraat, die het onderzoek houdt, ook zonder verlof van den voorzitter van den Iandraad huiszoeking doen:

ie. op het erf, w a a r de verdachte woont of verblijft, en in al w a t daarop staat;

2e. op elke andere plaats, w a a r de verdachte woont of verblijft;

5e. ter plaatse w a a r het feit gepleegd is of sporen heeft achtergelaten;

4e. in herbergen, koffiehuizen en andere openbare plaatsen.

(2) Hij kan ook aan een lageren opsporingsambtenaar opdragen deze huiszoeking te verrichten.

(3) Ingeval de huiszoeking moet geschieden buiten het rechtsgebied, waar-over hij gesteld is, zal op zijn verzoek de naastbijzijnde ambtenaar van het open-b a a r ministerie of hulpmagistraat de huiszoeking verrichten.

Artikel 79.

T e n aanzien v a n de in deze afdeeling bedoelde huiszoeking is het bepaalde in de artikelen 64 lid 2, 66 en 67 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 80.

(1) D e ambtenaar van het openbaar ministerie of de hulpmagistraat, die he't onderzoek houdt, zal den verdachte en zoodanige getuigen, als hij geraden oordeelt, voor zich doen verschijnen teneinde door hem te worden gehoord.

(2) Hij doet voor dit verhoor den verdachte, die in vrijheid is, en de getui-gen oproepen; de opgeroepen personen zijn verplicht om voor hem te verschijnen, en w a t betreft de getuigen bovendien om getuigenis der w a a r h e i d af te leggen.

Indien genoemde personen niet verschijnen kan hij hen andermaal doen oproepen en daarbij voegen een bevel tot medebrenging of zoodanig bevel later uitvaardigen.

47

Artikel 8 1 .

W a n n e e r een getuige of verdachte' aannemelijk maakt, dat hij buiten staat is voor den ambtenaar van bet openbaar ministerie of hulpmagistraat, die het onderzoek houdt, te verschijnen, zal deze zich naar zijn woning begeven.

Artikel 82.

(l) D e getuigen zullen buiten eede worden gehoord, tenzij in bijzondere gevallen, w a a r i n vermoed wordt, dat zij niet in het verder onderzoek zullen kun-nen verschijkun-nen. Zij zullen zooveel mogelijk afzonderlijk worden gehoord, doch k u n n e n met elkander worden geconfronteerd.

(a) Bij het verhoor van den verdachte zal hem worden afgevraagd of hij getuigen tot zijn ontlasting wenscht te doen hooren en zoo ja, welke die zijn.

V a n deze vraag wordt aanteekenng gehouden in het proces-verbaal.

(5) Indien de verdachte zich tot zijn verdediging beroept op zijn a a n -wezen elders ten tijde, dat het misdrijf is gepleegd, of beweert, d a t hij de in zijn bezit gevonden verdachte voorwerpen op een wettige wijze heeft verkregen, zal hij bepaaldelijk worden uitgenoodigd om de getuigen op te geven, die zijne opgaven zouden k u n n e n staven, en zal n a a r de gegrondheid dier opgaven het ver-eischte onderzoek gedaan worden.

Artikel 83.

D e vendaringen van den verdachte' en de getuigen zullen in geschrift wor-den gebracht; de d a a r v a n opgemaakte processen-verbaal worwor-den behalve door wor-den ambtenaar van het openbaar ministerie of hulpmagistraat, die het onderzoek houdt, mede onderteekend door dengene, die de verklaring heeft afgelegd. Indien laatstge-noemde niet kan of wil teekenen wordt d a a r v a n melding gemaakt.

Artikel 83a.

Z o o dikwijls getuigen of verdachten moeten gehoord worden, die woon-achtig zijn of verblijf houden buiten het gebied van den ambtenaar van het open-b a a r ministerie of hulpmagistraat, die het onderzoek houdt, kan dit verhoor — indien het moet plaats hebben buiten het ressort van den magistraat door tusschen-kornst van dezen ^- worden opgedragen a a n den ambtenaar van het openbaar ministerie of hulpmagistraat van de w o o n - of verblijfplaats dier getuigen of verdachten.

Artikel 85h.

(1) Indien de ambtenaar van het openbaar ministerie of de hulpmagistraat, die het onderzoek houdt, zulks nooclig acht, zal hij het vereischte verslag kunnen vragen van geneeskundigen of andere deskundigen.

(2) Zij zullen in h a n d e n v a n den ambtenaar van het o p e n b a a r ministerie of den hulpmagistraat den eed afleggen, dat zij h u n verslag geheel naar waarheid, immers n a a r h u n beste weten zullen geven. H e t bepaalde bij de artikelen 70 en 83a is hier toepasselijk.

Artikel 83c.

(1) W a n n e e r tegen den verdachte ernstige bezwaren Zijn gerezen, vol-doende vaststaat, dat het feit valt in de omschrijving van het tweede lid van artikel 48

62 en le voorzien is, dat c!e zaak niet b i n n e n den in artikel 72^ b e p a a l d e n termijn zal zijn berecht, kan de officier van justitie of de magistraat in het belang van bet l' onderzoek, d a n wel 1er Voorkoming van berbaling of ter voorkoming van ontvluch-ting de gevangenneming van den verdachte of, zoo bij voorloopig is aangehouden, zijn gevangenhouding bevelen.

(2) Indien dit bevel door d e n magistraat is uitgevaardigd, is hij verplicht binnen vier en twintig uren afschrift d a a r v a n toe te zenden aan den officier van justitie, die de dadelijke opheffing kan bevelen.

(5) D e verdachte zal, binnen vier en twintig uren na de tenuitvoerlegging van het bevel, door den officier van justitie of den magistraal, d a n wel den h u l p -magistraat worden geboord, indien dit niet tevoren reeds igeschiedt is.

(4) Behoudens het bepaalde bij artikel 83;', lid 2. zijn de in bel eerste lid van dit artikel bedoelde bevelen voor niet langer d$n d.erlig dagen geldig, te relcenen van d e n dag, w a a r o p zij zijn tenuitvoer gelegd. Zij k u n n e n zoolang bet onaerzoek niet is beëindigd worden verlengd op vordering van den officier van justitie of d e n magistraat telkens v a n dertig d a g e n tot dertig d a g e n door den voor-zitter van den Iandraad, indien deze na den laatst verleenden termijn zulks noodig oordeelt.

(5) Bevelen als in het eerste lid van dit artikel genoemd kunnen niet worden uitgevaardigd door de adjunct-magistraten.

Artikel 83d.

(1) D e voorzitter van den Iandraad kan, betzij ambtshalve, hetzij op ver-zoek van d e n verdachte, zich de stukken doen vorfeggen en bevelen, d a t bet onderzoek spoedig worde voleindigd. Z o o daartoe gronden zijn, kan hij een termijn stellen, w a a r b i n n e n bet onderzoek moet zijn voleindigd.

(2) Indien hij bevindt, dat het feit waarvoor vervolgd wordt niet valt in de bepaling van artikel 62, tweede lid, zal hij de invrijheidstelling gelasten v a n den verdachte, die zich in h e t h t e n i s bevindt.

Artikel 83e.

(ï ) D e stukken van het onderzoek en alle voorwerpen, welke als stukken van overtuiging k u n n e n dienen, zullen zoo spoedig mogelijk worden inigedjiend a a n den magistraat.

(2) Artikel 33, derde lid, is v a n overeenkomstige toepassing.