• No results found

..VERORDENING VAN DEN CHIEF CONICA TE MAKASSAR BETREFFENDE HET RECHTSREGLEMENT IN

BURGERLIJKE-EN IN STRAFZAKBURGERLIJKE-EN IN BORNEO BURGERLIJKE-EN DE GROOTE OOST".

Algemeene bepalingen.

Artikel 1.

D e rechterlijke macht in burgelijke' en strafzaken in de gewesten Borneo en de Groote O o s t wordt, voor zoover de inheemsche bevolking niet in bet genot van haar eigen rechtspleging is gelaten, uitgeoefend door :

a. de bestaande negorijrechlbanken, districtsgerechten en districtsraden.

b. de landrechters, c. den appelraad.

Artikel '2.

H e t openbaar ministerie bij de landrechters wordt uitgeoefend door d e n of-ficier van justitie e n zijn substituten benevens de magistraten en h u n adjuncten.

Het opsporen van strafbare feiten.

Het Openbaar Ministerie.

Artikel 3.

t. Bij het opsporen van strafbare feiten worden, zonder onderscheid v a n landaard, zooveel mogelijk de voorschriften van d e n tweeden titel van het Her-ziene Inlandsch Reglement gevolgd.

1

a. M e t het opsporen van de strafbare feiten zijn mede belast zij, die J a a r toe in de artikelen 324 en 325 van bet Rechtsreglement Buitengewesten zijn a a n -gewezen. D e z e n nemen met uitzondering v a n ben, die volgens artikel 11 de func-tie van hulpmagistraat uitoefenen, zooveel mogelijk de' regelen in acht, voor ben geschreven in de ïste tot en met de 19e afdeeling v a n den eersten titel v a n hoofdstuk III van het Rechtsreglement Buitengewesten en oefenen h u n taak uit met i n acht-neming van het bepaalde in de 1 ste alinea van artikel 324 vd.

Artikel 4.

D e officier van justitie en zijn substituten worden benoemd en ontslagen door den C . C O N I C A .

Artikel 5.

D e C . C O N I C A wijst het rechtsgebied van de officieren van justitie aan.

Artikel 6.

1 D e Officier v a n Justitie en zijn substituten treden in de plaats v a n den officier en den substituut-officier van justitie bij den Iandraad.

2 Zij oefenen ook de bevoegheid uit a a n den officier van justitie bij den raad van justitie in burgerlijke zaken opgedragen.

Artikel 7.

1. Als magistraat fungeeren de hoofden v a n plaatselijk bestuur, ieder b i n n e n de grenzen v a n bet gebied, waarover hem het dagelijksch bestuur is o p -gedragen, tenzij door den C O N I C A daarvoor een ander a m b t e n a a r b i n n e n een door d e n C O N I C A te bepalen ressort is aangewezen.

Artikel 8.

D e magistraten treden in de plaats van den magistraat bij den Iandraad.

Artikel 9.

D e adjunct-magistraten worden benoemd en ontslagen door d e n C O N I C A . Artikel 10.

D e adjunct-magistraten treden in de plaats v a n den adjunct-magistraat bij den Iandraad.

Artikel 11.

Als hulpmagistraat in den zin van; het Herziene Inlandsch Reglement fun-geeren de districtshoofden, de onderdistrictshoofden, zoomede de a m b t e n a r e n der algemeene politie minstens den rang van inspecteur bekleedend en andere daartoe bijzonderlijk door den C O N I C A aangewezen politie-ambtenaren.

Rechtspraak en rechtspleging van de negorijrechtbanken, districtsgerechten en districtsraden.

Artikel 12.

D e bestaande negorijrechtbanken, districtsgerechten en districtsraden hervatten de rechtepraaik in burgerlijke en strafzaken volgens de b e s t a a n d e b e p a -lingen.

Rechtspraak en rechtspleging van de landrechters.

Artikel 13.

1. D e landrechters worden benoemd en ontslagen door den C . C O N I C A in overleg met den voorzitter van den appelraad.

2. D e landrechters zijn slechts bevoegd tot het uitoefenen van rechtspraak in burgerlijke zaken, indien zij door den C. C O N Ï C A in overleg met d e n voor-zitter van den appelraad voor de rechtspraak in burgerlijke zaken zijn aangewezen.

3. D e landrechters k u n n e n door d e n C . C O N I C A in overleg met den voorzitter van den appelraad met de behandeling van zaken v a n b e p a a l d e n a a r d worden belast.

Artikel 14.

D e C . C O N I C A wijst in overleg met d e n voorzitter v a n den appelraad het rechtsgebied van de landrechters aan.

Artikel 13.

D e landrechters worden bijgestaan door een of meer griffiers en substituut griffiers, die door hen worden benoemd en ontslagen.

Artikel 16.

D e landrechters nemen in hoogste ressort, kennis van alle voor hooger be-roep vatbare vonnissen, door de negorijrechtbanken, de districts gerechten en dis-trictsraden na de inwerkingtreding v a n deze verordening in burgerlijke zaken en strafzaken gewezen.

Artikel 17.

1. D e landrechters nemen zonder onderscheid v a n l a n d a a r d in eersten aanleg kennis van alle burgerlijke zaken, die, niet ter kennisneming staan van een districtsgerecht of een districtsraad.

2. V a n de uitspraken door de landrechters in burgerlijke zaken gewezen, f is hooger beroep op den appelraad, tenzij de vordering v a n bepaalde w a a r d e is en 1 minder beloopt d a n vijf honderd gulden.

3 D e landrechters nemen zonder onderscheid van landaard, in eerste en hoogste ressort kennis van alle strafzaken die niet ter kennisneming staan van een negorijrechtbank, een districtsgerecht of een districitsraad.

Artikel 18.

Burgerlijke zaken, welke in eersten aanleg ter kennisneming van de land-rechters staan, worden door de landland-rechters slechts in behandeling genomen en blijven slechts in behancteling, voor zoover en zoolang den landrechter aannemelijk gemaakt wordt, dat degene, die de zaak aanbrengt of heeft aangebracht, een belang heeft, dat, in verhouding tot het b e l a n g van de andere bij de zaak betrokken personen en bezien in het licht v a n de buitengewone tijdsomstandigheden, een dringende rechterlijke voorziening behoeft.

Artikel 19.

1 Bij de rechtspraak in burgerlijke zaken, welke in eersten aanleg ter kennisneming van de landrechters staan, wordt zooveel mogelijk de rechtspleging

gevolgd, die in burgerlijke zaken in eersten aanleg voor den Iandraad is voorge-schreven in het Rechtsreglement Buiten gewesten.

2 T e n aanzien van de procedure in burgerlijke zaken van bepaalde onder-werpen, welke wegens onduidelijkheid een nadere voorziening behoeft, kan de voorzitter van den appelraad bepalen, welke regelen terzake gevolgd moeten worden.

Artikel 20.

1 Alle tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in burgerlijke zaken en van grossen van authentieke akten .-— met uitzondering van de rechterlijke uit-spraken van districtsgerechten, en districtsraden en in hooger beroep van deze uitspraken gedane uitspraken «— geschiedt, zonder onderscheid van landaard, zoo-vee! mogelijk volgens de voorschriften van het Recht'sreglement Buitengewesten op last en onder leiding van den landrechter.

2 tenuitvoerlegging geschiedt slechts, voor zoover den landrechter a a n -nemelijk gemaakt wordt, dat degene, die de tenuitvoerlegging verzoekt, een belang heeft, dat, in verhouding tot het belang van de andere bij de tenuitvoerlegging betrokken personen en bezien in het licht van de buitengewone tijdsomstandig-heden, een dringende rechterlijke voorziening behoeft.

Artikel 21.

1 D é [andrechters zien toe, dat de rechtspleging in burgerlijke zaken geen belemmeringen oplevert aan de verwerkelijking van het materieele recht.

2 D e Iandrechters zullen in burgerlijke zaken het volgen v a n andere pro-cesregelen, dan in de rechtspleging voor den Iandraad zijn vervat, toestaan of voorschrijven, indien zij zulks bevorderlijk achten voor de verwerkelijking van het materieele recht met inachtneming echter van de voorschriften door den voorzitter van den appelraad krachtens artikel 19 2e aline'a gegeven.

Artikel 22.

Bij de rechtspraak in srtafzaken, welke in eerste en hoogste ressort ter kennisneming van de Iandrechters staan wordt zooveel mogelijk de rechtspleging gevolgd, die in zaken van misdrijf in eersten aanleg voor den Iandraad is voorge-schreven bij Jhet Herziene Inlandsch Reglement]) met inachtneming voorts van het bepaalde bij de artikelen 5 tot en met 10 van de verordening N r . 108 van den legercommandant (Javasche C o u r a n t N r . QQa van 12 December 1941).

Artikel 25.

1 D e strafzaken welke zijn omschreven in artikel i s 6 novies sub a en b van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie worden door de Iandrechters ter terechtzitting b e h a n d e l d buiten tegenwoordigheid van een ambtenaar v a n het openbaar ministerie, tenzij zoodanige ambtenaar tevoren den wensch heeft te kennen gegeven om het openbaar ministerie' ter terechtzitting uit te oefenen.

2 O p deze strafzaken is het bepaalde bij de artikelen 46 t / m 52 van het l.andgerechtreglement toepasselijk.

4

» »

Artikel 24.

D e verklaringen, bedoeld in lid 1 van artikel 259 van het Herziene Inlandsen Reglement, kunnen, ook indien zij niet onder eede zijn afgelegd, met mondelinge beeeüigde verklaringen -worden gelijkgesteld.

Artikel 25.

Alle tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in strafzaken, met uit-zondering van aie van de districtsgerechten, districtsraden en negorijrechtbanken en van de uitsipraken in hooger beroep van deze uitspraken gedaan, geschiedt, zonder onderscheid van landaard, zooveel mogelijk volgens de voorschriften van het Herziene Inlandsch Reglement.

Artikel 26.

D e Iandrechters treden in de rechtspraak in eersten aanleg in burgerlijke zaken, in eerste en hoogste ressort in strafzaken en in hooger beroep a a n de daar-voor vatbare vonnissen van de negorijrechtbanken, de districtsgerechten en de dis-tTictsraden in de plaats van d e n Iandraad en den voorzitter v a n d e n Iandraad.

Recntspraan en Rechtspleging van den appelraad.

Artikel 27.

1 D e appelraad voor de gewesten Borneo en de Groote Oost is gevestigd te Makassar en bestaat uit een voorzitter en twee of meer leden.

2 D e voorzitter wordt benoemd en ontslagen door' d e n C . C O N I C A . 3 D e leden worden benoemd en ontslagen door den C . C O N I C A in over-leg met den voorzitter van den appelraad.

4 D e voorzitter wijst uit de leden een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 28.

D e appelraad wordt bijgestaan door een of meer griffiers en substituut-griffiers, die door den voorzitter worden benoemd en ontslagen.

Artikel 29.

D e appelraad neemt in hoogste ressort kennis van alle voor hooger beroep vatbare uitspraken van de lanclrechïers.

Artikel 50.

D e voorzitter van den appelraad beslist voor groepen van zaken of voor elk«

zaak afzonderlijk, of met één of drie leden geoordeeld wordt en wijst d a t lid of die leden aan.

Artikel 51.

A a n de behandeling van een zaak door den appelraad mag niet worden deelgenomen door een lid, dat in die zaak in eersten aanleg als landrechter geoor-deeld heeft.

Artikel 32.

Bij de rechtspraak door den appelraad wordt zooveel mogelijk de rechts-pleging gevolgd, die voor het hooger beroep in door den Iandraad b e h a n d e l d e burgerlijke zaken in bet Rechtsreglement Buitengewesten is voorgeschreven

5

Artikel 33.

1 D e artikelen 18 en 21 zijn op J e rechtspraak door den appelraad van overeenkomstige toepassing.

2 D e appelraad kan de persoonlijke verschijning van partijen of h u n gemachtigden toestaan of bevelen.

Artikel 54.

t D e voorzitter van den appelraad kan examinatie van de strafvonnissen der ƒ Landrechters in zijn rechtsgebied voorschrijven en regelen.

Overgangsbepaling.

Artikel 33.

1 Burgerlijke- en strafzaken, welke op het ogenblik van de inwerkingtre-ding van deze verordening bij een landrechter a a n h a n g i g zijn, zullen worden voortgezet en afgehandeld op den voet der tevoren geldende bepalingen.

Inwerningtreding.

Artikel 36.

Deze verordening treedt voor eenig gebied in werking op een nader door den betrokken C O N I C A voor dat gebied te bepalen tijdstip.

Slotbepaling.

Artikel 57.

Deze bepalingen kunnen worden a a n g e h a a l d als „Rechtsreglement Borneo-Groote Oost".

Afschrift dezes zal worden verleend a a n :

t • den Luitenant G o u v e r n e u r - G e n e r a a l van Nederlandsch-Indië.

3. den Directeur van Justitie.

3. den Directeur van het Binnenlandsch Bestuur.

4. den Voorzitter en de leden van den A p p e l r a a d te Makassar.

5. de Landrechters in Borneo en de Groote O o s t .

6. de Griffiers en Substituut-Griffiers bij de Landrechters en den Appe'Iraad.

7. de leden van het O p e n b a a r Ministerie bij de Landrechters.

8. de C O N I C A ' s en S u b - C O M C A ' s .

De afkondiging heeft heden plaats gehad. A l d u s gedaan op heden Makassar, 13 April 1946. Makassar, 15 April 1946.

D e C H I E F C O N I C A w.g. J. F . de Veer. w. g . C . C . de Rooy M r . J. F . D E V E E R , M r . C . C . D E R O O Y , Res. Kapt. Inf. K N I L v.s.d. Res. Kol. Inf. K N I L v.S.d.

Officier-Jurist.

ö

II

T O E L I C H T I N G O P H E T B E S L U I T N o . 70 V A N D E N C . C O N I C A T E M A K A S S A R D D . 15 A P R I L 1946 I N Z A K E H E T R E C H T S R E G L E M E N T

B Q R N E O - G R O O T E O O S T ad artikel 1.

Ingevolge art. 130 van de Indische Staatsregeling geschiedt de rechtspraak door de in dit artikel genoemde appelraad en Iandrechters in n a a m der Koningin.

ad artikel 1 e n 2.

Door de instelling van het instituut v a n d e n appelraad en d a t der Iand-rechters en het openbaar ministerie daarbij in een b e p a a l d ressort, vervallen voor dat ressort : het magistraatgerecht, het residentiegerecht, het landgerecht (oude stiji), de* Iandraad en de raad v a n justitie, en het o p e n b a a r ministerie daarbij, ni.

de inlandsche officieren v a n justitie (hoofddjaksa's en djaksa's), de ambtenaar O . M . bij het residentiegerecht, de magistraat (oude stijl) voor zoover betreft het opsporen v a n strafbare feiten enz. en de officieren v a n justitie' bij d e n raad v a n justitie.

Inplaats d a a r v a n treden op : de appelraad en de Iandrechters en het openbaar ministerie bij de Iandrechters b e s t a a n d e uit de officieren v a n justitie en h u n -ne substituten en de magistraten en h u n n e adjuncten bij d e Iandrechters.

ad artikel 3.

D e aanhef van de eerste alinea v a n art. 525 R.R.B, is niet gelijkluidend a a n die van de eerste alinea van art. 524 R . R . B . Hiermede is dus dit onderscheid opgeheven. D e in art. 524 en 525 R . R . B , genoemde hoofden blijven dus h u n taak

uitoefenen in de h u n eigen en vertrouwde sfeer. % ad artikel 4.

Benoeming en ontslag van d e officieren van justitie en d e aanwijzing van h u n rechtgebied geschiedt door d e n C . C O N I C A zonder overleg met den voor-zitter van den appelraad. T e n rechte zou overleg met d e n procureur-generaal, ge-wenscht zijn, m a a r de slechte verbindingen zijn oorzaak, dat a a n dezen eisch in deze bijzondere tijden niet k a n worden vastgehouden.

a d artikel 5.

H e t Herziene Inlandsoh Reglement heeft als beginsel, d a t een officier van justitie onder zich heeft het rechtsgebied van eenige zoo niet vele Iandraden.

Bij de instelling van het instituut v a n den landrechter in eenig gebied zal dus tevens overwogen dienen t e worden, welke officier van justitie het toezicht op de vervolging in dat gebied zal uitoefenen.

H e t ambt v a n (substituut) officier van justitie en dat van (substituut) a u -diteur militair bij d e n temporairen krijgsraad zal zooveel mogelijk in één h a n d dienen te zijn. ,

ad artikel 6.

S u b . 2. Deze alinea is ingevoegd om de bevoegheden van d e n officier van justitie bij d e n raad van justitie als neergelegd in art. 319a volg. 3igi, 381, 382a

- . - • ' . - . . . , . • . . . 7

B W art. t lid 2 der Faillijssementsverordening, art. 29 Reglement Burgerlijken o t a n d enz. te regelen.

ad artikel 7.

Volgens dit artikel zal het hoofd v a n plaatselijk faestuur de functie van magistraat bij den landrechter, - deze vervolgingsambtenaar niet te verwarren met den magistraat bedoeld in 26 volg. R . R . B . - vervullen. H e t moet echter ook mo-gelijk zijn dat bij een druk landgerecht het ambt van magistraat wordt bekleed door een door den C O N I C A aangewezen gegradueerd rechterlijk ambtenaar of rechtskundige.

ad artike! 9.

In het algmeen zullen tot adjunct-magistraat benoemd worden de vroegere

„Inlandsche officieren v a n justitie". H e t moet echter ook mogelijk zijn, dat de*ge-wezen hoofddjaksa's, bijv. tot landrechter voor (kleine) strafzaken worden benoemd en dat ook andere personen, bijv. geschikte personen uit de Chineesche samen-leving in streken met overwegend Chineesche bevolking en Europeanen tot adjunct-magistraat worden benoemd.

D a a r door de instelling van het instituut der landrechters en het openbaar ministerie daarbij, de functie van (hoofd) djakisïa als bedoeld in art. 481—488 R.R.B- is vervallen, als is toegelicht bij artikel 1 en 2, is het dus ook niet meer mogelijk na de afkondiging dezer verordening nog over te gaan tot de benoeming van een hoofdidjaksa bij den landraad of bij den landrechter (nieuwe stijl), als eenige malen is voorgekomen.

M e n moet dus bedenken dat in een moordzaak door een E u r o p e a a n gepleegd, een gewezen hoofddjaksa als adjunct-magistraat op de zitting van den landrechter als vertegenwoordigend het openbaar ministerie zal k u n n e n optreden.

Is te vermoeden, dat een adjunct-magistraat niet voldoende overwicht zal hebben, om een ingewikkelde zaak tot een goed eimde te brengen, d a n zal het gewenscht zijn een substituut officier van justitie als O . M . ter terechtzitting te doen optreden, (zie art. 535a Herz. Ini. R e g l . ) .

ad artikel 11.

In het algemeen zal d u s geen ambtenaaT b e n e d e n de rang v a n inspecteur van politie als hulpmagistraat k u n n e n optreden e n uit dien hoofde getuigen onder cede k u n n e n hooren.

a d artikel 13.

a d 1. H e t ligt in de bedoeling den president van den appelraad meer b e -moeiing met de rechtspraak te geven, d a n tevoren a a n den president van d e n raad van justitie toekwam.

D i t vloeit voorb uit de omstandigheid, d a t het hooggerechtshof zijn toezicht op rechtspraak en rechterlijke ambtenaren - neergelegd in art. 137 R . O . thans nog niet kan uitoefenen - .

D e z e nieuwe functie v a n d e n voorzitter van den appelraad is ook neerge-legd in de art. 13, 18, 24.

ad 2 en 3. D e z e beide alinea's h e b b e n(t o t doel het mogelijk te maken,

le dat a a n b e p a a l d e landrechters in overeenstemming met h u n capaciteiten de afdoening van een bepaalde soort zaken kan worden opgedragen ; 2e dat de te behandelen burgerlijke en strafzaken overeenkomstig de eischen

van de praktijk in verschillende categorieën'kunnen worden ge-splitst, zoo-als trouwens overal ter wereld in drukke bevolkingscentra geschiedt.

Z o o zal bijv. de afdoening van overtredingen en z.g. lichte misdrijven k u n -nen worden opgedragen aan een landrechter, die voor deze functie zeer geschikt is, doch aan wien men de hanteering van het Europeesche burgerlijke recht niet zou k u n n e n toevertrouwen.

Ofschoon d e landrechter de rechter zal zijn voor alle bevolkingsgroepen voor alle strafzaken en burgerlijke zaken met uitzondering v a n die bedoeld in art.

i a zal het materieeïe recht uiteraard voor de onderscheiden bevolkingsgroepen verschillend zijn.

D o o r de tweede en derde alinea, is het mogelijk geworden naar gebleken behoefte, de burgerlijke en strafzaken in bepaalde categorieën te splitsen en dien landrechter met de behandeling van een b e p a a l d e categorie te belasten, die d a a r -, toe in overeenstemming met zijn capaciteiten d e meest geschikte persoon is.

Deze zaken van bepaalden aard zullen k u n n e n zijn : ie. zaken omschreven in art. 116 novies R . O .

2e. adat (grond) zaken.

3e. Europeesch burgerlijk recht.

4«. handelsrecht en faillissementsrecht enz.

E e n en ander zal dienen te worden overwogen met en door d e n voorzitter van d e »

<v;pelraad.

ad artikel 17.

Sub- 2. Bij de voluntaire jurisdictie is dus steeds hooger beroep op den appelraad, bij bepaalde vorderingen steeds indien deze van b e p a a l d e w a a r d e zijn en ƒ 500.— of meer beloopen.

ad artikel 18.

Zie ad aritkel 21.

ad artikel 19.

S u b 2 is opgenomen, om eenheid in de rechtspraak zooveel mogelijk ook gedurende dezen tijd van noodregelingen te b e h o u d e n . Moeilijkheden k u n n e n immers rijzen, indien de landrechters v a n geheel verschillend oordeel zijn bijv.

over de vraag, of het faillissement van een E u r o p e a a n nog kan worden uitgesproken, of de in het B . W . gestelde termijnen nog in acht moeten worden genomen, enz., enz.

D e voorzitter van den appelraad zal deswege voorschriften k u n n e n geven, welke procedure gevolgd dient te worden, doch hij zal bepaaldelijk niet optreden als wetgever en nieuwe procedures of rechtsregels ontwerpen.

In het algemeen zal de voorzitter d u s leiding geven, doch niet in een a a n -hangige zaak ingrijpen, of fouten van den landrechter verbeteren, welke met hot hooger beroep bestreken k u n n e n worden.

t

Ongetwijfeld zou deze leiding ook gegeven ikunnen worden Lij verordenin«

doch een regeling door den voorzitter van den appelraad zal soepeler k u n n e n zijn' en vele intrekkingen en herzieningen v a n verordeningen v a n het militair gezag kunnen voorkomen.

a d artikel a i .

D e landrechter neme niet te spoedig aan, d a t een zaak dringend rechterlijke voorziening behoeft, vooral niet als dat gepaard moet gaan met het volgen v a n andere procesregelen, d a n in de rechtspleging voor den Iandraad zijn vervat (art. 21 sub 2)

Immers door de invoering van de nieuwe rechtsinstituten dienen vele aan-gelegenheden opnieuw in beschouwing te worden genomen en behoeven zij her-organisatie zooalisj bijv. in- en overschrijving enz.; dit kan het beste door het centrale gezag geschieden.

H e t belang der rechtzoekenden is er meer bij gebaat even te wachten, d a n dat deze aangelegenheid n a a r ieders inzicht en dus veelal verschillend worden geregeld bij regelingen, die even later herzien moeten worden.

Bovendien is de mogelijkhied om „andere procesregelen te volgen, d a n in de rechtspleging voor den Iandraad zijn vervat" uiteraard opgenomen met het oog op een procedure en niet tot het regelen van allerlei onderwerpen van burger-rechtelijken aard.

10

Ill

U I T T R E K S E L uit het Register der Besluiten van den _ , Chief C O N I C A van de Groote Oost en Borneo.

Besluit N o . 71.

Malcassar, 15 April 1946.

D E C H I E F C O N I C A V A N D E N G R O O T E O O S T E N B O R N E O . Gelet op de artikelen 4, 5, 13, 14, 27 en 35 v a n he't „Rechtsreglement Borneo—Groote Oost", zooals vervat in dezerzijcdsch besluit N o . 70 v a n

13 April 1946;

Gehoord het advies van den Voorzitter van den A p p e l r a a d te Makassar;

H E E F T B E S L O T E N :

Eervol te ontheffen uit h u n n e functie de bij dezerzijdsche Besluiten Nos. 4, 26, 37 en 30 respectievelijk van 4 J a n u a r i 1946, 18 Februari 1946.

22 Februari 1946 en 16 M a a r t 1946 benoemde Landrechters, plv. L a n d -rechters en Voorzitter en Leden van den A p p e l r a a d te Makassar;

II.

III.

Voor het ressort van d e n C O N I C A A m b o n te benoemen tot:

A. Officier van Justitie: Mr. A . C . v a n Hengel;

Substituut Officier van Jujatitie: M r s . W . van der Veen, A . d e H a a s ; B. Landre'chter in burgerlijke- en strafzaken: Mr. F . P . Stöcker;

en in het bijzonder voor:

de afdeeling A m b o i n a : Dr. A . H . R u i b i n g ; de afdeeling Z u i d - e i l a n d e n : W . Scheffer;

C . Landrechter uitsluitend voor strafzaken in het bijzonder voor:

de onderafdeeling A m b o n : D . J. Gaspersz;

de onderafdeeling Saparoea: A . G . Stoelenga;

de onderafdeeling W e s t - C e r a m : J. H . v a n Keeken;

de onderafdeeling A m a h e i : J. N a n l o h y ; de onderafdeeling W a h a i : H . P a t t i r a d j a w a n e ; de onderafdeeling Boeroe: W . A . F . Gaspersz;

de onderafdeeling B a n d a : R d . Soewarno;

de onderafdeeling Aroe-eilanden: H . Bartstra;

de onderafdeeling T a n i m b a r - e i l a n d e n : B. Setitit;

Voor het ressort van d e n C O N I C A Bandjermasin te benoemen tot:

A . Officier van Justitie: M r . E. Bonn;

Substituut Officier v a n Justitie': Mrs. G . Dekker, J. G . Platteeuw, G . P . A . G u s s e n h o v e n ;

t i

*

LandrechteT in burgerlijke- en strafzaken: Jhr. Dr. W . C . van den Brandeier;

en. in he' bijzonder/ voor:

de afdeeling Bandjermasin: P . Ferwerda;

de afdeeling Kapoeas-Barito: L. B. M e n n e s ;

de afdeeling Hoeloe Soengei: Mr. Dr. H . Hoogenberk. Mr. J. Jonkers:

Landrechter uitsluitend voor strafzaken, in bet bijzonder voor:

de onderafdeeling Sampit: F . J. H i p s ;

de onderafdeeling Kota W a r i n g i n : H . Verkuyl;

de onderafdeeling Beneden Dajak: Mr. J. H. S c h w a b ;

Voor het ressort van den C O N I C A Balikpapan te benoemen tot:

Officier van Justitie: Mr. J. W . Burlage;

Substituut Officier van Justitie: Mrs. W . M . Esser, C . E. Bousquet, A . L. H . Beyersbergen;

Landre'chter in burgerlijke- en strafzaken: Mr. Sie Liong Soei, J. A . W e l l e m a n , R. A . H . Bergmann;

en in het bijzonder voor:

de onderafdeeïingen O o s t - en W e s t Koetai en Boven M a h a k a m : W . J. H . Bouma:

de onderafdeeling Pasir: T. Doetawihardja;

de afdeeling Boelongan en Beraoe: B. J. T h e m a n s ; de onderafdeeling T a r a k a n : W . F . van den Berg;

de onderafdeeling Boelongan: V . V r e e ; de onderafdeeling Beraoe: W . Weryhenke:

de onderafdeeling D a j a k l a n d e n : J. W . Kooymans;

Landrechter uitsluitend voor strafzaken, in het bijzonder voor:

de onderafdeeling Balikpapan: M r . B. van Eyk;

Voor het ressort van den C O N I C A P o n t i a n a k te benoemen tot:

Officier van Justitie: Mr. A . H . Bosscher;

Officier van Justitie: Mr. A . H . Bosscher;