• No results found

VAN DE RECHTSPLEGING IN BURGERLIJKE ZAKEN

In document STRAFZAKEN BURGERLIJKE- RECHTSREGLEMENT (pagina 119-164)

TITEL I.

Van de rechtspleging in burgerlijke zaken, welke in eersten aanleg beliooren tot

<le kennisneming van do aistrictsgerechten.

Artikel 104.

(1) D e eisclier doei zijne vordering mondeling of schriftelijk ter terecht-zitting. Hij legt daarbij alle bescheiden over die' hij dienstig acht.

(2) In de residentie M a n a d o geeft de eischer v a n zijn voornemen om ee'ne /ordering in be dienen te voren kennis aan het districtshoofd.

(3) (ïngev. S t b . 55—102.) Ten aanzien van rechtzaken, w a a r i n een dorps-rechter uitspraak heeft gedaan, is artikel 145a van overeenkomstige toepassing.

(R.O. 5a.)

Artikel 105.

O p de behandeling van de zaak op de terechtzitting zijn de artikelen 118.

IK). 120, 121 en 125 van toepassing.

Artikel 106.

Alvorens eene beslissing te nemen, is het districtshoofd verplicht de in het districtsgerecht als raadslieden zitting hebbende hoofden te raadplegen. (In!. R. 80).

Artikel 107.

(1) V a n al hel verhandelde bij het districtsgerechl, bepaaldelijk ook var;

de door cle raadslieden geuite gevoelens >:,<. van de gedane uitspraken. >v>-,![ do >r het districtshoofd aintcekening gehouden ir een register, waarvan maandelijks, voor zoover de in dal lijdsverlot p b e n a n n t 1de zaken betreft, door tnsschenKomst van den Resident, een abchrift \vi idt gezonden aan den voorzitter va . Jen .and-raad. (Inl. R. 90.)

(2) Deze is bevoegd op de behandeling der zaken, voor zoover niet in hooger beroep is gegaan, zoodanige bemerkingen a a n het districtshoofd te maken als hij nuttig en noodig oordeelt.

(3) Hij houdt van zijne bemerkingen aanteekening op het hem toegezon-den afschrift van het register.

(4) H e t districtshoofd ter plaatse w a a r de autoriteit die met het dadelijk toezicht op de rechtspraak van het districtsgerecht is belast, gevestigd is, kan

\ o l s l a a n met de maandelijksche toezending van het register in originali. voor zoover de verloopcn m a a n d betreft. Die autoriteit stelt dan hare bemerkingen op dit register en zendt het binnen twee m a a n d e n na ontvangst terug aan hel districtshoofd.

(5) Het hooggerechtshof van N e d e r l a n d s c h T n d i ë is bevoegd zich te allen tijde het register in afschrift te doen voorleggen.

90

Artikel 108.

(1) H e t voornemen om van eene uitspraak van een districtsgerecht in hooger beroep te komen moet a a n het districtshoofd worden hekend gemaakt h i n n e n tien d a g e n na de uitspraak of, indien de appellant daarhij niet tegen-woordig is geweest, na de hem op last van het districtshoofd gedane mededeeling van het vonnis.

(2) H e t districtshoofd h o u d t daarvan aanteekening op het in het vorige artikel bedoelde register en doet daarvan, onder toezending van een uittreksel uit zijn register voor zoover de zaak betreft, mededeeling aan den voorzitter van den Iandraad. «

Artikel 109.

D e voorzitter van den Iandraad doet n a a r aanleiding van de hem in opvol-ging van het tweede lid van het vorige' artikel gedane mededeeling a a n partijen den dag aanzeggen, w a a r o p de zaak voor den Iandraad zal dienen met last om de Jetuigen, die zij alsnog zullen willen doen hooren, op dien d a g voor te brengen.

Artikel 110.

(1) O p d e n b e p a a l d e n dag onderzoekt de Iandraad de zaak opnieuw.

(2) T o t dat einde worden de uitspraak v a n den eersten rechter en de stuk-ken van het eerste geding gelezen, de getuigen overeenkomstig het b e p a a l d e bij artikel 165 en volgende gehoord en zoowel de reeds vroeger voorgebrachte als de nieuwe bewijzen in overweging genomen.

(3) Hierop doet de Iandraad uitspraak met inachtneming v a n het b e -paalde bij artikel 188 en het eerst« lid van artikel 190, en worden verder opgevolgd de voorschriften, vervat in de artikelen 195 en 197.

(4) H e t hoofd dat in eersten aanleg heeft rechtgesproken, mag geen deel nemen aan de rechtspraak in hooger beroep.

Artikel t i l .

(1) D e voorzitter doet den eersten rechter door toezending van afschrift kennis dragen van het in fiooger beroep gewezen vonnis binnen acht dagen na de uitspraak.

(2) H e t distrietshoofd doet dadelijk na ontvangst van het vonnis partii™

aanzeggen, dat het bij hem is ingekomen, en dat zij daarvan inzage en op eigen kosten afschrift kunnen erlangen.

Artikel 112.

D e vonnissen zijn uitvoerbaar:

1. als zij niet v a t b a a r zijn voor hooger beroep: dadelijk:

2. als zij vatbaar zijn voor hooger beroep:

a. indien geen hooger beroep is aangetekeend: zoodra de termijn voor appèl is verstreken;

O i

b . indien hooger beroep is aangeteekend: zoodra het in hooger beroep gewezen vonnis door het districtshoofd is ontvangen.

Artikel 115.

. . . * J f districtshoofd draagt de uitvoering op aan een hem ondergeschikt hoorn or beambte.

Artikel 114.

O p deze uitvoering zijn de artikelen 135 tot en met 139 van overeenkom-stige toepassing.

Artikel 113.

Behoudens de in dezen titel bedoelde vergoeding aan de getuigen geschiedt ie reehtshedeeling, in dezen titel bedoeld, kosteloos.

TITEL II.

Van de rechtspleging in burgerlijke zaken, welke in eersten aanleg behooren tot de kennisneming van de districtsraden.

Artikel 116.

( 1 ) D e eischer, die voornemens is eene vordering in te dienen, geeft

hier->an kennis a a n het districtshoofd b i n n e n wiens ressort de gedaagde of een der gedaagden woont of verblijf houdt.

(2) (Gew. Sih. 35—102.) Overigens zijn op de rechtspleging in burgerlijke jaken, welke in eersten aanleg behooren tot de kennisneming van de districts-raden van overeenkomstige toepassing het eerste en derde lid van artikel 104, de Artikelen 105. 107, met uitzondering van de woorden „bepaaldelijk ook v a n de loor de raadslieden geuite gevoelens en", 108, 100, het eerste, tweede en derde lid

»an artikel 110, de artikelen i l l lot en met 115, 122 en 188.

(3) H e t hoofd, dat aan de rechtspraak in eersten aanleg heeft deelge-nomen mag geen deel nemen aan de rechtspraak in hooger beroep.

TITEL IV.

Van de rechtspleging in burgerlijke zaken, welke in eersten aanleg behooren lot de kennisneming van de landraden.

g AFDEELING I.

V a n de behandeling der zaken op de terechtzitting.

Artikel 142.

(1) Burgerlijke vorderingen in eersten aanleg behoorende tot de bevoegd-heid der landraden worden bij verzoekschrilt, door den eischer of door diens 92

overeenkomstig het voorschrift v a n artikel ,4 7 gemachtigde o n d e r t e k e n d , inge-diend a a n dei» voorzitter v a n den Iandraad onder wiens rechtsgebied de gedaagde

^nne woonplaats heeft of bij gebreke van eene bekende woonplaats zijn werkelijk verblijf houdt.

ï ItJ ^ B iJfI c ï'e J 1 e r meerdere gedaagden zijn. die niet binnen het ressort van ienzeilden Iandraad wonen, wordt de vordering ingediend a a n den voorzitter van aen l a a n d r a a d der woonplaats v a n één hunner, ter keuze van den eischer. Staan i e gedaagden tot elkander in de verhouding van hoofdschuldenaar en borg, d a n wordt de vordering behoudens het bepaalde bij het tweede lid van artikel 6 van hel reglement op de rechterlijke organisatie en h e t beleid der justitie in Neder-landsch-Indië, ingediend a a n den voorzitter v a n den Iandraad der woonplaats van den hoofdschuldenaar of van één der hoofdschuldenaren.

(5) Indien de gedaagde geen bekende woonplaats heeft en ook zijn wer-kelijk verblijf onbekend is of indien de gedaagde niet bekend is, wordt de vordering ingediend a a n den voorzitter van den Iandraad der woonplaast van den eischer of

l'an een der eischers.

(4) Indien bij schriftelijke akte woonplaats is gekozen, kan de eischer des-herkiezende zijne vordering indienen a a n den voorzitter van den Iandraad binnen

velks rechtsgebied de gekozen woonplaats gelegen is.

(5) In za.cen van aanspraken op een onroerend goed wordt de vordering ingediend a a n de voorzitter v a n den Iandraad binnen welks rechtsgebied het goed gelegen is; indien de onroerende goederen binnen het ressort v a n meer d a n sen Iandraad gelegen zijn, a a n den voorzitter van een dier Iandraden ter keuze van den eischer. (Inl. R. u 8 . )

Artikel 143.

D e voorzitter v a n den Iandraad is bevoegd den eischer of diens gemach-tigde bij de indiening van de vordering raad te geven en h u l p te bieden.

(Inl.R. 119.)

Artikel 143a.

(Ingev. S t b . 35—102.) ( l ) Indien de ingediende vordering betrekking heeft op een rechtzaak, w a a r i n een dorpsrechter uitspraak heeft gedaan, vermeldt de eischer den i n h o u d v a n die uitspraak bij zijn vordering; zoo mogelijk legt hij een afschrift d a a r v a n over.

(2) D e voorzitter v a n d e n Iandraad d a n w e l de in het tweede lid v a n artikel 144 bedoelde magistraat wijst d e n eischer bij of n a ontvangst v a n de vor-dering d a n wel bij den a a n v a n g v a n de terechtzitting op zijn in lid 1 omschreven verplichting. ( R . O . 5a; Inl. R. 120a; R . B . 161a.)

Artikel 144.

(1) W a n n e e r d e eischer niet k a n schrijven, k a n hij zijne vordering mon-deling voordragen a a n d e n voorzitter v a n den Iandraad, die d a a r v a n aanteekcning houdt of doet h o u d e n . D e z e bevoegdheid tot mondelinge voordracht geldt niet voor den gemachtigde. (Inl. R. 120.) „ _ , _

93

(a) Indien de eischer woont of verblijf houdt t u i t e n het ressort van den magistraat ter plaatse w a a r de Iandraad is gevestigd of de voorzitter van den landraad zich niet ter laatstgenoemde plaatse bevindt, kan de mondelinge voor-dracht ook geschieden bij den magistraal van de w o o n - of verblijfplaats van den eischer, die van de voordracht dadelijk aanteekening houdt en die aanteekening 100 spoedig mogelijk opzendt aan den voorzitter van den landraad.

(3) D e voorzitter handelt daarmede verder alsof de vordering bij hem ware ingebracht.

Artikel 145.

(1) N a d a t de ingediende vordering of de d a a r v a n gemaakte aanteekening door den griffier op een daartoe bestemd register is ingeschreven, bepaalt de voor-zitter den dag en het uur, w a a r o p de zaak voor den landraad zal dienen en doet Inj partijen oproepen ten einde alsdan te verschijnen, vergezeld van de getuigen, lie zij wenschen te doen hooren en met medebrenging van de schriftelijke bewijs-stukken, w a a r v a n zij zich willen bedienen.

(2) Bij de oproeping van d e n gedaagde wordt hem tevens een afschrift der vordering uitgereikt met aanzegging, dat hij daarop desverkiezende bij schriftuur kan antwoorden.

(3) V a n de in het eerste lid van dit artikel bedoelde beschikking wordt aanteekening gehouden in het daar vermelde register alsmede op de m i n u u t der vordering.

v- (4) (Ingev. S t b . 27—576.) De in het eerste lid bedoelde inschrijving op het register heeft niet plaats, d a n n a d a t aan den griffier ter nadere verrekening is vooruitbetaald het bedrag, w a a r o p door den voorzitter van den l a n d r a a d naar omstandigheden de griffierechten en de kosten van de verplichte oproepingen v a n sn aanzeggingen a a n partijenen van de te bezigen zegels voorloopig worden b e -groot. (Inl. R. 121.)

Artikel 146.

Bij de bepaling van den rechstdag wordt door den voorzitter rekening ge-h o u d e n rad den afstand tusscge-hen de woon- of verblijfplaats van partijen en de plaats, w a a r de l a n d r a a d zitting houdt en mag, behalve in spoedeischende gevallen, bij de beschikking als zoodanig te vermelden, de tijd, welke tusschen de o p -roeping van partijen en den rechtsdag verloopen moet, op niet minder d a n drie vrije dagen worden gesteld. (Inl. R. 122.)

Artikel 147.

( l ) (Gew. S t b . 52—13.) Partijen k u n n e n zich desverkiezende doen bij-staan of vertegenwoordigen door gemachtigden, tot dat einde van eene bijzondere schriftelijke machtiging voorzien, ten ware de Iastgever in persoon tegenwoordig mocht zijn. D e eischer k a n de machtiging ook verleenen bij het overeenkomstig het eerste lid van artikel 142 ingediend door 'hem onderteekend verzoekschrift of bij de overeenkomstig het eerste lid v a n artikel 144 gedane mondelinge voordracht der vordering,, in. welk laatste, geval d a a r v a n melding wordt gemaakt in de v a n die vordering opgemaakte' aanteekening. . . .

.94

(a) D e inlandsche officier van justitie voor de Regeering van N e d e r -landsch-Indië als vertegenwoordigende den lande in rechten optredende, behoeft evenwel niet van zoodanige bijzondere schriftelijke machtiging te zijn voorzien.

(R.B. 199; Stb. 22—522.)

(5) De- in het eerste lid bedoelde schriftelijke machtiging moet verleend zijn, hetzij bij notarieele akte, hetzij bij eene door den griffier van den Iandraad. b i n n e n welks rechtsgebied de Iastgever woont of verblijf houdt of door den magistraat van de woon- of verblijfplaats van den Iastgever opgemaakte akte, hetzij bij eene overeenkomstig de ordonnantie in Staatsblad 1916 N o , 46 gewaarmerkte en ge-boekte onderhandsche akte.

(4) D e Iandraad is bevoegd om de persoonlijke verschijning te bevelen van de partijen, welke ter terechtzitting door gemachtigden vertegenwoordigd zijn.

Deze bevoegdheid geldt niet ten aanzien van den Gouverneur-Generaal.

Artikel 148.

W a n n e e r de eischer, behoorlijk opgeroepen zijnde, niet: ten bepaalden dage voor den Iandraad verschijnt noch iemand van zijnentwege doet verschijnen, wordt de eisch voor vervallen gehouden en de eischer veroordeeld in de kosten, behou-dens het recht om na voorafgaande betaling van die kosten zijne vordering op-nieuw voor te brengen. (Rv. 77; [ril. R. 124.)

Artikel 149.

(1) W a n n e e r ten dienenden dage de gedaagde behoorlijk opgeroepen zijnde, niet verschijnt, noch iemand van zijnentwege doet verschijnen, wordt de eisch bij verstek toegewezen, ten ware het aan den Iandraad mocht blijken dal aeze is onrechtmatig of ongegrond.

(2) Indien echter de gedaagde bij zijn in hel tweede lid van artikel 145 bedoeld antwoord de exceptie van onbevoegdheid van den Iandraad heeft

voorge-steld, zal, hoewel hij niet verschijnt, noch iemand van zijnentwege doet verschij-nen, de Iandraad, den eischer gehoord, op die exceptie recht doen en slechts bij verwerping daarvan op de hoofdzaak uitspraak doen.

(3) Ingeval van toewijzing van den eisch wordt hel vonnis van den Iand-raad, op last van den voorzitter, den veroordeelde aangezegd, waarbij hij tevens wordt indachtig gemaakt aan zijn recht om, b i n n e n den tijd en op de wijze bij artikel 153 bepaald, tegen het vonnis verzet ba doen bij denzelfden Iandraad.

(4) A a n den voet van het vonnis wordt door den griffier aangeteckend a a n wien deze verrichting is opgedragen geweest en w a t deze persoon daaromtrent schriftelijk of mondeling heeft gerelateerd. (Inl. R. 123.)

Artikel 150.

In de gevallen, bij de twee voorgaande artikelen voorzien, kan de Iandraad, alvorens eenige uitspraak te doen, gelasten, dat de niet verschenen partij ten tweede male zal worden opgeroepen tegen een naderen, door den voorzitter op de terechtzitting a a n de opgekomen partij bekend te maken rechtsdag, voor wie deze mededeeling als pprpeping geldt. (Inl. R. 126.)

Artikel 151.

Indien van meerdere gedaagden een of meer niet verschijnen, noch iemand van hunnentwege doet verschijnen, wordt de behandeling der zaak uitgesteld tot een naderen, zoo min mogelijk verwijderden refchtsdag. D a t uitstel wordt ter te-rechtzitting a a n de verschenen partijen medegedeeld, voor wie de-ze mededeeling

als oproeping geldt, terwijl de voorzitter de niet-verschenen gedaagden tegen dien rechtsdag opnieuw doet oproepen. AlsrJan wordt de zaak b e h a n d e l d en d a a r n a tusschen alle parlijen uitspraak gedaan bij één en hetzelfde vonnis, waartegen geen verzet is toegelaten. (R.B. 1925; Rv. 8 l ; Ini. R. 127.)

Artikel 152.

(1) D e vonnissen bij verstek gewezen k u n n e n niet ten uitvoer worden ge-legd d a n na verloop van veertien dagen na de aanzegging in artikel 149 bedoeld.

(2/ Ingeval van dringende noodzakelijkheid zal de tenuitvoerlegging vóór den afloop van dezen termijn mogen bevolen worden, hetzij bij vonnis, beizij door d e n voorzitter na de uitspraak, op mondeling of schriftelijk verzoek dels eischers.

(Rv. 82; Ini. R. 128.)

Artikel 133.

(Gew. S t b . 39'-'7i5-) ( 0 D e gedaagde, die bij verstek is veroordeeld en niet in het vonnis heeft berust k a n daartegen verzet doen.

(2) Indien de aanzegging van het vonnis is gedaan a a n den veroordeelde in persoon, is het verzet ontvankelijk b i n n e n veertien dagen na die aanzegging.

Is het vonnis a a n den veroordeelde niet in persoon aangezegd, d a n is het verzet ontvankelijk tot en met den achtsten dag na de in artikel 207 bedoelde a a n m a n i n g , or, bij niet verschijning na behoorlijke oproeping, tot en met den veertienden dag na de tenuitvoerlegging van den in artikel 208 genoemden schriftelijken last.

(Rv. 83.)

(3) D e Iandraad is bevoegd bij het vonnis de in het voorgaande lid ge-noemde termijnen naar omstandigheden te verlengen.

(4) D e vordering in verzet wordt ingediend en b e h a n d e l d op de gewone wijze voor burgerlijke vorderingen voorgeschreven.

(3) D e indiening van de vordering in verzet bij den voorzitter van den Iandraad stuit de tenuitvoerlegging, tenzij deze bevolen is niettegenstaande' verzet.

(6) D e opposant, die zich voor de tweede m a a l bij verstek Iaat vonnissen, wordt niei-ontvankelijk verklaard, indien hij opnieuw verzet aanteekent. (Inl.R.129.)

Artikel 154.

(1) W a n n e e r ten b e p a a l d e n dage partijen verschenen zijn, tracht de Iand-raad bij monde v a n den voorzitter h a a r tot een vergelijk te brengen.

(2) Indien zoodanig vergelijk tot stand komt, wordt daarvan, staande de terechtzitting, eene akte opgemaakt, waarbij partijen veroordeeld w o r d e n tot n a -koming der getroffen overeenkomst, welke akte dezelfde kracht heeft en op dezelfde wijze ten uitvoer wordt gelegd als een gewoon vonnis.

(3) V a n een zoodanig gewijsde wordt geen hooger beroep toegelaten.

96 .. ... . . .

U) W a n n e e r bij de poging om partijen tot een vergelijk te brengen de bemoeiienis van een tolk wordt vereischt, worden d i e n a a n g a a n d e de voorschriften

van bet volgende artikel nagekomen. (Rv. 5 1 ; Ink R. 150.) Artikel 155.

(1) W a n n e e r partijen versebenen maar tot geen vergelijk te brengen zijn (hetgeen in het proces-verbaal der zitting wordt vermeld), worden de door de partijen overgelegde stukken voorgelezen en, w a n n e e t eene der partijen de taal waarin die stukken geschreven zijn niet machtig is, door een tolk, door den voor-ziter aan te wijzen, in de taal van die partij overgebracht.

(a) Hierop wordt, zoo dit noodig is mede met behulp van een tolk, tot het hooren van den eischer en van den gedaagde overgegaan.

(5) D e tolk legt, ten ware hij als beëdigd tolk bij den l a u d r a a d mocht zijn toegelaten, in h a n d e n van den voorzitter den eed af van getrouwelijk te zullen

vertalen w a t van de eene taal in de andere moet worden overgebracht.

(4) H e t vierde lid van artikel 181 is op de tolken toepasselijk. (Inl. R. 131.) Artikel 136.

D e voorziter is bevoegd om, indien hij dit voor den goeden en geregelden gang der zaak noodig acht, partijen bij de behandeling der zaak de noodige voor-lichting te geven en haar opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen, welke zij kunnen a a n w e n d e n . (Inl. R. 152.)

Artikel 157.

(1) D e gedaagde is bevoegd om in alle zaken eisch in reconventie te doen, uitgezonderd: (Rv. 244.)

ie', w a n n e e r de eischer in conventie is opgetreden in eene kwaliteit en de recon-ventie hem persoonlijk zoude betreffen en wederkeerig; (B. 385, 432, 1635V.) 2e. wanneer de landraad bij wien de eisch in conventie hangende is, onbevoegd is om kennis te nemen v a n de reconventie met betrekking tot het onderwerp van het geschil; (I.S. 136; R . O . 95; R . B . 43.)

5e. in zaken van geschil over de tenuitvoerlegging van een vonnis.

(2) Indien in eersten aanleg geen eisch in reconventie is gedaan, kan hij in hooger beroep niet meer gedaan worden. (Inl. R. 132a.)

Artikel 138.

(1) D s gedaagde in conventie is verplicht zijne tegenvordering tegelijk met zijn hetzij schriftelijk, hetzij mondeling antwoord in te brengen. (Rv. 243.)

(2) O p die tegenvordering zijn toepasselijk de voorschriften v a n deze afdeeling.

(3) D e beide zaken worden tegelijk voldongen en bij een en hetzelfde vonnis beslist, ten ware de rechter mocht bevinden dat de eene vroeger d a n de andere kan worden afgedaan, in welk geval zulks mag plaats hebben, blijvende niettemin de alsdan nog onaigedane eisch in conventie of reconventie bij denzelf-cïen rechter a a n h a n g i g tot het eindvonnis daarin te vellen.

97

(4) Hel hooger beroep wordt toegelaten, indien hel beloop van den eisch in conventie, gevoegd bij dat van dien in reconventie, te boven gaat de rechts-macht van den rechter om in hst hoogste ressort recht te spreken.

(5) W a n n e e r evenwel de beide gedingen zijn gesplitst en d a a r i n afzon-derlijk is gevonnist, zullen de gewone regelen opzichtelijlc de bevoegdheid tot hooger beroep worden gevolgd. (Inj. R. 152b.)

Artikel 159.

Indien de gedaagde voor een l a n d r a a d is geroepen, voor welken hij volgens het bepaalde bij artikel 142 niet: behoeft terecht te staan, k a n hij, mits zulks dade-lijk bij den a a n v a n g der eerste terechtzitting geschiede, vorderen, dat de rechter zich onbevoegd verklare; die vordering zal niet meer in aanmerking komen, zoodra de gedaagde zich met de voordracht van eene andere verdediging heeft ingelaten.

(Inl. R. 155.)

Artikel 160.

Ingeval fehler hel geschil over een onderwerp loopt, hetwelk niet tot de kennisneming van den l a n d r a a d behoort, kan in eiken stand van het geding gevor-derd worden dat de rechter zich onbevoegd verklare en is deze zelfs verplicht dit ambtshalve te doen. (Rv. 152: Inl. R. 154.)

Artikel 161.

W a n n e e r geene bewering van onbevoegdheid plaats beeft of, geschied zijnde, zij geoordeeld is ongegrond te zijn, gaat de l a n d r a a d na het hooren van partijen dadelijk over tot een nauwgezet en onpartijdig onderzoek naar de recht-matigheid der betwiste vordering en de gegrondheid van de daartegen ingebrachte verdediging. (Inl. R. 135-)

Artikel 161 a.

(Ingev. S t b . 55^102.) ( l ) Indien de vordering een rechtzaak betreft, waarin een dorpsrechier uitspraak heeft gedaan, stelt de landraad zich op de hoogte van die uitspraak en zooveel mogelijk van hare beweegredenen.

(2) Betreft de vordering een rechtzaak w a a r i n een dorpsrechber geen uit-spraak heeft gedaan, doch w a a r i n de landraad zoodanige uituit-spraak nuttig acht, dan stelt de voorzitter den eischer, onder afgifte v a n een schriftelijk bewijsstuk, daarmede in kennis en wordt de behandeling der zaak geschorst tot een door den voorzitter zoo noodig ambtshalve to bepalen naderren rechlsdag.

(5) N a d a t de dorpsrechier alsnog uitspraak heeft gedaan, doet de eischer, indien hij voortzetting van het geding verlangt, v a n den inhoud dier uitspraak mcdedeeling aan den landraad, zoo mogelijk onder overlegging van een afschrift daarvan, w a a r n a de behandeling van de zaak wordt voortgezet.

(4) Indien de dorpsrechter twee m a a n d e n n a d a t eischer zijn zaak bij hem heeft aangebracht, nog geen uitspraak gedaan heeft, hervat de landraad, op een daartoe strekkend verzoek van den eischer, de behandeling van de zaak.

(4) Indien de dorpsrechter twee m a a n d e n n a d a t eischer zijn zaak bij hem heeft aangebracht, nog geen uitspraak gedaan heeft, hervat de landraad, op een daartoe strekkend verzoek van den eischer, de behandeling van de zaak.

In document STRAFZAKEN BURGERLIJKE- RECHTSREGLEMENT (pagina 119-164)