• No results found

Deel 3 Het onderzoek

8. Operationalisering literaire competentie

9.1 Vier niveauomschrijvingen

In deze paragraaf worden de vier niveauomschrijvingen van literaire competentie

weergegeven. Voor elk niveau is de omschrijving opgedeeld in kenmerken van de leerlingen die bij het betreffende niveau horen en kenmerken van de boeken die onder het betreffende niveau geschaard kunnen worden.

Niveau A: geringe literaire competentie

De A-leerling

Een ‘groene’ leerling die aan het einde van de brugklas havo/vwo in aanmerking komt voor een kleine voldoende. Meisjes zijn voornamelijk geïnteresseerd in meidenzaken en jongens voornamelijk in jongenszaken. Deze leerlingen hebben vaak een beperkte woordenschat. Veel A-lezers hebben lichte motivatieproblemen die vrij eenvoudig weg te nemen zijn. Deze lezer is geïnteresseerd in verhalen die dicht bij zijn belevingswereld liggen en een duidelijk

gesloten einde hebben. Deze leerling heeft geen behoefte aan omschrijvingen en is vooral geïnteresseerd in actie en spanning. Het verhaal moet zwart/wit zijn zodat de lezer het gevoel krijgt dat hij er iets van kan vinden. Perspectiefwisseling is toegestaan mits het heel duidelijk is weergegeven. Erg belangrijk is het dat de lezer kan verdwijnen in het verhaal. Deze lezer wil graag opgaan in het verhaal en heeft daarbij de structuur van het boek nodig. De A-lezer heeft vrijwel geen literaire kennis en kan daardoor geen literaire trucjes aan. Bij het kiezen van een boek zijn deze lezers erg gevoelig voor de mening van ouders, docenten en

voornamelijk voor de boekkeuzes van klasgenoten.

Leeservaring/bereidwil -ligheid/motivatie:

De groep A-lezers zijn ‘groene’ lezers met betrekkelijk weinig leeservaring. Voor deze lezers staat het leesplezier voorop. Ze lezen voornamelijk boeken die ze aangereikt krijgen en zijn gevoelig voor de boekkeuzes van vriendjes.

Deze lezer accepteert dat hij voor school moet lezen, maar wil liever geen dikke boeken lezen en het lezen van een boek mag niet te veel tijd kosten.

Motivatieproblemen kunnen zich voordoen, maar die zijn over het algemeen makkelijk weg te nemen.

A-lezers zijn echte serie-lezers die graag willen verdwijnen in de identificatie met de fantasiewereld en de behoefte hebben aan een afgerond verhaal. De strategie om over moeilijke woorden heen te lezen bezitten ze nog niet.

Zelfvertrouwen: A-lezers zijn geen ondernemende lezers, maar willen wel graag lezen. Ze lezen voornamelijk boeken met onderwerpen waarin ze zich kunnen herkennen. De hoofdpersoon van het boek moet qua leeftijd aansluiten bij de lezers, zodat ze een beter gevoel krijgen over zichzelf nadat ze een boek gelezen hebben. Dit betere gevoel gaat niet alleen over de leerling als persoon, maar ook over de leesprestaties van de leerling. Als hij een boek uitgelezen heeft en het begrepen heeft, zal hij eerder weer naar een boek van deze auteur willen lezen.

Interesses: A-lezers zijn voornamelijk geïnteresseerd in verhalen die erg dicht bij hun eigen belevingswereld liggen. Daarbij is het zich kunnen identificeren met de

54

en jongens als echte jongens. Dat wil zeggen dat de onderwerpen van de boeken moeten aansluiten bij het gedrag van zowel meisjes als jongens. Deze groep lezers vindt het zeer prettig dat het verhaal in het boek zwart/wit weergegeven wordt en dat het boek een gesloten einde heeft.

Algemene kennis en levenservaring:

Een A-lezer heeft het vermogen nog niet om buiten de eigen beleving te kijken en heeft dan ook veel herkenbare situaties in een boek nodig om het verhaal te kunnen begrijpen en in het boek te kunnen verdwijnen. Ondanks het feit dat dit een vrij kritiekloze lezer is, wil hij toch iets van het verhaal vinden. Omdat ze hun mening nog niet goed kunnen weergeven en voornamelijk zwart/wit denken zijn hun bevindingen over het boek ook relatief stereotiep. Dit is de reden waarom deze lezer stereotyperingen van zowel personages als verhaallijn accepteert.

Literaire competenties: Over de literaire competenties van de A-lezers zijn geen uitspraken gedaan tijdens de paneldiscussie.

Taalvaardigheid: A-lezers hebben een beperkte woordenschat.

Het A-boek

Boeken die geschikt zijn voor een A-lezer zijn boeken met veel handvatten zoals een

duidelijke structuur met veel herhaling. Er is dus een grote rol weggelegd voor de auteur: hij dient emoties en situaties expliciet toe te lichten zodat de lezers zelf weinig hoeft in te vullen. Wisseling van perspectief is toegestaan, mits deze helder en duidelijk aangegeven is. De

verhaallijn moet herkenbaar zijn zodat lezers in het verhaal kunnen verdwijnen. De

personages moeten dezelfde leeftijd hebben als de doelgroep en zogenaamde flatcharacters zijn. Zowel jongens als meisjes lezen het liefst verhalen waarin veel humor aanwezig is, daarnaast is voor meisjes drama ook erg belangrijk. Ook moet een boek de lezer met een goed gevoel achterlaten, zowel over hun eigen leesprestaties als over het verhaal. Het verhaal moet een duidelijke expliciete afronding hebben en de lezer slechts een beperkte keuzemogelijkheid geven om een mening over het verhaal te vormen.

De opmaak van het boek is erg belangrijk. A-lezers kiezen boeken voornamelijk uit op de cover en dikte van een boek, dus het is van belang dat het boek niet te dik is en dat de cover expliciet is. Ze zien het liefst een veelzeggende illustratie en een duidelijke titel. Lezers willen graag een boek lezen met veel wit op de pagina en redelijk grote letters. De

hoofdstukken moeten duidelijk aangegeven worden met verschillende titels en op een nieuwe pagina beginnen. Daarnaast moeten de hoofdstukken ook niet te veel pagina’s beslaan. De bladspiegel van deze boeken is ook van belang.

Representatieve voorbeelden: Kappen! (Carry Slee), Vlinders in de brugklas (Lydia Rood

e.a.), Piratenbloed (Anne-Joke Smids), tegenvoorbeeld (te moeilijk): Dit is geen dagboek (Erna Sassen)

Inspanningsbereidheid - Persoonlijke ontwikkeling en geletterdheid

A-lezers zijn vaak nog op zoek naar hun plaats in een sociale groep. De boeken die ze lezen hebben dan ook vaak als onderwerp het vinden van de eigen plaats in de groep: herkenbaarheid in de verhaallijn is dus belangrijk. De herkenbare situaties in boeken geven voornamelijk meisjes een duidelijke houvast.

Deze lezer moet zijn geletterdheid nog in grote mate ontwikkelen en daarom hebben ze veel herkenbare situaties en stereotyperingen in de verhalen nodig, zodat ondanks de beperkte geletterdheid van de lezer de boodschap toch duidelijk overgedragen kan worden.

Literaire stijl A-boeken moeten op een geloofwaardige, simpele manier geschreven zijn waarbij veelvuldig gebruik gemaakt wordt van korte zinnen en herhaling. Voor de auteur is een grote rol weggelegd, omdat er in deze boeken veel zaken, zoals emoties, zeer expliciet genoemd moeten worden. Het verhaal moet van veel structuur voorzien zijn en de spanningsopbouw is erg

55

belangrijk. Het boek moet opgebouwd zijn rond verschillende kleine hoogtepuntjes zodat de lezers nieuwsgierig worden en door willen lezen. Literaire procedés A-boeken zijn boeken waarin veel dingen zeer expliciet aangegeven moeten

worden. Boeken met een chronologisch verhaal worden het liefst gelezen. Perspectiefwisseling mag wel voorkomen in boeken, mits duidelijk

aangegeven is wat de relatie tussen de verschillende personages is, wanneer er van perspectief gewisseld wordt en dat de verhaallijn gelijk blijft.

In deze boeken is het verhaal vooral op de actie en de spanning gericht. Om de lezer geboeid te laten lezen, moet het boek veel houvast bieden waardoor de lezer zich in de beschreven wereld kan inlezen en inleven. Daarbij is herhaling een uitstekend middel. De auteur wijdt niet uit over allerlei zaken als

beschrijvingen van de omgeving en emoties van de personen. Als emoties aan bod komen, worden ze heel expliciet vermeld.

A-boeken beginnen vaak midden in het verhaal, zodat het boek de lezer meteen ‘grijpt’. Het einde moet zeer expliciet afgerond worden en goed aflopen: het verhaal moet de lezer met een bevredigend gevoel achterlaten. Literaire personages De personages in A-boeken zijn vlakke, kwetsbare en sympathieke personen

rond de twaalf tot veertien jaar. De gevoelens die de personages tijdens het verhaal hebben, worden letterlijk door de hoofdpersonen vermeld. Opmaak De opmaak van het boek is erg belangrijk. A-lezers kiezen boeken voornamelijk uit op de cover en dikte van een boek. Boeken met een veelzeggende illustratie en een duidelijke titel zijn het populairst.

De hoofdstukken moeten duidelijk aangegeven worden met verschillende titels en op een nieuwe pagina beginnen. Daarnaast moeten de hoofdstukken ook niet te veel pagina’s beslaan.

De bladspiegel van deze boeken is ook van belang. Lezers willen graag een boek lezen met veel wit op de pagina en redelijk grote letters.

Genre Het juiste A-boek voor jongens en meisjes verschilt van elkaar. Realistische verhalen waarin je je kunt verplaatsen worden voornamelijk door meisjes gelezen terwijl boeken die vooral gericht zijn op spanning en actie populair zijn bij de jongens uit deze categorie. Humor is een erg belangrijk ingrediënt van een A-boek voor beide geslachten.

Niveau B : noch geringe, noch uitgebreide literaire competentie

De B-leerling

B-lezers zijn nieuwsgierig en willen nieuwe dingen ontdekken, maar zijn tegelijkertijd op zoek naar bevestiging van datgene dat ze al kennen. Deze lezer leest het liefst realistische boeken die aansluiten bij hun belevingswereld; de hoofdpersoon moet in situaties

terechtkomen waar de lezer zelf over enkele jaren ook in terecht kan komen. Daarbij is het van belang dat er een verrassend element in het boek opgenomen is. Dit kan gerealiseerd worden door thrillerachtige elementen of het toepassen van perspectiefwisseling.

De B-lezer is emotioneel rijper dan de A-lezer en heeft daardoor behoefte aan hoofdpersonen die uitgediept worden: de emoties die de hoofdpersonen doorstaan moeten beschreven worden, zodat het voor de lezers makkelijker wordt om zich in het karakter te verplaatsen. Naast de actie die besproken wordt, hebben deze lezers ook behoefte aan omgeving- en situatiebeschrijvingen.

Deze lezer is in staat om zelf zijn boeken te kiezen en baseert zich daarbij niet alleen op de omslag, titel en dikte van het boek, maar vormt zijn mening ook door de eerste pagina de lezen. Lezers met dit niveau zijn in staat om hun mening over verschillende aspecten van het boek kritisch te verantwoorden en willen dat ook graag. Het is daarom belangrijk dat de lezer zich kan verplaatsen in de hoofdpersoon en dat het verhaal bij de belevingswereld aansluit. Ook zijn deze lezers kritisch naar elkaar wat betreft het niveau van boeken die ze lezen. Deze lezer is erg bewust van zijn eigen leesniveau en is in staat om aan te geven of een boek dat gelezen is of besproken wordt tijdens de les te moeilijk of te makkelijk is.

56 De literaire kennis van deze lezers begint zich te ontwikkelen; de lezers kunnen stijlen herkennen, spanningsopbouw aangeven, maar de trucjes nog niet met de juiste naam

benoemen.

Leeservaring/bereidwil -ligheid/motivatie

De B-lezers zijn leerlingen die graag lezen en kunnen genieten van een boek waarin het verhaal minder gestructureerd is. Deze leerlingen zijn bereid om dikke boeken te lezen en informatie uit het boek zelf te onthouden om voor een optimaal begrip van het verhaal te zorgen. De B-lezer heeft genoeg ervaring om ook vanuit het slechte personage te kunnen lezen en kan door zijn leeservaring zelfs beargumenteren dat een boek dat ze gelezen hebben te makkelijk of te moeilijk is voor het niveau dat hij op dit moment bezit.

Deze groep lezers is makkelijk tot het lezen van dikke boeken te motiveren. Als de docent aangeeft dat het boek dik is, maar zeker de moeite waard is (door onder andere de spanningsopbouw ) dan zijn leerlingen bereid om het boek te proberen. De B-leerling is bewust bezig met zijn boekkeuze. Zo is hij bereid om de eerste pagina van een boek te lezen, en door te lezen als hij een woord niet begrijpt. Mocht het boek na enkele pagina’s toch niet zijn wat de leerling ervan verwachtte, dan kiest de leerling ervoor om het boek niet uit te lezen en een ander boek uit te kiezen. Zelfvertrouwen De B-lezer wil graag aangesproken worden op wat hij wel en niet aankan qua

boeken. Als een docent veel vertrouwen in de leerling stelt, wil de leerling meer moeite doen om een boek te lezen. Op deze manier gaat het zelfvertrouwen van de lezers met grote sprongen vooruit. Doordat ze vertrouwd zijn geraakt met de principes die in een boek naar voren komen, genieten ze meer van een boek; de B-lezer heeft vertrouwen in zijn eigen kunnen en keuzes en kan zich daardoor laten grijpen door een boek.

Interesses B-lezers zijn nieuwsgierige lezers die graag lezen over situaties waar ze zelf over enkele jaren in verzeild kunnen raken. Ze lezen het liefst boeken waarin de hoofdpersoon enkele jaren ouder is en in een ‘gevaarlijke’, maar toch realistische situatie terechtkomt; de verhaallijn moet bij de belevingswereld aansluiten. De lezer wil graag iets vinden van de wijze waarop de hoofdpersoon in dat soort gevallen handelt en kunnen bedenken hoe hij zelf gehandeld zou hebben. Daarbij is perspectiefwisseling een aspect dat de meeste lezers erg goed kunnen waarderen. De lezer wil niet alles expliciet voorgekauwd krijgen, maar vindt het juist leuk als er een uitdaging of verrassing in het boek verwerkt is.

Algemene kennis en levenservaring

De B-lezer ontwikkelt zichzelf en wordt daarbij ook mondiger en vindt het fijn om iets van het verhaal en met name van de hoofdpersoon te kunnen vinden. Ze willen geen boeken meer lezen waarin een zwart/witte afspiegeling van zaken wordt gegeven. Zij willen hun eigen mening kunnen vormen. Deze lezer begint net met het vormen van zijn mening over aspecten die in een gelezen boek aan bod komen en daarom is het van belang dat het verhaal dicht bij de belevingswereld van de lezer ligt. Deze leerling is nieuwsgierig en wil nieuwe dingen ontdekken, maar is tegelijkertijd op zoek naar bevestiging van datgene dat hij al kent.

Literaire competenties De literaire kennis van deze lezers begint zich te ontwikkelen; de lezers kunnen stijlen herkennen, spanningsopbouw aangeven, maar de trucjes nog niet met de juiste naam benoemen.

Taalvaardigheid

-Het B-boek

Boeken die passend zijn voor niveau B hebben een realistische verhaallijn die aansluit bij de belevingswereld van de lezers en waar veel spanning in verwerkt is. Het is van groot belang dat de hoofdpersoon van het verhaal ouder is dan de lezer. In de boeken moet doorlopend spanning aanwezig zijn, maar het verhaal mag onderbroken worden om de hoofdpersoon uit te diepen door emoties te beschrijven of om sfeer te creëren door situaties te beschrijven. Het boek moet een lezer laten genieten zonder dat de lezers zich bewust is welke elementen ervoor zorgen dat ze door het boek ‘gevangen’ worden, grapjes met stijlkenmerken en perspectiefwisseling zijn geschikt om dit resultaat te realiseren. Het verhaal moet inspanning van de lezer vragen; de lezer moet gedwongen worden om deels boven het boek te gaan staan

57 door bepaalde gebeurtenissen te onthouden. Doordat een B-boek inspanning van de lezer vraagt, is het niet mogelijk om slechts tien minuten te lezen.

Representatieve voorbeelden: Aan de bal (Lieneke Dijkzeul), Vals (Mel Wallis de Vries),

De hongerspelen (Susan Collins), tegenvoorbeeld (te moeilijk): Hoe ik nu leef (Meg Rosoff)

Inspanningsbereidheid B-boeken vragen de nodige inspanningsbereidheid van hun lezers. Het is bij dit soort boeken van belang om dingen te kunnen onthouden en jezelf als lezer buiten het boek te plaatsen zodat je met het hoofdpersonage mee kunt denken. Deze boeken vragen veel concentratie van hun lezers en zijn dan ook niet geschikt om tien minuten in te lezen. Een B-boek vraagt opperste concentratie en ruime tijd van zijn lezer.

Persoonlijke ontwikkeling en geletterdheid

De wereld die doorgaans in B-boeken geschetst wordt, is een realistische wereld die de rand van de belevingswereld van de lezers aanraakt. De lezer kan zich voorstellen dat hij over enkele jaren in de beschreven situaties terecht kan komen Literaire stijl B-boeken bevatten ietwat lastige woorden en langere zinnen dan A-boeken.

Daarnaast is er ruimte voor de auteur om te spelen met bepaalde stijlkenmerken. Van groot belang is het einde van een B-boek; dit dient te allen tijden gesloten te zijn.

Literaire procedés In een B-boek ontstaat ruimte voor literaire procedés. Het verhaal hoeft noodzakelijk chronologisch te verlopen en perspectiefwisseling hoeft niet zeer expliciet aangegeven te worden. Het boek moet voornamelijk om actie en spanning draaien, maar mag daarbij wel open plekken, ingewikkelder verwerkte spanning en beschrijvingen van emoties en omgeving bevatten. Het begin van het boek dient duidelijk te zijn, omdat boeken met een ongrijpbaar begin als lastig beoordeeld worden.

Literaire personages Literaire personages in B-boeken mogen absoluut niet kinderachtig zijn. Ze moeten ouder zijn dan de lezers waardoor ze ontzettend interessant worden. Ze horen zich te gedragen op een manier die enigszins herkenbaar is voor de lezers en worden lichtelijk uitgediept doordat hun gedachten en emoties beschreven worden. Daarnaast ontwikkelen de hoofdpersonages zich gedurende het verhaal. Doordat de hoofdpersonages grenzen aan de bovenkant van datgene dat de lezer zelf mee kan maken, wordt het verhaal interessanter en wordt het de lezer makkelijk gemaakt om zich in het verhaal te verplaatsen.

Opmaak B-boeken hebben geen strikte opmaak. De omslag is bij een boekkeuze niet meer de doorslaggevende factor en de bladspiegel van het boek hoeft niet naar speciale maatstaven opgemaakt te worden.

Genre B-boeken moeten een realistische verhaallijn omvatten die de lezers uit hun comfortzone trekt. Spanning en actie zijn daarbij twee zeer belangrijke kenmerken. Populaire B-boeken zijn vaak de series waarin fantasy, realisme en spanning gecombineerd worden.

Niveau C: uitgebreide literaire competentie

De C-leerling

De groep C-lezers betreft een uiteenlopende groep: er zijn kleine C’tjes, met relatief weinig leeservaring en grote C's met meer leeservaring. De persoonlijkheid van een C-leerling neemt steeds duidelijkere vormen aan. Hij heeft dan ook vaak uitgesproken ideeën over zijn

voorkeur, kan kritisch naar een verhaal kijken en hierover reflecteren en een mening vormen. De manier van lezen is dan ook te typeren als reflecterend of ontdekkend lezen.

Een C-leerling is empatischer dan een B-leerling en staat open voor andere

opvattingen en toont interesse in andere culturen. Hij is bereid om na te denken over keuzes en dilemma’s die in verhalen aan de orde komen. Ook beheerst hij de fictietheorie en kan deze herkennen in een boek. Vlakke, stereotype hoofdpersonen wijst hij af en hij kan waardering opbrengen voor bijzonder taalgebruik.

58

Leeservaring/bereidwill igheid/motivatie

De groep C-lezers betreft een moeilijk grijpbare, uiteenlopende groep. Je hebt kleine C’tjes, met relatief weinig leeservaring en de grote C's met meer

leeservaring. Met name meiden lezen veel, jongens lezen minder, willen niet lezen of vinden lezen stom en zijn moeilijk te motiveren. Het is dan ook niet

vanzelfsprekend dat leerlingen in deze categorie een boek uitlezen. C-leerlingen lezen hele verschillende boeken.

Zelfvertrouwen C-leerlingen kunnen lezen en willen serieus genomen worden. Een boek hoeft hen