• No results found

Procedure dataverzameling en –verwerking

Deel 3 Het onderzoek

8. Operationalisering literaire competentie

8.4 Procedure dataverzameling en –verwerking

Een doel van deze studie is om de literaire ontwikkeling te beschrijven van leerlingen op het vmbo en in de onderbouw van het havo/vwo. Om die ontwikkeling in kaart te kunnen brengen hebben we concrete ijkpunten, een meetlat nodig waarmee we kunnen zien of en in welke mate een leerling zijn literaire competentie heeft uitgebreid. Een globaal referentiekader vormt de competentieschaal die hierboven is gedefinieerd. Vervolgens gaat het erom om de vier niveaus te voorzien van concrete indicaties. Welke leerlingkenmerken zijn indicatief voor niveau A, niveau B, niveau C en niveau D? En welke boeken zijn te plaatsen op de niveaus en op welke literaire competenties doen deze boeken met een bepaalde niveau-indicatie een beroep?

Van paneldiscussie tot analyse

Door het docentenpanel in een zogenaamde paneldiscussie kritisch over een aantal boeken te laten discussiëren, wordt praktische informatie verkregen over de literaire competenties die

51 docenten bij de vier niveaus veronderstellen. Deze boeken werden gekozen uit een lijst, lijst 0, bestaande uit honderd boeken, die werd opgesteld door de onderzoekers. Hierbij werd geput uit eigen leeservaringen en kennis van jeugdliteratuur, advies van een medewerkster van de Groningse kinderboekenwinkel, de online Boek en Jeugdgids en een boekenlijst bedoeld voor het vmbo samengesteld door de bibliotheek te Franeker. Voordat deze lijst aan het

docentenpanel werd voorgelegd, werd de lijst beoordeeld door de redactie van Lezen voor de Lijst. In de eerste redactiebijeenkomst schrapten en voegden de redactieleden titels toe, wat resulteerde in lijst A, bestaande uit het willekeurige aantal van 66 boeken.

De boeken op lijst A werden voorafgaand aan de paneldiscussie door de panelleden voor alle vier niveaus beoordeeld op ‘zeer gemakkelijk’, ‘makkelijk’, ‘passend’, ‘moeilijk’, ‘zeer moeilijk’. Aan de hand van de gemiddelde moeilijkheidsgraad van een boek en de standaarddeviatie (in hoeverre de meningen daarover uiteen lopen) werd vervolgens bepaald welke boeken tijdens de discussie besproken zouden moeten worden: de zogenaamde ‘critical cases’. Per niveau werden vier critical cases uitgekozen: één boek dat als ‘makkelijk’ werd beoordeeld, één boek dat als ‘passend’ werd beoordeeld, één boek dat als ‘moeilijk’ werd beoordeeld en één boek waarover de meningen uiteen liepen.

In maart kwam het docentenpanel bijeen om door middel van discussie tot een niveaubeschrijving van zowel leerling als boek te komen op de vier verschillende niveaus. Theo Witte functioneerde hierbij als gesprekleider, die hielp te richten op het onderwerp en het doen van zo concreet mogelijke uitspraken stimuleerde. De uitspraken van de docenten zijn opgenomen en door de onderzoekers getranscribeerd en geanalyseerd. Ten eerste werden uit deze data dimensies geabstraheerd met betrekking tot leerlingen en boeken. Zo werden voor de leerling de dimensies leeservaring, interesse, algemene kennis en levenservaring, bereidwilligheid en literaire kennis onderscheiden. Voor de boeken (in hoeverre doet een boek beroep op bepaalde competenties) werden de dimensies inspanningsbereidheid, persoonlijke ontwikkeling en geletterdheid, vertrouwdheid met literaire stijl, vertrouwdheid met literaire procedés, vertrouwdheid met literaire personages en opmaak onderscheiden. Dit laat zich als volgt weergeven.

Dimensies Indicatoren Toelichting / complicerende factoren Algemene

vereisten

Bereidheid De mate waarin de tekst (omvang) een tijdsinvestering en investering van moeite vraagt.

Interesse De mate waarin de aansluiting van het onderwerp van de tekst bij de eigen interesses bepalend is voor het al dan niet lezen van het boek.

Algemene kennis De mate waarin de tekst een beroep doet op de persoonlijke ontwikkeling, dat wil zeggen op algemene kennis met betrekking tot de wereld (maatschappelijk en historisch) en de mens (intercultureel, sociaal en psychologisch).

Specifieke literaire en culturele kennis

De mate waarin de tekst een beroep doet op de kennis van letteren (belezenheid) en letterkunde, zoals

literatuurgeschiedenis, verhaalanalyse en literaire kritiek.

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire De mate waarin de tekst een beroep doet op een zekere vertrouwdheid met een bepaald register. Het betreft hier de mate van abstractie, nabijheid (leefwereld leerling) en diversiteit van de gebruikte woorden.

Zinsconstructies De mate waarin de tekst een beroep doet op een zekere vertrouwdheid met minder of meer gecompliceerde zinsconstructies (lengte, inbedding, aaneenschakeling van betekeniselementen).

Stijl De mate waarin de tekst een beroep doet op de kennis van het literaire taalgebruik, dat wil zeggen taal die een- of

52

en stilistische kennis.

Vertrouwdheid met literaire procedés

Actie De mate waarin actie en dramatische gebeurtenissen een rol spelen in de opbouw van het verhaal (denk bijvoorbeeld aan een verhaal dat rond verschillende hoogtepunten is

opgebouwd).

Chronologie De mate waarin het verhaal al dan niet continu en chronologisch wordt verteld.

Verhaallijn(en) De mate waarin het verhaal bestaat uit meer verhaallijnen en deze al dan niet gemarkeerd zijn en open plekken bevatten (ook open en gesloten einde).

Perspectief De mate waarin de tekst een beroep doet op differentiatie van perspectieven. Dit betreft het gebruik van enkelvoudige dan wel meervoudige perspectieven, al dan niet gemarkeerde perspectiefwisselingen en de betrouwbaarheid van het perspectief.

Betekenis De mate waarin de tekst een beroep doet op het herkennen en interpreteren van verschillende betekenislagen. Dit betreft de complexiteit van de symboliek en de motievenstructuur alsmede de mate waarin er sprake is van een eenduidige thematiek, van expliciete en concrete motieven van een idee of visie (auteurs-tekst).

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters De mate waarin de personages zijn uitgewerkt en hun gedrag en ontwikkeling al dan niet ‘logisch’ verloopt. In verband met de identificatie is het ook van belang of de personages herkenbaar zijn (denk aan moeilijk te doorgronden personages in oude werken en ‘literaire’ personages die refereren aan mythologische of Bijbelse figuren).

Aantal karakters De mate waarin er in verhaal een of meerdere hoofdpersonages en nevenpersonages figureren. Ontwikkeling van de

karakters

De mate waarin de karakters een ontwikkeling doormaken in het boek.

Opmaak Omslag De mate waarin de omslag van het boek bepalend is voor het al dan niet lezen van het boek.

Bladspiegel / lettertype De mate waarin de bladspiegel en het lettertype bepalend zijn voor het al dan niet lezen van het boek.

Hoofdstukaanduiding De mate waarin de hoofdstukaanduiding in het boek (denk bijvoorbeeld aan het aanduiden van een hoofdstuk met een sterretje of met een titel op een nieuwe pagina waardoor veel wit op de laatste pagina van een hoofdstuk ontstaat) en de omvang van de hoofdstukken van belang is voor het al dan niet lezen van het boek.

Categorie Genre De mate waarin een bepaald genre (bijvoorbeeld realistisch, fantasy of thriller) van belang is voor het al dan niet lezen van een boek.

Tabel 9: Dimensies en indicatoren van literaire competentie en complexiteit (uitgebreid naar tabel Witte)126 Ten tweede werden de uitspraken van de docenten per niveau onder deze dimensies geschaard. Zo ontstond er voor elk niveau een datamatrix met daarin een niveauspecifieke invulling van de dimensies per niveau. Deze beschrijvingen staan weergeven in de eerste paragraaf van het volgende hoofdstuk.

126

53

9 Competentieschaal

Een doel van dit onderzoek is het opstellen van instrument waarmee docenten de literaire ontwikkeling van leerlingen op het vmbo en in de onderbouw van het havo/vwo kunnen vaststellen en begeleiden. In 9.1 zijn de niveauomschrijvingen weergegeven, bestaande uit leerling- en boekkenmerken, die naar aanleiding van de paneldiscussie zijn opgesteld. Deze niveauomschrijvingen zijn vervolgens becommentarieerd door een zogenaamd expertpanel. Hun commentaar wordt weergegeven in 9.2. In 9.3 is de uiteindelijke competentiematrix weergegeven en wordt deze vergeleken met de ontwikkelingsmodellen besproken in deel 2.