• No results found

Verwachtingskloof

In document Fraude melden en de Wta (pagina 38-43)

Hoofdstuk 3: Fraude

3.4 Verwachtingskloof

betaald door tussenkomst van de beroepsbeoefenaar in contanten, met cheques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen. Bij

een subjectieve indicator is het eigen oordeel van de accountant doorslaggevend of er tot melding wordt overgegaan. De subjectieve indicator luidt: transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband

kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.

Om een melding te kunnen doen, moet bekend zijn wie de cliënt is. De Wet Identificatie bij Dienstverlening (WID) regelt dat alle cliënten moeten worden geïdentificeerd, voordat er een financiële dienst wordt geleverd. De accountant moet de cliënt identificeren.

Wanneer een accountant zich niet houdt aan Wet MOT of WID pleegt hij een economisch delict.

§ 3.4 Verwachtingskloof

In 1926 formuleerde Prof. Th. Limperg Jr. zijn zogeheten ‘Leer van het gewekte vertrouwen’. Volgens de vertrouwensleer van Limperg is vertrouwen van het maatschappelijk verkeer een bestaansvoorwaarde voor het accountantsberoep. De accountant dient zijn arbeid zo te verrichten dat hij het opgewekte vertrouwen niet beschaamt. Bovendien mag de accountant geen grotere verwachtingen opwekken dan zijn verrichte arbeid en deskundigheid rechtvaardigen (Deckers e.a. 1998: 21). De vertrouwenstheorie stelt dat de kern van de accountantsfunctie zijn rol ten behoeve van het maatschappelijk verkeer is. Als het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer groter is dan op basis van de werkzaamheden van de accountant kan worden gerechtvaardigd, is er sprake van een verwachtingskloof (Westra e.a., 1996).

De verwachtingskloof volgens Porter

De verwachtingskloof houdt in dat er bij het maatschappelijk verkeer grotere behoeften en verwachtingen bestaan dan de accountant in werkelijkheid kan waarmaken. In 1993 publiceerde Porter een studie naar de verwachtingskloof in Nieuw Zeeland (Hassink e.a., 2005b: 14). Zij noemt de verwachtingskloof de audit

expectation-performance gap. Porter definieert de verwachtingskloof als: het verschil tussen de verwachtingen die het maatschappelijk verkeer heeft van de accountant en de waarnemingen die het maatschappelijk verkeer heeft van de daadwerkelijke prestaties van de accountant (Porter 1993: 49).

39

Figuur 2: De verwachtingskloof volgens Porter (1993: 50)

In het model van Porter betreft de performance gap de kloof tussen de realistische verwachtingen van het maatschappelijk verkeer en de werkzaamheden van de accountant. De performance gap is onder te verdelen in de deficient performance gap en de deficient standards gap. De deficient performance gap bestaat uit het verschil tussen de werkzaamheden die de accountant op basis van wet- en regelgeving moet leveren en de werkzaamheden die hij daadwerkelijk levert. De omvang van een eventuele deficient performance gap kan bijvoorbeeld worden teruggebracht door betere naleving van de regels af te dwingen (Hassink e.a., 2005b: 14). De deficient standards gap geeft de kloof weer tussen de in de vigerende wet- en regelgeving gedefinieerde rol van de accountant en de door het maatschappelijk verkeer gewenste rol van de accountant voor zover de accountant deze rol in alle redelijkheid kan spelen (Hassink e.a., 2005b: 14). Het aanscherpen van wet- en regelgeving is een manier om de deficient standards gap te verkleinen. Een deficient

standards gap zou aanleiding kunnen geven tot het uitbreiden van gedragsregels voor accountants in het

geval van fraude bij klanten (Hassink e.a., 2005b: 14). De invoering van de fraudemeldplicht van de Wta is daar een voorbeeld van. Ten slotte is de reasonableness gap de kloof tussen de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer met betrekking tot de rol van de accountant en wat de accountant realistisch gezien kan leveren. Het gaat in dit laatste geval dus om onrealistische verwachtingen. Een reasonableness gap kan onder andere worden verkleind door betere communicatie en voorlichting door het accountantsberoep aan het maatschappelijke verkeer.

40

De verwachtingskloof volgens Pheijffer

Volgens Pheijffer (2000a: 69) ontstaat een deel van de verwachtingskloof, doordat de werkzaamheden van de accountant achterblijven bij wat hij, al dan niet wettelijk, verplicht is te doen (prestatiekloof) en een deel wordt gevormd, doordat het maatschappelijk verkeer meer van de accountant verwacht dan hij waarmaakt of waar kan maken (aspiratiekloof of communicatiekloof). Pheijffer (2000a) komt tot de volgende structuur van de verwachtingskloof:

Figuur 3: De verwachtingskloof volgens Pheijffer (2000a: 70)

Wanneer een accountant minder presteert dan wat hij volgens wettelijke en andere eisen dient te presteren, is er sprake van een prestatiekloof. Dit komt op hetzelfde neer als de deficient performance gap van Porter. Waneer de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer groter zijn dan wat de accountant volgens wettelijke en andere eisen verwacht wordt te doen, dan is er sprake van een aspiratiekloof/communicatiekloof. Deze kloof betreft de zaken waarvan het maatschappelijk verkeer verwacht dan wel van mening is dat ze behoren tot de verantwoordelijkheid van de accountant (Pheijffer, 2000a: 73). De aspiratiekloof is te scheiden in redelijke en onredelijke verwachtingen (Pheijffer, 2000a: 75). De kloof op het gebied van redelijke verwachtingen is te dichten door de wet- en regelgeving voor accountants uit te breiden en aan te scherpen. De kloof die ontstaat door onredelijke verwachtingen van het maatschappelijk verkeer kan worden verkleind door goede communicatie en voorlichting.

Het is gezien de deskundigheid van de accountant redelijk dat het maatschappelijk verkeer verwacht dat de accountant in staat is om fraude te ontdekken. Het is echter onredelijk om van de accountant te verwachten dat hij alle gevallen van fraude aan het licht breng. Dat hoeft de accountant ook niet te doen (Pheijffer, 2000a: 75).

Werkelijke

prestaties Wettelijke en andere eisen maatschappelijk verkeer Verwachtingen van het

41

De verwachtingskloof op het gebied van fraude

Op het gebied van de verantwoordelijkheid van accountants voor het opsporen van fraude bestaat een verwachtingskloof (Pheijffer, 2000a: 75). Het maatschappelijk verkeer verwacht meer van de accountant dan de accountant weet waar te maken. Het maatschappelijk verkeer verwacht dat accountants alle fraudes aan het licht brengen, terwijl dit niet de taak van de accountants is en zij hiervoor niet zijn opgeleid. In 1978 constateerde het Limperg Instituut ook een verwachtingskloof op het gebied van fraude, toen bleek dat vrijwel alle geledingen van het maatschappelijk verkeer van mening waren dat accountants fraude dienen te voorkomen en te ontdekken. Het onderzoeksbureau MARC deed in 2005 een onderzoek naar dit onderwerp en de verwachtingskloof bleek nog steeds te bestaan (Hassink e.a., 2005b: 54). Uit het onderzoek blijkt dat wat betreft de definitie van fraude, het vinden van fraude, het uitvoeren van vervolgonderzoek en het aandringen op redres door de accountant of het defungeren als accountant wanneer er fraude is geconstateerd er significante verschillen bestaan tussen de opvattingen van het maatschappelijk verkeer en de opvattingen van accountants. Het is belangrijk om de verwachtingskloof te verkleinen om het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer in het accountantsberoep te herstellen. Dit vertrouwen was de laatste jaren door de schandalen binnen het beroep ernstig geschaad. Het herstel van het vertrouwen is van groot belang voor de werking van de financiële markten.

De verwachtingskloof kan worden verkleind door de verwachtingen die het maatschappelijk verkeer heeft ten aanzien van de verantwoordelijkheden van accountants te verminderen door middel van goede communicatie en voorlichting. In het model van Porter wordt dan de reasonableness gap verkleind. Dit is in het model van Pheijffer het deel van de aspiratiekloof/communicatiekloof dat wordt veroorzaakt door onredelijke verwachtingen. Uit het onderzoek van MARC blijkt dat voorlichting en een dialoog tussen het accountantsberoep en het maatschappelijk verkeer ertoe kunnen bijdragen dat de verwachtingskloof wordt verkleind (Hassink e.a., 2005b: 19). Verder kan een deel van de kloof worden gedicht door de regels voor accountants met betrekking tot het opsporen en melden van fraude te herzien en aan te scherpen, dan wordt een deel van de deficient standards gap uit het model van Porter gedicht. Dit is wat in het model van Pheijffer het deel van de aspiratiekloof/communicatiekloof is dat wordt veroorzaakt door redelijke verwachtingen van het maatschappelijk verkeer. Zoals in hoofdstuk 2 en dit hoofdstuk is te lezen geven COS 240 en de nieuwe Wta wat dit onderwerp betreft al verdergaande regels. Door deze nieuwe wet- en regelgeving komt er steeds meer aandacht voor fraude. Forensische accountants zijn gespecialiseerd in fraude. Over het onderwerp forensische accountancy valt meer te lezen in hoofdstuk 4.

42

Door het onafhankelijke toezicht van de AFM op de naleving van de Wta door accountants, kan ook een deel van de deficient performance gap uit het model van Porter worden gedicht. In het model van Pheijffer betreft dit de prestatiekloof. Onafhankelijk toezicht zorgt ervoor dat de accountant de wet- en regelgeving waar hij zich aan moet houden ook daadwerkelijk naleeft.

Dat aandacht voor fraude steeds belangrijker wordt, blijkt ook uit het feit dat het NIVRA vanaf 2006 haar leden verplicht een cursus te volgen op het gebied van frauderegelgeving. Uit onderzoek van MARC bleek de parate kennis van de frauderegelgeving bij een deel van de accountants namelijk niet voldoende te zijn (Hassink e.a., 2005a: 36).

43

In document Fraude melden en de Wta (pagina 38-43)