• No results found

Jaarrekeningcontrole

In document Fraude melden en de Wta (pagina 49-55)

§ 5.1 Inleiding

In de nieuwe Wta is de fraudemeldplicht opgenomen, evenals een vrijwaring van schadeclaims als een accountant terecht tot melding van fraude is overgegaan. Hoe verandert de jaarrekeningcontrole op het gebied van

het opsporen van fraude door de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta en zijn er verschillen tussen de maatregelen die accountantsorganisaties nemen naar aanleiding van de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta? Door middel van

interviews gehouden met specialisten van de vaktechnische bureaus van vijf accountantsorganisaties (Deloitte, Ernst&Young, KPMG, Berk en Mazars) en een specialist van de forensische afdeling van Deloitte wordt geprobeerd een antwoord op deze deelvraag te geven. In paragraaf 5.2 wordt het interviewschema besproken. Paragraaf 5.3 behandelt de veranderingen in de controleaanpak door de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta. In paragraaf 5.4 worden de verschillen tussen de maatregelen van accountantsorganisaties besproken. Paragraaf 5.5 bespreekt de verbeterpunten die de geïnterviewde accountants hebben aangedragen. Paragraaf 5.6 bespreekt de verwachtingen van de geïnterviewde accountants over de vraag of er vaker fraude gemeld zal worden door de nieuwe fraudemeldplicht, in deze paragraaf wordt geprobeerd een antwoord te geven op de deelvraag: Is het te

verwachten dat er door de nieuwe fraudemeldplicht vaker fraude wordt gemeld? Paragraaf 5.7 bevat de conclusie.

§ 5.2 Interview

Om informatie te verkrijgen over de gevolgen van de invoering van de fraudemeldplicht, die is opgenomen in de Wta, zijn interviews gehouden met specialisten van de vaktechnische bureaus van vijf accountantsorganisaties (Deloitte, Ernst&Young, KPMG, Berk en Mazars) en een specialist van de forensische afdeling van Deloitte. Er is gekozen om te praten met deze vaktechnische specialisten, omdat zij zich bezig houden met het implementeren van (nieuwe) wet- en regelgeving en zij daarom het beste op de hoogte zijn van de gevolgen van deze wet- en regelgeving. Bovendien zijn de interviews gehouden met vaktechnische specialisten van verschillende organisaties, zodat ook kan worden gekeken naar eventuele verschillen tussen organisaties. De interviews zijn gehouden met specialisten van zowel drie BIG 4-organisaties als twee middelgrote 4-organisaties, zodat ook kan worden gekeken af er tussen deze organisaties verschillen bestaan. Tevens is er een interview gehouden met een specialist van de forensische afdeling van Deloitte, vanwege zijn expertise op het gebied van forensische accountancy, zodat de gevolgen van de invoering van de fraudemeldplicht ook vanuit de hoek van de forensische accountancy bekeken worden.

50

De interviews zijn gehouden met Dhr. Rik Roos van de vaktechnische afdeling van Deloitte, Dhr. Frank van Hoek van de vaktechnische afdeling van Ernst&Young, Dhr. Remco de Groot van de vaktechnische afdeling van KPMG, Dhr. Anton Lok van de vaktechnische afdeling van Berk en Dhr. Anton Dieleman van de vaktechnische afdeling van Mazars. Verder is Dhr. Arthur de Groot van de forensische afdeling van Deloitte geïnterviewd.

In de interviews is in het bijzonder aandacht besteed aan de volgende aspecten:

• De veranderingen in de jaarrekeningcontrole door de invoering van de fraudemeldplicht; • Het inzetten van forensische accountants bij de jaarrekeningcontrole;

• Het vaker melden van fraude door de invoering van de fraudemeldplicht;

• Het uitbreiden van de fraudemeldplicht naar beoordelings- en samenstellingsopdrachten.

Het interviewschema is opgenomen in Bijlage III.

§ 5.3 Veranderingen in de jaarrekeningcontrole

Uit de interviews komt naar voren dat door de meldplicht op zich de controleactiviteiten niet zijn veranderd. Alle geïnterviewde specialisten geven aan dat met de herziening van RAC 240 in 2004 wel veel is veranderd in de jaarrekeningcontrole met betrekking tot fraude. RAC 240, vanaf februari 2007 COS 240, regelt een aantal controlewerkzaamheden en had daarmee een directe invloed. Er kwam met de herziening van deze Richtlijn veel aandacht voor ondersteunende materialen bij de controlewerkzaamheden. Door de herziene RAC 240 kwam het moment dat er aandacht aan fraude moet worden geschonken tijdens de controle naar voren. Sindsdien wordt er veel eerder in het controletraject aandacht besteed aan fraude.

De fraudemeldplicht van de Wta is in principe niet veel anders dan de oude Verordening op de Fraudemelding, alleen heeft de meldplicht een wettelijke status gekregen. De accountantsorganisaties voldeden al aan de Verordening en COS 240, vandaar dat bij hen de controleaanpak niet is veranderd.

Door de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta is er bij Berk wel een Compliance Officer aangewezen. Voor de invoering van de Wta was dit nog geen aparte functie. Alle fraudegevallen lopen via deze Compliance Officer. De Wta bepaalt dat de beleidsbepalers van de accountantsorganisatie verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Bij niet-OOB accountantsorganisaties mogen de beleidsbepalers zelf toezicht houden dat het stelsel wordt

51

nageleefd. Zij hoeven hiervoor geen aparte persoon aan te wijzen, maar mogen dat wel doen. OOB-accountantsorganisaties moeten een aparte persoon aanwijzen, de Compliance Officer. De Compliance Officer houdt toezicht op de naleving van het stelsel van kwaliteitsbeheersing in opdracht van de beleidsbepalers en legt verantwoording af aan de beleidsbepalers (Vergunningswijzer Wta: 11-16).

Wat er volgens de geïnterviewden wel is veranderd sinds de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta, is dat de accountant bij een redelijk vermoeden van fraude van materieel belang de stappen moet doorlopen die de Wta geeft. De Wta is ten opzichte van de Verordening op de Fraudemelding geconcretiseerd, de stappen die een accountant moet doorlopen zijn gedetailleerder beschreven. De accountant moet wanneer hij een redelijk vermoeden van fraude van materieel belang heeft de cliënt informeren over de fraude, de cliënt moet maatregelen treffen en deze op schrift vastleggen en de accountant moet deze plannen binnen vier weken beoordelen en zijn bevindingen vastleggen. Indien de cliënt de fraude niet adequaat heeft geredresseerd, geeft de accountant de controleopdracht terug en meldt hij de fraude aan een opsporingsambtenaar.

Uit de interviews kwam verder naar voren dat dossiervorming ook al voor de invoering van de Wta erg belangrijk was. Goed documenteren is voor accountants al jaren een vereiste. Volgens een van de geïnterviewde specialisten is er door de invoering van de Wta wel meer nadruk komen te liggen op het documenteren. De Wta blijft echter wel in algemeenheid hangen over wat er gedocumenteerd moet worden, COS 240 schrijft precies voor wat een accountant vast moet leggen.

Bij alle organisaties hebben de medewerkers informatie gekregen over de Wta en de daarin opgenomen fraudemeldplicht. Bij alle organisaties hebben de accountants een verplichte fraudecursus moeten volgen. Daarnaast hebben de organisaties hun medewerkers op verschillende manieren breed geïnformeerd, o.a. door middel van briefings, intranet, bijeenkomsten en naslagwerken. De meerderheid van de geïnterviewde specialisten vond de hoeveelheid informatie die de werknemers vanuit de organisatie hebben gekregen met betrekking tot de Wta en de fraudemeldplicht voldoende tot (heel) veel. Volgens een van de geïnterviewde specialisten hadden de werknemers die het meest met de Wta te maken hebben nog wel meer informatie kunnen krijgen, maar ook hij vond de hoeveelheid informatie over het algemeen genoeg.

52

§ 5.4 Verschillen tussen beleid en maatregelen van accountantsorganisaties

Tussen de accountantsorganisaties zijn er niet veel verschillen in het beleid en de maatregelen betreffende de controleaanpak. Bij alle organisaties is niet veel veranderd door de invoering van de Wta, aangezien zij al voldeden aan COS 240 en de Verordening op de Fraudemelding.

Het enige verschil dat uit de interviews naar voren kwam, is dat er bij Berk door de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta een Compliance Officer is aangewezen. Voor de invoering van de Wta was dit nog geen aparte functie. De andere accountantsorganisaties hadden al een Compliance Officer.

§ 5.5 Verbeterpunten

Volgens de geïnterviewde specialisten zouden een aantal zaken verbeterd kunnen worden. Het zou volgens een van hen bijvoorbeeld nuttig zijn om een discussie te houden met de internationale gebruikers van de jaarrekening. De vraag is wat zij precies van de accountant willen. COS 240 voldoet wat betreft het onderzoek naar fraude, maar er is wel een verwachtingskloof bij het maatschappelijk verkeer. Zij is van mening dat accountants alle fraudes op moeten sporen. Maar dat is niet de taak van de accountants. Het is nuttig een discussie te houden over de vraag wat de gebruikers van de jaarrekening nu precies willen. Een accountant kan wel altijd onderzoek doen naar fraude bij een controle, maar dat is wel veel kostbaarder en de vraag is of de gebruikers dat willen betalen. Een oplossing voor dit probleem zou bijvoorbeeld een fraudeonderzoek één keer in de vijf jaar kunnen zijn.

Een ander genoemd verbeterpunt is dat de reguliere accountants zelf meer forensische kennis zouden moeten hebben. Het is volgens een van de geïnterviewde specialisten de vraag of accountants voldoende kennis over fraude in huis hebben. Af en toe kan er een forensische accountant ingeschakeld worden om het gebrek aan kennis van de accountant op te vangen. Verder is het nuttig om accountants trainingen uit de praktijk te geven. Daarnaast zou in de opleiding meer aandacht besteed moeten worden aan forensische accountancy.

Ook moet de instelling van accountants verbeteren, zij moeten een professioneel-kritische houding aannemen. Accountants moeten weten wat ze moeten doen wanneer ze een frauderisico constateren. De bewustwording van accountants moet groter worden. Verder moeten zij bij de uitvoering van de controle serieuzer omgaan met fraude. Zij moeten zelf ook creatiever worden in hun controleaanpak. Dit is vaak lastig, aangezien accountants niet zijn opgeleid om fraude op te sporen. Bovendien zijn accountants vaak bang dat hun relatie met de klant verslechtert.

53

§ 5.6 Meer meldingen door nieuwe fraudemeldplicht?

De meerderheid van de geïnterviewde specialisten denkt dat het aantal fraudemeldingen door de invoering van de Wta gelijk blijft. Sinds de herziening van RAC 240 is er meer aandacht gekomen voor fraude. Accountants hebben verplichte fraudecursussen moeten volgen en zijn zich er meer van bewust dat zich fraude voor zou kunnen doen. Hierdoor komen er vaker fraudes aan het licht. Een accountant komt echter niet altijd tot de Wta. Accountants volgen bij controleopdrachten eerst COS 240. Pas als het gaat om een fraude van materieel belang komt de Wta in zicht en pas wanneer de klant niet redresseert, moet de accountant de fraude melden aan een opsporingsambtenaar. Het aantal fraudes dat aan het licht komt, is dus groter geworden sinds de herziening van RAC 240, het aantal fraudemeldingen bij een opsporingsambtenaar waarschijnlijk niet, want de klant zal de fraude in bijna alle gevallen redresseren.

Bovendien blijft de rode draad hetzelfde met de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta, dus er zal waarschijnlijk niet vaker fraude gemeld worden. Het aantal fraudemeldingen zal na de invoering van de fraudemeldplicht gelijk blijven, want de cliënt zal wanneer er fraude bij hem wordt ontdekt de fraude in bijna alle gevallen redresseren, met als gevolg dat de accountant niet hoeft te melden. Dit is anders bij de Wet MOT, waarbij altijd gemeld moet worden door de accountant als er sprake is van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijk transactie. Bij de fraudemeldplicht van de Wta moet een externe accountant alleen melden indien de cliënt bij een vermoeden van fraude van materieel belang niet binnen een redelijke termijn onderzoek heeft gedaan naar de fraude en maatregelen heeft genomen om de gevolgen van fraude voor zover mogelijk ongedaan te maken en om herhaling van fraude te voorkomen. De cliënt is er niet bij gebaat een slechte naam te krijgen door fraude en zal om dit te voorkomen dus bijna altijd de fraude redresseren.

Een van de geïnterviewde specialisten denkt dat het aantal fraudemeldingen minder zal worden, aangezien er een preventieve werking uitgaat van de Wta: de accountant moet alle niet adequaat afgedane fraudes van materieel belang melden aan een opsporingsambtenaar.

§ 5.7 Conclusie

Er is met de invoering van de Wta niet veel veranderd in de jaarrekeningcontrole. Met de herziening van RAC 240 zijn er wel veel veranderingen doorgevoerd. De fraudemeldplicht van de Wta is in principe niet veel anders dan de oude Verordening op de Fraudemelding, alleen heeft de meldplicht een wettelijke status gekregen. De accountantsorganisaties voldeden al aan de Verordening en COS 240, vandaar dat bij hen de controleaanpak niet is veranderd.

54

Er zijn niet veel verschillen tussen het beleid en de maatregelen van de accountantsorganisaties. Bij Berk is er door de invoering van de fraudemeldplicht van de Wta een Compliance Officer aangewezen. Voor de invoering van de Wta was dit nog geen aparte functie. De andere organisaties hadden al een Compliance Officer.

De geïnterviewde specialisten verwachten niet dat er door de fraudemeldplicht vaker fraude wordt gemeld. Hoewel er wel meer aandacht voor fraude is gekomen sinds de herziening van RAC 240 en er hierdoor vaker fraudes aan het licht komen, komt een accountant lang niet altijd tot melden. Volgens de fraudemeldplicht van de Wta moet een externe accountant alleen melden indien de cliënt, wanneer de accountant een redelijk vermoeden van fraude van materieel belang heeft, niet binnen een redelijke termijn onderzoek heeft gedaan naar de fraude en maatregelen heeft genomen om de gevolgen van fraude voor zover mogelijk ongedaan te maken en om herhaling van fraude te voorkomen. De cliënt is er niet bij gebaat een slechte naam te krijgen en zal dus bijna altijd de fraude redresseren.

55

In document Fraude melden en de Wta (pagina 49-55)