• No results found

Kunnen verrekenprijsstudies en de daaruit voortvloeiende Advance Pricing Agreements

In document Douanewaarde. verrekenprijzen (pagina 52-55)

vaststellen van de douanewaarde?

5.1. Bevindingen

De doelstellingen van de regelgeving met betrekking tot verrekenprijzen verschillen naar mijn mening sterk met de douanewetgeving. In de literatuur en door organisaties als de WDO114 wordt gesteld dat het uitgangspunt van de twee stelsels hetzelfde is.

Hier kan ik mij gedeeltelijk in vinden. De twee stelsels eisen dat een zakelijke prijs wordt gehanteerd bij transacties tussen verbonden partijen. Daar waar voor douanedoeleinden vastgesteld moet worden of een prijs al dan niet is beïnvloed door de relatie tussen partijen, is het voor belastingdoeleinden zaak dat er op zoek wordt gegaan naar een at arm’s length-prijs oftewel de zakelijke prijs.

Hoewel de definitie niet volledig overeenkomt, kan worden gesteld dat voor beide stelsels geldt dat de leden van een multinational aangemerkt worden als verbonden partijen en een prijs tussen deze partijen een zakelijk karakter zou moeten hebben. Aldus kan gesteld worden dat dit hetzelfde is in beide stelsels. Naar mijn mening houdt de overeenkomst tussen beide stelsels bij deze twee uitgangspunten echter op.

Er mag dan wel sprake zijn van een overeenkomst, in paragraaf 4.1 van deze scriptie is gebleken dat het doel, de strekking, methodiek en werking van beide stelsels totaal verschillend zijn. Het heffen van douanerechten over de waarde van een specifiek soort goederen met hun eigen tarief en waarde op het moment van invoer in het vrije verkeer van de EU aan de ene kant, en het heffen van een winstbelasting op de marge die wordt gemaakt tussen verbonden partijen, waarbij het gaat om de netto-overallwinst (niet transactiegebonden) over een bepaalde periode (meestal een jaar).

Kortom, het zijn twee verschillende stelsels met een verschillend doel, een verschillende functie en een andere ontstaansgeschiedenis. De enige samenloop tussen de stelsels wordt gevormd door de transactie en de partijen waartussen de transactie plaatsvindt. Van een directe samenloop in de toepassing van de waarden en methodiek van de stelsels kan echter bij een grensoverschrijdende transactie van goederen geen sprake zijn. Deze conclusie wordt ondersteund door de uitspraak van het Hof in de Hamamatsu-zaak. Het Hof heeft in die zaak het douanerecht strikt toegepast zonder enige flexibiliteit voor de toepassing van principes en methoden, zoals deze binnen de regelgeving omtrent de verrekenprijzen gebruikelijk is.

Ik ben dus van mening dat, wanneer er twee totaal verschillende stelsels bestaan, het ene niet de basis kan vormen voor het andere stelsel. Een verrekenprijs kan niet de basis vormen voor de douanewaarde, simpelweg vanwege de verschillen in doelstellingen, methoden en de toepassing en de daaruit resulterende waarden.

114 WCO, WCO guide to customs valuation and transfer pricing, www.wcoomd.org 2018

Daar staat tegenover dat er, binnen het kader van het vaststellen van een juiste douanewaarde, wel sprake zou moeten zijn van enige flexibiliteit in de bewijsstukken die mogelijk kunnen aantonen dat er geen sprake is van invloed door verbondenheid tussen partijen, zodat voor douanedoeleinden de transactiewaardemethode toegepast kan worden, ook als deze op basis van een verrekenprijs is vastgesteld, als blijkt dat de verbondenheid deze prijs niet heeft beïnvloed en deze prijs voor het overige op grond van de douanewaarderegelgeving acceptabel is..

In subparagraaf 2.4.4.1.2 is uiteengezet dat de aangever aan de hand van de in artikel 134 lid 2 DWU genoemde testwaarden kan aantonen dat er geen sprake is van een prijs die beïnvloed is door verbondenheid voor douanedoeleinden. Naast het feit dat deze testwaarden in de praktijk niet eenvoudig zijn toe te passen, vloeit uit de wet niet voort dat uitsluitend gebruik moet worden gemaakt van deze testwaarden. In dat kader is artikel 134 lid 1 DWU van belang. Zoals aan bod is gekomen in subparagraaf 2.4.4.1 worden de omstandigheden die betrekking hebben op de verbondenheid onderzocht. Hiervoor dienen gedetailleerde bewijsstukken aangeleverd te worden.

Op basis hiervan zou gesteld kunnen worden dat er geen restrictie is in het gebruik van documenten om aan te tonen dat de relatie tussen partijen niet van invloed is geweest op de prijs. Hierbij kan naar mijn mening de verrekenprijsdocumentatie een belangrijke rol spelen, aangezien de bewijsstukken voor verrekenprijsdoeleinden zeer gedetailleerd zijn en veel achtergrondinformatie bevatten die ook voor de douane van belang kan zijn. Het Technisch Comité van de WDO heeft dit onderkend en stelt in commentaar 23.1 dat de verrekenprijsstudie een goede bron van informatie is, wanneer deze relevante informatie bevat over de omstandigheden van de verkoop. Het comité geeft aan dat er essentiële verschillen zijn tussen beide stelsels, waardoor een verrekenprijsstudie in bepaalde gevallen niet relevant kan zijn voor het onderzoek naar de omstandigheden van de verkoop. Kortom, per geval moet worden bekeken of het mogelijk is om gebruik te maken van relevante informatie en de documenten.

Hoewel het commentaar van het Technisch Comité niet bindend is, zou een dergelijke aanpak naar mijn mening een goede aanvulling zijn op het huidige systeem. Een kanttekening is dat een verrekenprijsonderzoek niet gecontroleerd noch goedgekeurd wordt door de belastingautoriteiten.

De inhoud is dan ook niet per definitie juist. Een oplossing hiervoor is dat er vooraf overleg plaatsvindt tussen de belasting- en de douaneautoriteiten.

Naar mijn mening is er dus in bepaalde situaties ruimte voor het gebruik van verrekenprijsdocumentatie. Met name het APA zou als basis kunnen dienen voor het vaststellen van de transactiewaarde voor douanedoeleinden. Als dit instrument op de juiste manier wordt aangewend, zou dit zelfs gebruikt kunnen worden als onderbouwing om de vastgestelde verrekenprijs als transactiewaarde te gebruiken.

Hierover is in de EU-douanewetgeving tot op heden niets opgenomen en dus is er geen wettelijke grondslag voor een dergelijke toepassing. Daarnaast zal het voor een toepassing in de praktijk ook noodzakelijk zijn dat er een goede interactie is tussen de belasting- en douaneautoriteiten.115 Deze interactie vindt op beperkte schaal al in een aantal landen plaats, maar dat is niet voldoende.

115 Zie paragraaf 4.4

Het is vanuit praktisch oogpunt van belang dat op EU-niveau richtlijnen worden gegeven door de Europese Commissie, waarin staat wanneer douaneautoriteiten gebruik kunnen maken van verrekenprijsdocumentatie. Het Technisch Comité van de WDO heeft zich al uitgelaten over deze kwestie, maar er is niets vastgelegd op EU-niveau.

Het Hof heeft in zijn uitspraak in de Hamamatsu-zaak een zeer formele opstelling gekozen. Het is onduidelijk of het Hof überhaupt een rol ziet weggelegd voor de verrekenprijssystematiek en documentatie in het douanerecht. Hierdoor blijft het onduidelijk voor belastingplichtigen hoe zij praktisch gezien moeten omgaan met de samenloop tussen douanewaarde en verrekenprijzen.

Zuiver geredeneerd vanuit de formele regelgeving zou een belastingplichtige twee verschillende waarden moeten hanteren, namelijk één waarde op grond van de douaneregelgeving en één waarde voor vennootschapsbelasting. Dit is vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering en de controle door de autoriteiten (en het voorkomen van misbruik) niet wenselijk.

5.2. Eindconclusie

De conclusie is dat een verrekenprijs an sich, vanwege doel, strekking, methodiek en functie, niet de basis kan vormen voor de douanewaarde van individuele goederen. Er is immers sprake van een volledig duaal stelsel, waarbij de douanewaarderegels zeer strikt zijn. Het blijft de vraag of het formele douanerecht binnen de EU ruimte biedt om de systematiek van verrekenprijzen aan te wenden als basis voor de douanewaarde. Ik ben van mening dat de twee stelsels te veel van elkaar verschillen, waardoor dit vrijwel onmogelijk is.

Strikt genomen zouden de verrekenprijsstudies en het mogelijk daaruit voortvloeiende APA dan ook niet gebruikt mogen worden voor het vaststellen van de douanewaarde. Dit baseer ik op het feit dat het formele douanerecht strikt wordt toegepast en volledig losstaat van het verrekenprijzenstelsel.

Artikel 134 lid 1 UVDWU biedt echter wel enige ruimte voor het gebruik van overige documenten om aan te tonen dat de prijs niet is beïnvloed door verbondenheid. De meest ideale situatie zou zijn dat de verrekenprijsstudies en dan met name de daaruit voorvloeiende APA toch gebruikt mogen worden in het geval er aangetoond dient te worden dat er geen sprake is van invloed door verbondenheid.

Het is alleen de vraag hoe hiermee om moet worden gegaan in de praktijk. Naar mijn mening is het zaak dat de Europese Commissie hier meer duidelijkheid over verschaft.

In document Douanewaarde. verrekenprijzen (pagina 52-55)