• No results found

De veronderstelde wijze van werking van de bij de Wet aanpassing regels bestuur en toezicht nv/bv ingevoerde regels bestuur en toezicht nv/bv ingevoerde

In document Evaluatie Wet bestuur en toezicht (pagina 52-55)

Hoofdstuk 2. Parlementaire geschiedenis en de veronderstelde wijze van werking van de bij de Wet aanpassing regels bestuur en

2. Begrip tegenstrijdig belang; melding en vaststelling. Uit de MvT 64 blijkt dat de vraag of er sprake is van een tegenstrijdig belang moet worden beantwoord aan de hand van het

2.8 De veronderstelde wijze van werking van de bij de Wet aanpassing regels bestuur en toezicht nv/bv ingevoerde regels bestuur en toezicht nv/bv ingevoerde

wetsartikelen/wetswijzigingen in verband met elkaar (onderzoeksvraag 1)

Art. 2:129a/2:239a BW in samenhang met art. 2:9 BW

1. Het uitgangspunt van een monistisch bestuursmodel is dat de taken van het bestuur kunnen worden verdeeld over uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders; zie art. 2:129a/2:239a lid 1 BW. Voor de vraag of een individuele bestuurder aansprakelijk is voor grote fouten (ernstig verwijt) van het bestuur, wordt rekening gehouden met de onderlinge taakverdeling. Volgens de minister86 is de niet-uitvoerende bestuurder in beginsel niet aansprakelijk voor fouten van een uitvoerende bestuurder. Dat is anders wanneer de niet-uitvoerende bestuurder slecht toezicht heeft gehouden of niet heeft ingegrepen, terwijl hij wist dat de uitvoerende bestuurder onbehoorlijk bestuurde. 2. Ingevolge art. 2:129a/2:239a lid 3 BW kan bij of krachtens de statuten worden bepaald dat een of meer bestuurders rechtsgeldig kunnen besluiten omtrent zaken die tot zijn respectievelijk hun taak behoren. In dat geval wordt een besluit dat door de desbetreffende bestuurder(s) is genomen, toegerekend aan het bestuur. De MvT87 geeft uitdrukkelijk aan dat ondanks deze toerekening hun gezamenlijke

84 MvA, Kamerstukken I 2010/11, 31 763, C, p. 13-14.

85 Zie Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 oktober 2012, nr. AV/PB/2012/15766, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanwijzing van bestuurders als werknemers, Staatscourant 2012 nr. 21850 29 oktober 2012.

86 Handelingen, Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. 28-4, p. 21.

37

bestuursverantwoordelijkheid voor het besluit volledig in stand blijft. De vraag van de aansprakelijkheid lost zich volgens de MvT op via art. 2:9 BW.

Art. 2:129a/2:239a lid 1 BW in samenhang met art. 2:129/2:239 lid 5 BW

Art. 2:129/2:239 lid 5 BW legt de norm voor het handelen van iedere bestuurder vast:

bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Daarbij maakt het niet uit of zijn taak uitvoerend of algemeen/toezichthoudend is.88 De bestuurders dienen een afweging tussen de belangen van onder meer de aandeelhouders, werknemers en schuldeisers van de vennootschap te maken. Zij mogen niet bij voorbaat het belang van de aandeelhouders dan wel de werknemers laten prevaleren. Dit geldt zowel in het monistische als in het dualistische bestuursmodel.89

Met het bepaalde in art. 2:129a/2:239a BW dat een niet-uitvoerende bestuurder de taak van voorzitter dient te vervullen, wordt getracht te voorkomen dat korte termijn prestaties de overhand krijgen.90

Art. 2:129a/2:239a lid 1 BW in samenhang met art. 2:129/2:239 lid 6 BW

De door de Wet aanpassing regels bestuur en toezicht nv/bv ingevoerde wettelijke regeling van het monistische bestuursmodel werd door de wetgever bij uitstek als de gelegenheid gezien om de tegenstrijdig belangregeling te heroverwegen, omdat zij raakt aan de verhouding tussen de bestuurder, het bestuur en de RvC.91 Er is voor gekozen het tegenstrijdig belang te reguleren in de interne besluitvorming van het bestuur, omdat het tegenstrijdig belang een gedragsnorm betreft die allereerst de besluitvorming door het bestuur raakt.92 De nieuwe tegenstrijdig belangregeling van art. 2:129/2:239 lid 6 BW beperkt zich niet tot NV's en BV's met een monistische bestuursstructuur, maar is van toepassing op alle vennootschappen.

Art. 2:129a/2:239a lid 1 BW in samenhang met art. 2:133/2:243 BW

Bij amendement93 is aan art. 2:129a/2:239a lid 1 BW toegevoegd dat de bevoegdheid tot het doen van voordrachten voor de benoeming van bestuurders niet kan worden toebedeeld aan een uitvoerende bestuurder. Deze toevoeging was volgens de indieners van het amendement nodig omdat in een dualistisch bestuursmodel deze bevoegdheid veelal is toegekend aan de RvC. Met de toevoeging is verduidelijkt dat in een monistisch bestuursmodel de bevoegdheid tot het doen van een voordracht wel aan de niet-uitvoerende bestuurder(s) kan worden toegekend.

88 MvT, Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 10. 89 MvA, Kamerstukken I 2010/11, 31 763, C, p. 2. 90 MvT, Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 16. 91 MvT, Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 10-11. 92 MvT, Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 12.

38

Art. 2:129a/2:239a BW in samenhang met art. 2:134/2:244 lid 1 BW

Bij iedere NV/BV met een monistisch bestuursmodel komt aan het bestuur

dwingendrechtelijk de bevoegdheid toe een uitvoerende bestuurder te schorsen (art. 2:134/2:244 lid 1 tweede volzin BW). In de MvT wordt opgemerkt dat juist in een monistisch stelsel met een vergaande taakverdeling gekoppeld aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid behoefte kan bestaan aan de mogelijkheid van schorsing als bij het bestuur het vertrouwen in de desbetreffende bestuurder ontbreekt.94

Art. 2:129a/2:239a BW in samenhang met art. 2:140/2:250 BW

De keuze voor een monistisch bestuursmodel werkt exclusief. Een NV of BV die statutair een one-tier board kent, kan dit niet combineren met een RvC. Dit is vastgelegd in art. 2:140/2:250 lid 1 (eerste volzin) BW.

Art. 2:129a/2:239a lid 3 BW in samenhang met art. 2:164a/2:274a lid 3 BW

Voor de structuurvennootschap met een monistisch bestuursmodel geldt een bijzondere regeling ten aanzien van de in art. 2:164/2:274 lid 1 BW omschreven bestuursbesluiten. Deze houdt in dat bij deze bestuursbesluiten niet gebruik kan worden gemaakt van de faciliteit van art. 2:129a/2:239a lid 3 BW. Voormelde

bestuursbesluiten kunnen niet door een deel van de one-tier board worden genomen (art. 2:164a/2:274a lid 3 BW).

Art. 2:9 BW in samenhang met art. 2:129/2:239 lid 6 BW

De bestuurder die de besluitvormingsregels van art. 2:129/2:239 lid 6 BW heeft overtreden, kan door de vennootschap aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 2:9 BW tot vergoeding van de schade die aan de vennootschap is toegebracht door de gewraakte transactie.95

94 MvT, Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 19.

39

In document Evaluatie Wet bestuur en toezicht (pagina 52-55)