• No results found

4. Uitvoering van de PIJ-maatregel: de intramurale fase

4.5 Verlof

4.5.1 Formeel kader

De mogelijkheden om in het kader van verlof de jeugdinrichting te verlaten, zijn genoemd in art. 28 tot en met 31 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Binnen de PIJ-maatregel bestaan verschillende soorten verlof: incidenteel verlof, planmatig verlof en proefverlof. Ook bestaat er sinds 1 januari 2008 een minimumrecht om tenminste een keer per zes weken de inrichting voor minimaal twaalf uur te verlaten (artikel 29, lid 1). Tijdens het verlof loopt de straf of maatregel door. Bij de beoordeling van een te verlenen verlof wordt het belang van de jeugdige afgewogen tegen de risico‟s voor de continuïteit van de tenuitvoerlegging en voor de maatschappelijke orde en veiligheid. Het verlof kan alleen worden verleend, als de eventuele risico‟s aanvaardbaar worden geacht. Deze paragraaf betreft het verlof gedurende de intramurale fase. Het proefverlof wordt in hoofdstuk 5 beschreven.

Incidenteel verlof kan worden verleend bij onverwachte gebeurtenissen in de persoonlijke

levenssfeer van de jongere, zoals overlijden, begrafenis of bevalling van partner (art. 32 en art. 34, Rjj). Deze vorm van verlof wordt niet in het kader van het resocialisatietraject ingezet. Voor deze vorm van verlof is geen machtiging van de Minister vereist, zoals voor andere verlofmodaliteiten. De directeur van de inrichting beslist in dit geval over het verlenen van incidenteel verlof.

Planmatig verlof, gericht op de terugkeer in de maatschappij, wordt uitgewerkt in een verlofplan, op basis waarvan het planmatig verlof wordt verleend. In een dergelijk verlofplan worden diverse fases onderscheiden. De verschillende fases zijn begeleid verlof, eendaags onbegeleid verlof en meerdaags onbegeleid verlof. Na de positieve evaluatie van de vorige fase kan een volgende fase worden

aangevraagd, maar er is een maximumtermijn van zes maanden voordat naar een volgende fase mag worden overgegaan (art. 33, lid 2, Rjj).

In art. 31 Rjj zijn algemene voorwaarden opgesomd waar, om voor verlof in aanmerking te komen, aan moet zijn voldaan. Het gaat er hierbij voornamelijk om dat de jongere buiten de inrichting geen onaanvaardbaar risico voor zijn medemens vormt. Voor het planmatig verlof is een machtiging van de Minister vereist (art. 30, lid 1, Bjj).

Een machtiging tot verlof komt in bepaalde gevallen van rechtswege te vervallen. Dit gebeurt wanneer de jongere zich schuldig maakt aan of wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, wanneer de jongere de in het verlofplan gemaakte afspraken niet nakomt, of wanneer de jongere zich onttrekt tijdens het verlof. Tegen een beslissing van de Minister om een machtiging in te trekken kan de jongere in beroep gaan bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).

De directeur van de inrichting maakt een risicoanalyse en verleent het verlof alleen wanneer de risico‟s aanvaardbaar worden geacht. De Bjj en het Rjj dwingen de directeur het verlof grondig te overwegen. Hierbij moet hij de aard van het gepleegde delict, de hierdoor veroorzaakte

maatschappelijke onrust en de inschatting van het ontvluchtings- of recidivegevaar betrekken en letten op relevante ervaringen bij eerdere verloven en een recente rapportage over het gedrag van de jeugdige. De directeur is verantwoordelijk voor het verloop van het verlof. Hij kan aan de toekenning van het verlof bijzondere voorwaarden stellen en bepalen dat het verlof onder begeleiding of

84

te verlenen, te beëindigen of er bepaalde voorwaarden aan te verbinden is deze beslissing vatbaar voor beklag (art. 65, Bjj).

4.5.2 De cases

In Tabel 4.6 is het verloftraject van de jongeren samengevat. Voor de instromers wordt gemiddeld een half jaar na de start van de behandeling de eerste begeleide verlof status aangevraagd. Tussen de jongeren bestaan echter grote verschillen: de duur varieert van drie en een halve maand tot één jaar en drie maanden. Bij één instromer is de eerste aanvraag afgewezen. De onbegeleide eendaagse verlof status wordt bij instromers gemiddeld na bijna een jaar aangevraagd. Bij de instromers volgt de aanvraag voor de meerdaagse onbegeleide verlof status snel na de eendaagse.

Bij de uitstromers is de gemiddelde duur tot de eerste verlof aanvraag op basis van de verzamelde gegevens niet goed te bepalen. Bij twee jongeren is de eerste aanvraag afgewezen. Daarnaast is een aantal jongeren overgeplaatst en het verlof in de eerdere inrichting is niet geïnventariseerd. Hierdoor is de duur tot de eerste aanvraag niet goed te vergelijken met de duur bij de instromers.

De onbegeleide eendaagse verlof status wordt bij de uitstromers gemiddeld na ruim een jaar aangevraagd en ook de duur voor de aanvraag van de meerdaagse verlof status is gemiddeld langer bij uitstromers.

Tabel 4.6 laat zien dat de opbouw van het verlof per casus verschillend verloopt: de begeleide verlof status is één of twee keer aangevraagd en voor een deel van de jongeren wordt meerdere keren onbegeleid eendaags verlof aangevraagd voordat een aanvraag meerdaags onbegeleid verlof volgt.

85

Tabel 4.6 Duur in weken vanaf start behandeling tot aanvraag verlof status

Casus Aantal weken tot 1e aanvraag eendaags begeleid verlof Aantal aanvragen eendaags begeleid verlof Aantal weken tot 1e aanvraag eendaags onbegeleid verlof Aantal aanvragen eendaags onbegeleid verlof Aantal weken tot 1e aanvraag meerdaags onbegeleid verlof Aantal aanvragen meerdaags onbegeleid verlof Instromer Instromer 1 15 1 - 0 33 1 Instromer 2 Onbekend Instromer 3 24 1 57 1 60 1 Instromer 4 14 1 26 3 45 2 Instromer 5 56* 2 69 1 76 1 Instromer 6 NID Instromer 7 59 1 81 2 Instromer 8 65 2 Instromer 9 32 1 52 2 95 2 Instromer 10 19 1 55 1 51*** 1 Instromer 11 NID 0 54 3 Instromer 12 25 2 76 1 Instromer 13 24 1 45 1 58 1 Instromer 14 15 1 27 2 Instromer 15 21 1 36 1 54 2 Instromer 16 23 1 32 2 64 1 M=27 N=13) M=50 N=12 M=59 N=9 Uitstromer

Uitstromer 1 NID NID 28 2 53 2

Uitstromer 2 40** 1 99** 2 0 Uitstromer 3 50* 1 50 1 72 6 Uitstromer 4 19 1 35 1 63 4 Uitstromer 5 89* 2 109 1 140 1 Uitstromer 6 20 1 29 2 45 2 Uitstromer 7 26 1 41 2 54 1 Uitstromer 8 NID 1 58 4 122 2 Uitstromer 9 38 1 54 2 102 1 Uitstromer 10 31 1 73 2 110 3 Uitstromer 11 0 43** 2 70 5 Uitstromer 12 37** 2 60** 2 77** 1 Uitstromer 13 15** 1 28** 1 Uitstromer 14 61 1 76 1 101 1 M=38 N=11 M=56 N=14 M=84 N=12

* Eerste aanvraag is door IJZ afgewezen, betreft eerste toegekende aanvraag

** Is duur na overplaatsing naar actuele behandelinrichting (in eerdere behandelinrichting heeft verlof hebben plaatsgevonden)

*** Aanvraag afgewezen

Besluitvorming aanvraag verlof

In de verlof aanvragen zelf wordt de reden van aanvraag van het verlof niet uitgebreid beschreven. Kort wordt aangegeven met welk doel het verlof wordt aangevraagd. Doelen van het verlof zijn contact onderhouden met thuis, leren omgaan en oefenen met verschillende situaties en activiteiten in het kader van resocialisatie. Na verloop van tijd wordt verlof ingezet voor deelname aan school of werk en vrijetijdsbesteding zoals sport.

86

Uit de interviews met behandelcoördinatoren komt naar voren dat bij de aanvraag van verlof het verlof kader en de procedures van het ministerie en interne procedures een belangrijke rol spelen. Verlof wordt pas aangevraagd wanneer zicht is op de risicofactoren. Dit houdt in dat de delictanalyse is afgerond en een SAVRY (Structured Assessment of Violence Risk in Youth, risicotaxatie- en hanteringsinstrument) is ingevuld en dat in principe niet eerder dan een half jaar vanaf de start van de behandeling een aanvraag voor verlof wordt ingediend.

Behandelcoördinatoren beoordelen de procedures verschillend. Een deel van de

behandelcoördinatoren vinden de procedure nuttig, waarbij vooral het invullen van de SAVRY als zinvol wordt benoemd. „De SAVRY geeft een goede inschatting van de risico‟s‟. Een

behandelcoördinator ervaart dat IJZ de aanvragen kritisch beoordeelt maar dat is voor een zorgvuldige afweging terecht volgens hem.

Een deel van de behandelcoördinatoren zou zelf meer invulling willen geven aan het verlof beleid. Eén behandelcoördinator zegt, naar aanleiding van een situatie waarbij een jongere er volgens aan toe was om met verlof te gaan terwijl dat volgens de procedures nog niet mogelijk was: „Ik vind dat mijn taak om te beoordelen‟. Ook een andere behandelcoördinator benoemt dit: „Ik zou met ons behandelteam meer ruimte willen hebben in het op individueel niveau uitzetten van

behandeltrajecten waarin ik kan spelen met verlof (…..)‟.

Tussen behandelcoördinatoren lijkt een verschil te bestaan in de afweging met betrekking tot

enerzijds de „veiligheid‟ en anderzijds de mogelijkheden die het verlof biedt voor de ontwikkeling van de jongeren aan de andere kant. Twee behandelcoördinatoren benoemen dat, volgens hen, de inrichting waar zij werken voorzichtiger is met de aanvraag van verlof dan andere inrichtingen. „Wij zijn terughoudend met verlof. Wij kiezen voor veilig‟ (beide behandelcoördinatoren werken bij een zedengroep). Ook de verantwoordelijkheid die de behandelcoördinator heeft bij het inschatten van de risico‟s wordt door een aantal behandelcoördinatoren benadrukt. Anderen benadrukken het belang van het verlof voor de resocialisatie van de jongeren. „Ik vind, het zijn jonge mensen. Als je ze een half jaar binnen moet houden dat is echt te lang (…). Vanaf dat een jongere binnen komt moet je werken aan resocialiseren‟. Een aantal behandelcoördinatoren neemt soms een gecalculeerd risico om een leermoment te bieden. Meerdere behandelcoördinatoren vinden dat de jongeren te lang „binnen‟ zitten. Een aantal behandelcoördinatoren merkt dat jongeren het eng vinden om met verlof naar buiten te gaan.

Een andere afweging die een rol speelt bij het aanvragen van verlof is de motiverende werking van verlof. Verlof wordt door meerdere behandelcoördinatoren genoemd als een belangrijk middel om jongeren te motiveren om aan de slag te gaan met behandeling. Een behandelcoördinator heeft bewust de verlof status uitgebreid om de jongere te motiveren voor hulp bij drugsgebruik: „Hij zei ik wil alleen stoppen voor mijzelf en niet voor iemand anders (…). We hebben de verlof status

aangevraagd. Bij een negatieve urine controle kon hij met verlof en met een positieve niet. Die keus kon hij zelf maken‟. Het lukte niet en het meerdaags verlof is nooit ingezet. Wel werd bespreekbaar dat hij misschien toch hulp nodig had waardoor verslavingszorg mogelijk werd.

De thuissituatie speelt ook een belangrijke rol bij de wijze waarop het verlof traject wordt

vormgegeven. Wanneer met ouders goede afspraken gemaakt kunnen worden, is een onbegeleide verlof status eerder mogelijk. „Bij de Uitstromer 10 was de thuissituatie zorgelijk, het was niet verantwoord en risicovol om zonder begeleiding met verlof te gaan. Soms komen jongeren uit een

87

goed nest en zijn de ouders betrouwbaar, dan kun je meer risico nemen‟. Wanneer ouders ver weg wonen is een aangepast verloftraject ook nodig: meerdaags verlof wordt eerder ingezet.

Bij een aantal jongeren is het lastig een geschikt verlofadres te vinden omdat de jongeren niet bij ouders terecht kunnen en een beperkt netwerk hebben. Een behandelcoördinator zegt: „We hebben eigenlijk pleeggezinnen nodig voor het onbegeleid meerdaags verlof. Dat soort gezinnen zijn alleen bijna niet te vinden.‟

Beoordeling IJZ

Het merendeel van de verlofaanvragen wordt toegekend door IJZ. Een aantal keer wordt

aanvullende informatie opgevraagd door IJZ en een aantal keer is de aanvraag afgewezen. Niet alle correspondentie met IJZ is in de dossiers terug gevonden. Voor zover bekend komen de volgende afwijzingsredenen naar voren: overplaatsing als gevolg van een incident, verschil van mening met de inrichting over risico‟s, niet volgen van de opbouw van verlof status. Voor één jongere is bijvoorbeeld in verband met de afstand naar huis direct een meerdaags onbegeleid verlof aangevraagd in plaats van eerst een eendaags onbegeleid verlof.

Voor jongeren is het verlof belangrijk. Het merendeel van de jongeren weet wat er van hen verwacht wordt voordat ze op verlof mogen, bijvoorbeeld het afronden van een delictanalyse of een therapie. „Eerst moeten alle risicofactoren duidelijk zijn. In groepstherapie moet je eerst achterhalen waarom je het delict hebt gepleegd (…). Na het eerste deel therapie is het mogelijk om met verlof te gaan‟. Alleen twee jongeren uit de LVG-groep weten niet precies wanneer een (nieuwe) verlof status wordt aangevraagd. Een van hen wil het ook niet weten zegt hij: “Ik wil niet weten wanneer ik precies met verlof ga. Dan ga ik af zitten tellen.‟

Meerdere jongeren geven aan dat, ondanks dat zij hebben gedaan wat van hen werd verwacht, de aanvraag van de (nieuwe) verlof status is uitgesteld. Zij voelen zich beetgenomen. „Eerst zei ze (de behandelcoördinator): na de delictanalyse. Nu zegt ze na het volgende IBB (behandelplan bespreking). Je moet geen belofte maken als je je er niet aan kan houden. Dat geeft een irritatiemoment‟.

Verschillende jongeren hebben meegemaakt dat afgesproken verlof niet door kan gaan. Bijvoorbeeld doordat onvoldoende medewerkers beschikbaar zijn om verlof te begeleiden of omdat verlofpassen niet geregeld zijn. Jongeren vinden dit zeer vervelend. „Soms leef je hier naar je verlof toe en dan gaat het niet door, dan krijg je een dip. Als dat vaak gebeurt, kan je motivatie wegzakken. Dan denk je: „Waarom zou ik me inzetten voor dingen die toch niet gaan veranderen?‟.

Volgens één jongere duurt zijn traject daardoor langer: „Nou wordt er dus weer verlengd. Door het uitstel van de verloven is er te weinig overgebleven om naar buiten toe te werken‟. Ook de lange duur die de aanvraagprocedures met zich meebrengen is voor een aantal jongeren moeilijk te begrijpen. De meeste jongeren vertellen, wanneer gevraagd wordt naar de invulling van verlof, wat zij doen tijdens verlof: naar huis, sporten, naar school. Een beperkt aantal jongeren vertelt uit zichzelf dat zij tijdens het verlof oefenen met gedrag bijvoorbeeld met excuses maken of het aanspreken van een meisje.

Van de jongens die hun PIJ inmiddels hebben afgerond, geven twee jongeren aan dat zij tijdens hun PIJ nooit op meerdaags verlof zijn geweest. De reden hiervoor is dat ze nooit gestopt zijn met blowen.

In bijzondere gevallen is het soms mogelijk om soepel met de verlofregeling om te gaan: twee jongeren mochten in het begin van hun verlof status langer op verlof dan gebruikelijk omdat familie ver van de inrichting woonde.

88

Instromer 2, waarover geen informatie uit het dossier is, vertelt dat hij, één jaar na overplaatsing naar de forensische behandelinrichting nog steeds niet met verlof is omdat hij volgens de

behandelaar „er nog niet aan toe is‟.

In document Dertig jongeren met een PIJ (pagina 83-88)