• No results found

Incidenten, straffen en maatregelen

In document Dertig jongeren met een PIJ (pagina 89-93)

4. Uitvoering van de PIJ-maatregel: de intramurale fase

4.7 Incidenten, straffen en maatregelen

4.7.1 Formeel kader

Naar aanleiding van incidenten kunnen disciplinaire straffen of ordemaatregelen door de directeur van de instelling worden uitgevaardigd.

Disciplinaire straffen gelden als sanctie voor ontoelaatbaar gedrag waarvoor de jongere persoonlijk verantwoordelijk is. De duur van die straf wordt van tevoren bepaald. Er zijn vijf straffen die opgelegd kunnen worden (art. 55, lid 1, Bjj):

- Opsluiting in een strafcel of andere verblijfsruimte. Dit mag maximaal 4 dagen voor jongeren onder de zestien, en maximaal 7 dagen voor zestienjarigen en ouder;

90

- Ontzegging van het mogen ontvangen van bezoek van een bepaald persoon of bepaalde personen voor maximaal 4 weken;

- Uitsluiting van deelname aan een of meerdere activiteiten. Ook dit mag voor maximaal 4 dagen voor jongeren onder de zestien, en maximaal 7 dagen voor zestienjarigen en ouder; - Weigering, inperking of beperking van het eerstvolgende verlof;

- Oplegging van een geldboete van ten hoogste het zakgeld voor 1 week.

Als het noodzakelijk is voor de orde en veiligheid in de inrichting, kan een ordemaatregel worden opgelegd (art. 24 t/m art. 27, Bjj). Deze kunnen worden opgelegd op grond van incidenten binnen of buiten de inrichting. Een ordemaatregel duurt niet langer dan strikt noodzakelijk is.

De ordemaatregelen die regelmatig voorkomen zijn: de uitsluiting van groep of deelname aan activiteiten (art. 24, Bjj), de plaatsing in afzondering (art. 25, Bjj) en de correctieplaatsingen (art. 27, Bjj).

De beslissing tot het nemen van ordemaatregelen is in beginsel voorbehouden aan de directeur, maar het treffen van deze maatregelen kan door de directeur ook uitdrukkelijk worden opgedragen aan personeelsleden of medewerkers (MvT). De beslissing tot correctieplaatsing is wel

voorbehouden aan de directeur. Ook als er een uitsluiting van groep of deelname aan activiteiten van meer dan vijftien uur wordt afgegeven, is dit besluit enkel voorbehouden aan de directeur.

4.7.2 De cases

In TULP worden incidenten geregistreerd evenals de reactie (straffen of maatregelen) die vervolgens door de inrichting is opgelegd. De incidenten en reacties die in TULP zijn opgenomen betreffen alle periodes die de jongeren in een JJI hebben doorgebracht, zowel in opvang afdelingen als tijdens de behandeling als tijdens een verblijf in het kader van eventuele eerdere strafrechtelijke procedures.

In het totaal staan er 726 incidenten geregistreerd bij de dertig jongeren. De meeste incidenten zijn onder de noemer „overig‟ geregistreerd (556 van de 726 incidenten). Uit de toelichting bij de

incidenten blijkt dat het bij een deel van de overige incidenten gaat om overtreding van de regels op het gebied van roken, gebruik van drugs en in het bezit zijn van spullen die in verband met de veiligheid verboden zijn. Tabel 4.7 geeft een overzicht van de geregistreerde incidenten in TULP, waarbij een deel van de incidenten uit de categorie overig, op basis van de toelichting bij het incident, is ondergebracht bij een nieuwe categorie (Ten Velde, Hoekstra & Delnooz, 2010) Tabel 4.7 Soort incident (Ten Velde et al., 2010)

Soort incidenten Aantal Percentage

Overig 382 52,6 %

Geweldpleging jongeren onderling 78 10,7 %

Contrabanden* 68 9,4 %

Drugs* 64 8,8 %

Verbale geweldpleging t.a.v. personeel 47 6,5 %

Roken* 42 5,8 %

Geweldpleging t.a.v. personeel 19 2,6 %

Verbale geweldpleging jongeren onderling 15 2,1 %

Automutilatie 3 0,4 %

Conversie ordemaatregel 3 0,4 %

Plaatsing op kamer op eigen verzoek 3 0,4%

Ziek 2 0, 3 %

Totaal 726 100,0 %

91

Meer dan de helft van de geregistreerde incidenten valt, na hercodering, nog steeds binnen de categorie overig. Fysieke geweldpleging tussen jongeren onderling is de meest voorkomende categorie incidenten na de categorie overig. Samen met fysieke geweldpleging ten aanzien van het personeel betreft 13,3% van de incidenten fysiek geweld. Verbale geweldpleging tussen jongeren onderling en ten aanzien van het personeel vormt 8,6% van de geregistreerde incidenten. Een kwart van de incidenten heeft betrekking op het in bezit zijn van of gebruiken van verboden goederen of middelen (contrabanden, drugs en roken).

In TULP staan ook de straffen en maatregelen geregistreerd die naar aanleiding van de incidenten zijn uitgevoerd. Naar voren komt dat de registratie in TULP niet volledig is. Bij 27% van de incidenten is geen reactie geregistreerd en bij ruim een derde van de reacties is geen incident geregistreerd. Ook komt het voor dat een reactie meerdere keren werd geregistreerd.

Tabel 4.8 geeft een overzicht van de reactie van de inrichting op de incidenten (Ten Velde et al., 2010)

Tabel 4.8 reactie van inrichting op incident (Ten Velde et al., 2010)

Reacties Aantal Percentage

Uitsluiting activiteiten 234 40,0 %

Plaatsing op eigen kamer 217 37,0 %

Plaatsing in afzondering 41 7,0 %

Plaatsing andere ruimte 28 5,0 %

Opsluiting andere ruimte 25 4,0 %

Voorwaardelijke straf 11 2,0 %

Opsluiting in strafcel 7 1,2 %

Weigering, intrekking, beperking verlof 7 1,2 %

Afzondering extern 7 1,2 %

Opsluiting andere ruimte extern 7 1,2 %

Plaatsing in opvang 4 0,7 %

Overige disciplinaire straffen 2 0,3 %

Ontzegging van bezoek 1 0,2 %

Tijdelijke overplaatsing 1 0,2 %

Geldboete 0 0%

Overig 0 0%

Overige ordemaatregelen 0 0%

*Totaal 592 100%

* Na correctie van dubbele registratie

Uitsluiting van activiteiten en plaatsing op de eigen kamer zijn de meest voorkomende reacties van de inrichtingen: bij drie kwart van de incidenten volgt een van beide reacties.

Op basis van de gegevens uit TULP wordt duidelijk dat bij een deel van de jongeren het aantal incidenten en reacties in de opvanginrichting hoger is dan tijdens het verblijf op de behandelgroep. Dit beeld wordt door behandelcoördinatoren herkend. Mogelijke verklaringen volgens de

behandelcoördinatoren zijn dat bij de opvanggroep veiligheid meer centraal staat, dat er meer wisselingen zijn op de opvanggroep waardoor jongeren elkaar maar ook de groepsleiding de jongeren minder goed kennen en dat op de behandelgroep meer duidelijkheid is over de

problematiek van de jongeren waardoor beter rekening gehouden kan worden met het gedrag van de jongere. Een behandelcoördinator verwacht dat met de invoering van Youturn (met ingang van januari 2010) deze verschillen tussen de opvanggroep en de behandelgroep zullen verdwijnen. Eén behandelcoördinator merkt op: „Het kan ook liggen aan het team. Het ene team is beter in

92

Op basis van de dossiers en de interviews met zowel de behandelcoördinatoren als de jongeren ontstaat de indruk dat niet alle incidenten en reacties die plaats hebben gevonden in TULP zijn geregistreerd. Meerdere jongeren zijn bijvoorbeeld (tijdelijk) overgeplaatst naar aanleiding van een incident, zo blijkt uit de dossiers en interviews.

De incidenten en reacties die in TULP zijn geregistreerd zijn voor het merendeel niet terug te vinden in het dossier. Met betrekking tot een beperkt deel van de reacties van de inrichtingen is een

schriftelijk bericht aan de jongere in het dossier aangetroffen.

Besluitvorming sancties en maatregelen

De behandelcoördinatoren geven aan dat zij in de besluitvorming over de reactie op incidenten een adviserende rol hebben. De groepsleiding rapporteert over de incidenten en bepaalt een eerste reactie en het afdelingshoofd (unitleider) neemt het besluit over de reactie die wordt opgelegd. In één inrichting ervaren de behandelcoördinatoren dat er sinds de invoering van het

sociaal-competentie model in januari 2009 sprake is van een cultuuromslag. Binnen het sociaal-sociaal-competentie model is meer aandacht voor alternatieve sancties, zoals het uitvoeren van een extra huishoudelijke taak, en ligt de nadruk meer op positief gedrag. Eerder werd dit volgens een behandelcoördinator als „soft‟ beoordeeld door groepsleiders en afdelingshoofden.

Behandelcoördinatoren kijken naar de individuele situatie en naar wat goed is voor de jongere. Meerdere behandelcoördinatoren geven de voorkeur aan een op de jongere afgestemde straf in plaats van een standaard straf. Een behandelcoördinator van de LVG-groep geeft aan dat bij één jongere, door beperkte gewetensontwikkeling en het moeilijk kunnen onderscheiden van oorzaak en gevolg, sancties slechts kortdurend effect hebben. Het in het vooruitzichtstellen van een beloning heeft bij hem meer effect.

De twee behandelcoördinatoren van de zedengroep geven aan dat in deze groep nauwelijks sprake is van incidenten. De jongeren vertonen aangepast gedrag en zijn makkelijk in de omgang. „Bij ons is een incident meestal een reden voor complimenten. Het is juist goed als ze niet volgzaam zijn‟. Plaatsing in afzondering, isolatie, wordt volgens behandelcoördinatoren alleen ingezet als de eigen veiligheid van de jongeren of van anderen in gevaar komt. Het is geen sanctie. Volgens

behandelcoördinatoren wordt weinig gebruik gemaakt van deze maatregel.

De meeste jongeren vertellen dat ze nu en dan straf krijgen en dat ze minder straf krijgen sinds ze op de behandelgroep zitten. Daar geven ze een aantal redenen voor: er is minder rumoer op de

behandelafdeling, groepsleiders op de behandelafdeling kunnen beter kunnen omgaan met conflicten en ze zijn zelf in gaan zien dat het geen zin heeft om overal tegen aan te schoppen. Eén jongere zegt: „In het begin wilde ik niet. Ik was 17. Je was opgepikt van straat. Je gaat grenzen opzoeken, kijken hoever je kunt gaan. Op een gegeven moment ga je zien, je gooit jezelf alleen steeds tegen de muur‟.

Redenen waarom jongeren straf krijgen zijn: positief op de urine controle, roken op kamer, te laat terug van verlof, irritant gedrag, laten zetten van een tattoo, vechtpartij. De meest genoemde straf is op de kamer zitten. Andere straffen die worden genoemd zijn: aangepast weekprogramma, isolatie, naar opvang, correctieplaatsing of inhouden verlof. Alternatieve straffen zoals het uitvoeren van extra huishoudelijke taken worden weinig genoemd. Eén jongere vertelt dat hij als straf een keer een cake moest bakken.

Op de kamer zitten (kortdurend) vinden de meeste jongeren de minst vervelende straf. Ook al wordt soms ook het matras weggenomen. Het inhouden of „inpikken‟ van verlof wordt als een zware straf

93

ervaren even als een correctieplaatsing naar een andere inrichting. De zwaarte van het aangepast programma wordt door de jongeren wisselend beoordeeld, mogelijk ook omdat het programma niet voor alle jongeren gelijk is. Een programma bestaat uit één of twee dagen volledig op de kamer en daarna stapsgewijs steeds vaker weer op de groep. Volgens een jongere moet hij vanwege zijn positieve UC‟s steeds langer op zijn kamer blijven.

Zes van de dertig jongeren geven aan dat zij in de „iso‟ hebben gezeten. Zij hebben dit als straf ervaren. Een jongere vertelt in het eerste interview dat hij regelmatig naar de „iso‟ gaat. „Meestal moet ik naar de „iso‟ (…) ik ben het gewend‟ Hij vind het niet goed maar hij wordt er wel rustig van. Uit het tweede interview blijkt dat hij nog steeds in de „iso‟ wordt geplaatst maar het lijkt minder vaak voor te komen. Eén uitstromer vertelt dat hij in het begin van zijn traject acht weken in de „iso‟ is geplaatst. Terugkijkend vindt hij dit het ergste wat hij heeft meegemaakt. „Je mag niemand zien. Alleen ‟s ochtends douchen. Dat heeft me aan het denken gezet. Daarna ben ik mee gaan werken maar het was niet menselijk. Ik lag erbij als een dood vogeltje (…). Na twee weken mocht ik een kwartier op de groep. Later mocht ik mee ontbijten. Het werd steeds meer. Het heeft te lang geduurd. De leiding kwam alleen eten brengen. Je sprak verder niemand‟.

De jongeren vinden een groot deel van de straffen die zij krijgen terecht maar noemen ook voorbeelden van incidenten waarbij zij volgens hen onterecht zijn gestraft. Ook vinden zij de straf vaak wel zwaar voor wat ze hebben gedaan.

Sommige jongeren dienen een klacht in als zij het niet eens zijn met de straf. De meeste jongere denken dat het geen zin heeft om een klachtenformulier in te vullen. Ook zegt een jongere dat hij geen klacht heeft ingediend omdat hij niet wist „of het mocht wat ze deden‟. Van de jongeren die wel eens een beklagformulier hebben ingevuld, geeft één jongere aan dat er niets mee is gedaan; twee andere jongeren zeggen dat zij gelijk hebben gekregen. Eén jongere had excuses van de inrichting verwacht toen hij in het gelijk was gesteld door de beklagcommissie, maar dat is niet gebeurd.

Een aantal jongeren ervaart dat er verschillen zijn tussen inrichtingen of groepen in de wijze waarop wordt gestraft: „Bij de vorige inrichting was het zo dat als je ging vechten dat je dan vijf minuten naar de time-out ging en daarna weer terug. Hier moet je gelijk twee dagen naar de „iso‟ of naar je kamer‟.

In document Dertig jongeren met een PIJ (pagina 89-93)