• No results found

4. Ouder-kindvrijstelling

4.4 Verhoogde vrijstelling voor schenkingen t.b.v. eigen woning: €102.010,-

4.4.1 Parlementaire geschiedenis

De vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning is per 1 januari 2010 ingevoerd.143 Het maximaal vrij te stellen bedrag was toen €50.000,-. Met deze vrijstelling werd beoogd om het ouders makkelijker te maken om kinderen te ondersteunen bij de aankoop van een eigen woning.144 Van 1 oktober 2013 tot 31 december 2014 gold er een tijdelijk verhoogde vrijstelling voor schenkingen ten behoeve de eigen woning tot €100.000,-.145 Met deze tijdelijke verhoging heeft de wetgever geprobeerd om de woningmarkt weer te stimuleren tijdens de woningcrisis.146 Toen de woningmarkt weer tekenen van herstel vertoonde, is de tijdelijke verhoging afgeschaft en is het vrij te stellen bedrag weer lager gesteld:

€52.752,-. Een verdere verlenging van de regeling zou namelijk marktverstorend kunnen werken.147 Toch kent artikel 33 onder 5 sub c SW 1956 vanaf 1 januari 2017 weer een verhoging van de vrijstelling tot €100.000,-.148 De schenking hoeven kinderen niet te gebruiken voor de aankoop van een woning, maar ze mogen het ook gebruiken voor onderhoud van de woning of voor de aflossing van de

eigenwoningschuld.149 Hiermee wil de regering de financiële kwetsbaarheid van gezinnen verminderen en bijdragen aan het wegwerken van het financieel ‘onder water’ staan van woningen.150 De regeling is structureel ingevoerd en geldt voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar. De wetgever heeft voor de leeftijdsgrens gekozen, omdat het tot 40 jaar namelijk vaak voorkomt dat de eigenwoningschuld hoger is dan de waarde van de eigen woning.151

Tevens is in artikel 33 onder 7 SW 1956 dezelfde vrijstelling opgenomen voor schenkingen buiten de ouder-kind relatie. Iedereen die tussen de 18 en 40 jaar is en een schenking verkrijgt ten behoeve van de eigen woning, heeft dus recht op de vrijstelling.

De structureel verruimde vrijstelling zal volgens de staatssecretaris van Financiën, in tegenstelling tot de tijdelijke verruimde vrijstelling, niet marktverstorend werken.152 De tijdelijk verruimde vrijstelling bracht druk met zich mee om binnen een bepaalde termijn de vrijstelling te gebruiken. Doordat de verhoogde

143 Stb. 2009, 564.

144 Kamerstukken I 2009-2010, 31 930, D, p. 40; Welkers, FBN 2010/6-34, p. 1.

145 Vakstudie Successiewet, commentaar op art. 33 Wet SW 1956, aant. 6 (onder 5) (online, laatst bijgewerkt op 10 februari 2019).

146 Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 10, p. 38.

147 Welkers/Stubbé, FBN 2014/11, p. 1; brief van de staatssecretaris, 8 september 2014, nr. AFP/2014/785 U.

148 Stcrt. 2017, 70975.

149 Artikel 33a SW 1956.

150 Kamerstukken II 2015-2016, 34302, nr. 3, p. 29; Janssen, FBN 2017/3-9, p. 2. Een woning staat ‘onder water’ als de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van de woning.

151 Kamerstukken II 2015-2016, 34302, nr. 11, p. 70. Hij verwijst hier naar het artikel: De vermogensopbouw van huishoudens: is het beleid in balans?, DNB, 2015, p. 35. Daaruit blijkt dat huishoudens in de leeftijdsgroep van 20-30 jaar in 70% van de gevallen met een onderwaarde op hun eigen woning te maken hebben. Huishoudens in de leeftijdsgroep van 30-40 jaar hebben in 60% van de gevallen te maken met een onderwaarde op hun eigen woning.

Bij huishoudens in de leeftijdsgroep 40-50 jaar is dit percentage gedaald naar ongeveer 32%.

152 Kamerstukken II 2015-2016, 34302, nr. 4, p. 17.

28

schenkingsvrijstelling nu een structureel karakter heeft, is niet langer sprake van deze druk en de staatssecretaris is van mening dat geen sprake meer is van marktverstoring.De wetgever onderbouwt deze mening echter niet. Het is mij dan ook onduidelijk hoe een structurele vrijstelling niet

marktverstorend kan werken. Door de vrijstelling hebben meer mensen de mogelijkheid om een huis te kopen, waardoor ik verwacht dat de vraag naar woningen en daardoor de prijzen zullen stijgen. Ik zie geen reden waarom er een verschil is tussen de marktverstoring bij een tijdelijke en een permanente vrijstelling.

4.4.2 Rechtsgrond

Bij de invoering van de vrijstelling in 2010 is nooit een fundamentele reden voor de vrijstelling

genoemd.153 Ik ben van mening dat de verzorgingsgedachte een belangrijke reden is voor de vrijstelling.

De vrijstelling maakt het ouders namelijk makkelijker om kinderen te ondersteunen bij de aankoop van een eigen woning of de vermindering van de eigenwoningschuld.

De vraag is echter of de verzorgingsgedachte de vrijstelling rechtvaardig maakt. De vrijstelling geldt voor kinderen tussen 18 en 40 jaar. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat huishoudens in de leeftijdsgroep tot 40 jaar vaak te maken hebben met het ‘onder water staan’ van hun huis.154 Dit maakt de vrijstelling instrumenteel van aard. Deze instrumentele functie van de vrijstelling zorgt er naar mijn mening voor dat de vrijstelling niet rechtvaardig is. Niet iedereen heeft namelijk de financiële middelen om gebruik te maken van de vrijstelling; het is voornamelijk bedoeld voor vermogende gezinnen.155 Daarbij verwacht ik dat de vrijstelling marktverstorend werkt, omdat meer gezinnen een huis kunnen kopen en daardoor de huizenprijzen stijgen. Gezinnen die geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling ondervinden naar mijn mening dus nadeel van deze vrijstelling. Dit maakt dat de vrijstelling niet rechtvaardig is.

De schenkingsvrijstelling ten behoeve van de eigen woning van ouders aan kinderen is naar mijn mening dus wel gebaseerd op een rechtsgrond, maar niet rechtvaardig.

De schenkingsvrijstelling ten behoeve van de eigen woning buiten de ouder-kind relatie is niet gebaseerd op de verzorgingsgedachte.156 Buiten de ouder-kind relatie ben ik van mening dat geen zorgplicht bestaat jegens de begiftigde van de schenking. Voor deze vrijstelling is dus geen rechtsgrond.

153 Kamerstukken II 2009-2010, 31930, nr. 82. De vrijstelling is per amendement in de wet gekomen en nooit goed onderbouwd.

154 Kamerstukken II 2015-2016, 34302, nr. 11, p. 70. Hij verwijst hier naar het artikel: De vermogensopbouw van huishoudens: is het beleid in balans?, DNB, 2015, p. 35.

155 Redactie Vakstudie Nieuws, V-N 2013/50.25.

156 Artikel 33 onder 7 SW 1956.

29 4.5 Commentaar

Artikel 33 onder 5 SW 1956 is naar mijn mening volledig aan herziening toe. De jaarlijkse vrijstelling en de verhoogde vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van een studie moeten naar mijn mening worden afgeschaft, omdat de rechtsgrond voor deze vrijstelling ontbreekt. De vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning is niet rechtvaardig, waardoor deze vrijstelling ook moet worden afgeschaft. Voor de leeftijdsgrens van de gewone verhoogde vrijstelling heb ik een alternatief gegeven, waarbij de verzorgingsgedachte beter in acht worden genomen dan bij de huidige vrijstelling.

Naar mijn mening zal een herziening van deze vrijstellingen echter niet snel plaatsvinden. De

vrijstellingen worden in de praktijk namelijk veel gebruikt voor de overheveling van vermogen van ouders naar kinderen. Het afschaffen of wijzigen van de vrijstellingen zal tot onvrede bij de belastingplichtigen leiden, omdat zij hierdoor zullen worden geschaad. Ik acht het niet aannemelijk dat een politiek partij het risico om stemmen te verliezen wil lopen met deze afschaffing of wijziging.

30