• No results found

Verhoging in het begin van de werkloosheid

In document De RVA in 2013 (pagina 186-193)

Tabel 7.2.I toont dat bij de gezinshoofden in december 2013 5 567 werklozen vergoed werden in de eerste fase van drie maanden, met een uitkeringspercentage van 65% van de laatste bezoldiging beperkt tot de hoogste loongrens. Bij de alleenwonenden zijn dat 6 704 werklozen en bij de samenwonenden 22 956.

Relatief bekeken betekent dit dat 27,5% van de ge-zinshoofden die in december 2013 in hun eerste jaar werkloosheid zaten, recht hebben op een hoger uit-keringspercentage dan in de oude regeling het geval zou zijn geweest. Bij de alleenwonenden is dat aandeel 27,2% en bij de samenwonenden 31,2%.

In december 2013 ligt het bedrag van de uitkering voor de gezinshoofden vergoed in de eerste fase van drie maanden gemiddeld 7,9% hoger dan het geval was voor de werklozen die in de eerste periode vergoed werden in december 2011. Bij de alleenwonenden bedraagt dat verschil 8,7% en bij de samenwonenden zelfs 9,5%. Naast het optrekken van het uitkerings-percentage tot 65% ligt ook de verhoging van de loongrens met 2% in april 2013 gedeeltelijk aan de basis van deze evolutie.

Tabel 7.2.III zet de cijfers nog eens op een rij.

Tabel 7.2.III

Verhoging van de uitkering tijdens de eerste drie maanden werkloosheid

Evolutie Duur = 1-3 Totaal 1ste Maandbedrag Maandbedrag maandbedrag

maanden periode 1-3 maanden 1-6 maanden (dec 2011-

(dec 2013) (dec 2013) Aandeel (dec 2013) (dec 2011) dec 2013)

Gezinshoofden 5 567 20 280 27,5% 1 283,20 EUR 1 189,76 EUR + 7,9%

Alleenwonenden 6 704 24 642 27,2% 1 281,91 EUR 1 179,10 EUR + 8,7%

Samenwonenden 22 956 73 590 31,2% 1 310,27 EUR 1 196,26 EUR + 9,5%

Totaal 35 227 118 512 29,7%

7

7.2.2

Degressiviteit

7.2.2.1

Gezinshoofden en alleenwonenden

In de oude regeling werden gezinshoofden en al-leenwonenden vanaf het tweede jaar werkloosheid vergoed tegen respectievelijk 60% en 55% van de laatste bezoldiging beperkt tot de laagste loongrens voor de resterende duur van de werkloosheid. In de nieuwe regeling wordt dit uitkeringspercentage, be-houdens in geval van fixering, slechts gedurende een beperkte periode toegekend (minimaal 2 maanden en maximaal 12 maanden, afhankelijk van het be-roepsverleden). Indien het beroepsverleden nog niet volledig uitgeput is, komt men daarna in de zoge-naamde degressieve fase terecht, waarvan de duurtijd (maximaal 24 maanden2) opnieuw afhankelijk is van het resterende beroepsverleden. In deze fase daalt het uitkeringspercentage geleidelijk (maximaal 4 trappen). Wanneer het beroepsverleden volledig uitgeput is, wordt de uitkering voor de resterende duur van de werkloosheid beperkt tot het forfait.

Gemiddeld bekeken over het gehele jaar 2013 be-vonden zich 3 166 gezinshoofden en 2 183 alleen-wonenden in de degressieve fase en respectievelijk 13 396 en 9 905 in de derde forfaitaire periode.

Door de overgangsmaatregelen konden gezinshoofden en alleenwonenden echter ten vroegste in maart 2013 in het forfait terechtkomen en pas vanaf no-vember 2013 in de degressieve fase van de tweede vergoedingsperiode. Bovendien waren in de eerste helft van 2013 vrij veel gezinshoofden en alleenwo-nenden in de tweede vergoedbaarheidsperiode in afwachting van de berekening van hun beroepsver-leden (en de retroactieve rechtzetting), waarbij ze voor-lopig vergoed werden aan het forfait. Daardoor ge-ven deze jaargemiddelden een vertekend beeld. De cijfers voor december 2013 geven een vollediger beeld.

In december 2013 was het aantal gezinshoofden in de degressieve fase reeds gestegen tot 19 557 per-sonen. Bij de alleenwonenden was dit aantal gelijk aan 13 687. Bovendien zaten reeds 28 786 gezins-hoofden en 20 603 alleenwonenden in de derde, forfaitaire periode.

In december 2013 werden bij de gezinshoofden dus 42,8% van de werklozen die langer dan 1 jaar werk-loos zijn, vergoed aan een uitkeringspercentage dat lager lag dan theoretisch in de oude regeling het geval zou zijn geweest. Bij de alleenwonenden be-droeg dit percentage 32,9%.

Bij de gezinshoofden ligt het forfaitaire maandbe-drag 1,5% lager dan de gemiddelde uitkering in de tweede periode in december 2011, bij de alleenwo-nenden 6,5%. Het gemiddelde maandbedrag in de degressieve fase is, ondanks het lagere uitkerings-percentage, in beide categorieën iets hoger dan de gemiddelde uitkering in de tweede periode in de-cember 2011. Dat wijst op een hoger gemiddeld re-ferteloon als gevolg van het optrekken van de loon-grens met 2% vanaf 1 april 2013. Verder kan ook het optrekken van de minima met 2% vanaf 1 september 2013 een positieve invloed gehad heb-ben op de gemiddelde uitkering. Ten slotte is het ook mogelijk dat de werklozen in de degressieve fase meer beroepsverleden en dus meer anciënniteit en een hoger salaris hebben dan het gemiddelde van de werklozen in de 2de periode.

Tabel 7.2.IV zet de cijfers op een rij.

Tabel 7.2.IV

Vermindering van de uitkering vanaf 13 maanden werkloosheid bij gezinshoofden en alleenwonenden

Degressieve Forfait:

Maandbedrag fase: evolutie evolutie Degressieve Totaal 2de + degressieve Maandbedrag Maandbedrag maandbedrag maandbedrag fase + forfait 3de periode fase forfait 2de periode (dec 2011- (dec 2011-

(dec 2013) (dec 2013) Aandeel (dec 2013) (dec 2013) (dec 2011) dec 2012) dec 2012) Gezinshoofden 48 344 112 949 42,8% 1 129,84 EUR 1 088,27 EUR 1 104,74 EUR + 2,3% - 1,5%

Alleenwonenden 34 291 104 224 32,9% 998,00 EUR 913,38 EUR 976,82 EUR + 2,2% - 6,5%

7.2.2.2

Samenwonenden

Samenwonende werklozen konden in de oude regeling reeds terechtkomen in het forfait. In de nieuwe re-geling kan dit echter sneller. In plaats van 3 maanden + 3 maanden per jaar beroepsverleden duurt de tweede periode nu 2 maanden + 2 maanden per jaar beroepsverleden, met een maximum van 36 maan-den tweede vergoedingsperiode. Bovendien komt men na 12 maanden tweede vergoedingsperiode in een degressieve fase terecht. In deze degressieve fase daalt het uitkeringspercentage geleidelijk (maximaal 4 trappen), daar waar voorheen de uitkering gedurende de gehele tweede periode even hoog bleef (40% van de laatste bezoldiging beperkt tot de laagste loongrens).

In december 2013 bevonden zich 7 477 samenwonende werklozen in de degressieve fase, een aantal dat vergelijkbaar is met het gemiddelde voor het hele jaar.

Dat komt overeen met iets minder dan 10% van alle samenwonende werklozen die zich in de tweede vergoedbaarheidsperiode bevinden. Het gemiddelde maandbedrag ligt in de degressieve fase ongeveer 10% lager dan de gemiddelde uitkering in de tweede periode in december 2011. Tabel 7.2.V geeft deze cijfers weer.

Tabel 7.2.V

Vermindering van de uitkering bij samenwonenden na 13 maanden werkloosheid

Evolutie Degressieve Totaal 2de Maandbedrag Maandbedrag maandbedrag

fase periode degressieve fase 2de periode (dec 2011- (dec 2013) (dec 2013) Aandeel (dec 2013) (dec 2011) dec2013)

Samenwonenden 7 477 80 220 9,3% 655,08 EUR 728,78 EUR - 10,1%

7

56 417 samenwonenden werden in december 2013 vergoed tegen het forfait, tegenover 51 112 in december 2011 (+ 10,4%). De stijging is dus groter dan die voor de volledige populatie volledig werklozen (+ 4,8%). Het bedrag van de forfaitaire uitkeringen en minima werd op 1 september 2013 opgetrokken met 2%, wat de stijging van het maandbedrag tussen 2011 en 2013 verklaart. Tabel 7.2.VI geeft deze cijfers weer.

Tabel 7.2.VI

Evolutie van de forfaitaire uitkeringen bij samen-wonenden (december 2011 – december 2013)

Evolutie Evolutie

Maand- Maand- maand- Maand- Maand- maand- bedrag forfait bedrag forfait bedrag bedrag bedrag bedrag Forfait Forfait zonder AT zonder AT (dec 2011- forfait met AT forfait met AT (dec 2011- (dec 2013) (dec 2011) Evolutie (dec 2013) (dec 2011) dec 2013) (dec 2013) (dec 2011) dec 2013) Samen-

wonenden 56 417 51 112 + 10,4% 503,14 EUR 495,82 EUR + 1,5% 585,41 EUR 573,82 EUR + 2,0%

Vooral het algemeen stelsel voor de werknemers van 58 jaar of ouder met een loopbaan van 38 jaar (mannen) of 35 jaar (vrouwen), waarbij de loop-baanvoorwaarde voor de mannen opgetrokken werd tot 40 jaar, is verantwoordelijk voor deze daling. In dat stelsel daalde het aantal intreders van 5 305 personen in 2011 tot 4 862 personen in 2013 (- 8,4 %).

In de stelsels voor ondernemingen in moeilijkheden (zonder collectief ontslag) of in herstructurering (met collectief ontslag) heeft het optrekken van de leeftijdsvoorwaarde eveneens gezorgd voor een daling van het aantal instromers. In absolute termen is deze daling het grootst in het stelsel voor onderne-mingen in herstructurering, waarbij de werkloze met bedrijfstoeslag ingeschreven is als werkzoekende (- 765 personen of – 62,1 %).

In het algemeen stelsel voor de werknemers van 60 jaar of ouder met een loopbaan van 35 jaar (mannen) of 28 jaar (vrouwen) is het aantal intreders er vooralsnog niet op achteruit gegaan, ondanks het optrekken van de loopbaanvoorwaarde tot 40 jaar voor mannen en tot 35 jaar voor vrouwen. Het aantal intreders is er zelfs gestegen, van 3 287 in 2011 tot 3 909 in 2013 (+ 18,9%).

7.3 Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag

Vanaf 1 januari 2012 is het brugpensioen omgezet in het “stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag”, afgekort tot SWT. Het halftijds brugpensioen werd afgeschaft.

Om toe te kunnen treden tot het stelsel van werk-loosheid met bedrijfstoeslag, moeten de werknemers naargelang het stelsel aan een aantal toegangsvoor-waarden voldoen (leeftijd en aantal jaren beroeps-verleden). Voor de algemene stelsels (60 jaar, 58 jaar en 58 jaar + zwaar beroep ) en de SWT-stelsels voor de ondernemingen in moeilijkheden of in herstruc-turering worden de toegangsvoorwaarden geleidelijk aan verhoogd. De specifieke regelingen wijzigen niet.

Voor CAO’s die gesloten zijn na 31 december 2011 treden de wijzigingen meteen in werking. Voor de reeds bestaande CAO’s is er een overgangsperiode voorzien, waarin de leeftijds- en anciënniteitsvoor-waarden geleidelijk aan opgetrokken worden. Daar zullen de wijzigingen pas gevolgen hebben vanaf 1 januari 2015. De impact op het aantal werklozen met bedrijfstoeslag is in 2012 en 2013 dus louter toe te schrijven aan de nieuwe CAO’s.

Tabel 7.3.I geeft het aantal intreders weer in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag per jaar, van 2011 tot 2013. Alle stelsels samen is de in-stroom tussen 2011 en 2013 afgenomen met 3,3%.

7

Tabel 7.3.I

Aantal personen toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag volgens stelsel1

Nieuwe Verschil Verschil

regeling 2012-2013 2011-2013 Stelsel van SWT Omschrijving 2012-2013 2011 2012 2013 (in %) (in %)

Algemeen stelsel voor

de werknemers met een Nieuwe CAO’s: loopbaan loopbaan van 35 jaar (mannen) 40 jaar (mannen)

60 jaar of 28 jaar (vrouwen) of 35 jaar (vrouwen) 3 287 3 424 3 909 + 14,2% + 18,9%

Algemeen stelsel voor de werknemers Nieuwe CAO’s: loopbaan met een loopbaan van 38 jaar (mannen) 40 jaar (mannen)

58 jaar of 35 jaar (vrouwen) of 35 jaar (vrouwen) 5 305 4 779 4 862 + 1,7% - 8,4%

Voor de werknemers Nieuwe CAO’s: leeftijd 60 met een zwaar beroep jaar en loopbaan 40 jaar

58 jaar (en een loopbaan van 35 jaar) (mannen) of 35 jaar (vrouwen) 10 21 12 - 42,9% + 20,0%

Voor de werknemers met erkende medische problemen

58 jaar (en een loopbaan van 35 jaar) / 17 39 37 - 5,1% + 117,6%

Voor de werknemers die nachtwerk doen of in de bouwsector werken

56 jaar (en een loopbaan hebben van 33 jaar) / 1 057 1 331 984 - 26,1% - 6,9%

Voor de werknemers met

57 jaar een loopbaan van 38 jaar / 823 836 446 - 46,7% - 45,8%

Voor de werknemers met

56 jaar een loopbaan van 40 jaar / 1 209 1 667 1 972 + 18,3% + 63,1%

Werknemers met verplichting tot

Erkende inschrijving als werkzoekende Begindatum erkennings- 1 232 474 467 - 1,5% - 62,1%

onderneming Werknemers die vrijgesteld periode na 31/12/2012:

met collectief zijn van verplichting tot leeftijd 55 jaar (2013),

ontslag inschrijving als werkzoekende behoudens uitzonderingen 1 068 776 840 + 8,2% - 21,3%

Werknemers met verplichting tot

Erkende inschrijving als werkzoekende Begindatum erkennings- 111 108 32 - 70,4% - 71,2%

onderneming Werknemers die vrijgesteld periode na 31/11/2011:

zonder collectief zijn van verplichting tot leeftijd 52 jaar (2012)

ontslag inschrijving als werkzoekende of 52,5 jaar (2013) 44 81 38 - 53,1% - 13,6%

Werkzoekenden die nog onder de

Oud KB bepalingen van het KB van 1992 vallen / 293 301 284 - 5,6% - 3,1%

Totaal 14 358 13 837 13 883 + 0,3% - 3,3%

1 Toegetreden = betaling in maand X en geen betaling in maand X-1 tot X-12

Wanneer men enkel een onderscheid maakt op het vlak van intredeleeftijd en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt (tabel 7.3.II) stelt men vast dat de afname van het aantal intreders zich enkel voordoet in de leeftijdsklasse jonger dan 60 jaar.

Tabel 7.3.II

Aantal personen toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag volgens leeftijd en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt1

Niet-werkzoekend Werkzoekend

Verschil Verschil Verschil Verschil

2012- 2011- 2012- 2011-

Leeftijd 2011 2012 2013 2013 2013 2011 2012 2013 2013 2013 50-54 jaar 267 146 97 - 33,6 % - 63,7 % 759 230 178 - 22,6 % - 76,5 % 55-59 jaar 9 152 9 344 9 025 - 3,4 % - 1,4 % 574 344 308 - 10,5 % - 46,3 % 60-64 jaar 3 709 3 771 4 268 + 13,2 % + 15,1 % 10 8 13 + 62,5 % + 30,0 %

1 Toegetreden = betaling in maand X en geen betaling in maand X-1 tot X-12

De afname van de instroom en de verhoging van de uitstroom naar pensioen hebben tot gevolg dat het totale aantal werklozen met bedrijfstoeslag voor het derde jaar op rij in dalende lijn gaat (tabel 7.3.III).

Tussen 2011 en 2012 was er een afname van 3,5%, tussen 2012 en 2013 van 3,2%. Gemiddeld per maand telden we in 2013 111 347 werklozen met bedrijfstoeslag, wat lager is dan het pre-crisisniveau van 2007 (113 618 fysieke eenheden).

Tabel 7.3.III

Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag: evolutie 2007-2013 (fysieke eenheden – maandgemiddelde)

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

113 618 115 347 117 529 120 322 119 218 115 042 111 347

+ 1,5% + 1,9% + 2,4% - 0,9% - 3,5% - 3,2%

7

7.4 Stelsel van tijdelijke werkloosheid

7.4.1

Schorsing van de arbeidsovereenkomst

In document De RVA in 2013 (pagina 186-193)