• No results found

Niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag

In document De RVA in 2013 (pagina 87-95)

Het ‘conventioneel brugpensioen’ wordt vanaf 1 ja-nuari 2012 “stelsel van werkloosheid met bedrijfs-toeslag” genoemd, afgekort ‘SWT’. Het stelsel blijft gebaseerd op het Koninklijk Besluit van 3 mei 2007, dat evenwel gewijzigd werd.

De leeftijd en het aantal dienstjaren als voorwaarden voor het recht op werkloosheid met bedrijfstoeslag zijn in de algemene stelsels geleidelijk opgetrokken.

Die verstrenging van de regelgeving gaat echter pas in vanaf 1 januari 2015 voor de collectieve overeen-komsten die al bestonden op 31 december 2011, als-ook voor de overeenkomsten die ze verlengen.

55 jaar 60 jaar 55 jaar 60 jaar

tot en tot en

< 55 jaar < 60 jaar ouder Totaal < 55 jaar < 60 jaar ouder Totaal

2000 8 719 37 724 68 035 114 478 2000 100 100 100 100

2001 7 158 36 919 65 874 109 950 2001 82 98 97 96

2002 6 081 38 657 61 746 106 484 2002 70 102 91 93

2003 6 453 41 284 60 178 107 915 2003 74 109 88 94

2004 7 240 42 769 59 861 109 870 2004 83 113 88 96

2005 6 104 43 343 59 571 109 018 2005 70 115 88 95

2006 4 778 42 477 63 814 111 069 2006 55 113 94 97

2007 3 552 40 370 69 657 113 579 2007 41 107 102 99

2008 2 387 38 534 73 230 114 151 2008 27 102 108 100

2009 1 863 36 417 77 272 115 552 2009 21 97 114 101

2010 1 402 35 007 81 101 117 509 2010 16 93 119 103

2011 834 32 395 81 966 115 196 2011 10 86 120 101

2012 526 29 257 81 026 110 809 2012 6 78 119 97

2013 297 26 498 80 113 106 908 2013 3 70 118 93

106 908 begunstigden van het stelsel van werkloos-heid met bedrijfstoeslag werden geregistreerd in 2013. Dat betekent een daling met 3 901 eenheden ofwel - 3,5% ten opzichte van 2012.

De leeftijdsvoorwaarde met betrekking tot werkne-mers van bedrijven die erkend zijn als onderneming in moeilijkheden wordt ook geleidelijk aan verhoogd tot 55 jaar in 2018.

De bedrijven erkend als onderneming in herstructu-rering moeten voor hun werknemers een leeftijds-voorwaarde respecteren die vanaf 1 januari 2013 op 55 jaar is gebracht voor de periodes van erkenning die ingingen vanaf 1 januari 2013.

3.2.4.1

Volgens leeftijdsklasse Tabel 3.2.IV

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens leeftijdsklasse

Grafiek 3.2.VII

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens leeftijdsklasse

Grafiek 3.2.VIII

Verhouding van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens leeftijdsklasse in 2013

< 55 jaar

55 jaar tot < 60 jaar 60 jaar en ouder 26 498

25%

80 113 75%

297 0%

Na 2011 is duidelijk een dalende trend voor elk van de drie leeftijdsklassen ingezet. Tussen 2010 en 2013 verminderde het totale aantal niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag jaarlijks met respec-tievelijk 2%, 3,8% en 3,5%.

Voorheen was die daling al merkbaar vanaf 2004, maar alleen bij de - 55 jarigen. Vanaf 2006 werd die daling ook gevolgd door de 55- tot -60-jarigen, ter-wijl het aantal de +60-jarigen bleef toenemen tot 2011 om daarna eveneens af te nemen met 1%, en dat zowel in 2012 als in 2013.

140 120 100 80 60 40 20

0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

< 55 jaar 55 jaar tot 60 jaar 60 jaar en ouder Totaal

Index (2000 = 100)

3

3.2.4.2

Volgens geslacht Tabel 3.2.V

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens geslacht

Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal

2000 101 171 13 307 114 478 2000 100 100 100

2001 96 375 13 575 109 950 2001 95 102 96

2002 93 450 13 034 106 484 2002 92 98 93

2003 93 025 14 890 107 915 2003 92 112 94

2004 92 800 17 069 109 870 2004 92 128 96

2005 91 014 18 004 109 018 2005 90 135 95

2006 90 872 20 197 111 069 2006 90 152 97

2007 91 219 22 360 113 579 2007 90 168 99

2008 90 656 23 495 114 151 2008 90 177 100

2009 89 865 25 687 115 552 2009 89 193 101

2010 89 298 28 211 117 509 2010 88 212 103

2011 86 005 29 190 115 196 2011 85 219 101

2012 81 423 29 386 110 809 2012 80 221 97

2013 77 319 29 589 106 908 2013 76 222 93

Grafiek 3.2.IX

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens geslacht

Grafiek 3.2.X

Verhouding van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens geslacht in 2013

In 2013 stelt men eens te meer een daling vast van het aantal mannelijke gerechtigden binnen het SWT:

- 4 103 ofwel - 5% ten opzichte van 2012. Tegenover

Mannen Vrouwen 77 319

72%

29 589 28%

250 200 150 100 50 0

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Mannen Vrouwen Totaal

Index (2000 = 100)

De evolutie van het aantal vrouwelijke begunstigden van het SWT volgt de invloed van de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd bij de vrouwen op de voet. Tussen 2000 en 2012 is het aantal vrouwe-lijke werklozen met bedrijfstoeslag dan ook meer dan verdubbeld. Toch lijkt hun toename in aantal te stagneren vermits er in 2012, evenals in 2013, slechts een lichte groei te noteren viel van ongeveer 0,7%, veel minder dus dan de jaarlijkse toename geduren-de geduren-de hele periogeduren-de daarvoor.

Bij de verdeling van de respectieve aandelen voor de geslachten zien we in 2000 nog 88% mannelijke niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag, dit is 101 171 eenheden tegenover amper 12% vrou-wen of 13 307 eenheden. De evolutie tussen 2000-2013 is gekenmerkt door een gestage daling van het aantal begunstigde mannen ten gevolge van het optrekken van de leeftijdsgrens alsook door de ver-hoging van het vereiste minimumberoepsverleden die rechten openen op het SWT, en tegelijkertijd door een stijging van het aantal vrouwen die tot het systeem toetraden in gevolge de stelselmatige ver-hoging van hun pensioengerechtigde leeftijd en hun grotere betrokkenheid op de arbeidsmarkt. Het aan-deel van de vrouwen is dan ook gestegen in 2013 tot 28%, terwijl dat voor de mannen verder daalde tot 72%.

3.2.4.3

Volgens gewest Tabel 3.2.VI

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens gewest

Brussels Brussels

Vlaams Waals Hfdst. Vlaams Waals Hfdst.

Gewest Gewest Gew. Land Gewest Gewest Gew. Land

2000 75 382 33 492 5 603 114 478 2000 100 100 100 100

2001 72 600 32 128 5 223 109 950 2001 96 96 93 96

2002 70 692 30 991 4 800 106 484 2002 94 93 86 93

2003 72 261 31 011 4 643 107 915 2003 96 93 83 94

2004 73 725 31 579 4 566 109 870 2004 98 94 81 96

2005 73 564 31 019 4 435 109 018 2005 98 93 79 95

2006 75 334 31 285 4 450 111 069 2006 100 93 79 97

2007 77 374 31 697 4 508 113 579 2007 103 95 80 99

2008 78 091 31 683 4 376 114 151 2008 104 95 78 100

2009 79 370 31 908 4 274 115 552 2009 105 95 76 101

2010 80 851 32 433 4 225 117 509 2010 107 97 75 103

2011 79 786 31 391 4 019 115 196 2011 106 94 72 101

2012 77 821 29 271 3 717 110 809 2012 103 87 66 97

2013 75 908 27 620 3 380 106 908 2013 101 82 60 93

3

Grafiek 3.2.XI

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens gewest

Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hfdst. Gewest 3 380

3%

75 908 71%

27 620 26%

Grafiek 3.2.XII

Verhouding van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens gewest in 2013

In absolute aantallen stelt men voor de 3 gewesten een daling van het aantal rechthebbenden vast.

Ook in 2013 is het overwicht van Vlaanderen op het vlak van werkloosheid met bedrijfstoeslag nog toe-genomen met een relatief aandeel van 66% in 2000 naar 71% in 2013.

Het aandeel van Wallonië bedroeg 29% in 2000 en stagneert op 26% in 2012 en 2013.

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er in 2013 geen verdere daling van het aandeel meer en blijft het op 3% van het totale aantal werklozen met bedrijfstoeslag tegenover wel nog 5% in 2000.

120 100 80 60 40 20

0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hfdst. Gewest Land

Index (2000 = 100)

3.2.4.4

Volgens activiteitssector Tabel 3.2.VII

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens activiteitssector

Het merendeel van de rechthebbenden op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, nl. 61%, werkte in de secundaire sector terwijl 30% afkomstig is uit de tertiaire sector.

De geleidelijke daling van het aandeel in de secun-daire sector sinds 2000, van oorspronkelijk nog 77%, wordt dus gecompenseerd door een omge-keerde beweging van werknemers uit de tertiaire

* Inclusief 0,2% voor de primaire sector

* Inclusief 0,2% voor de primaire sector 160

140 120 100 80 60 40 20 0

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Secundaire sector Tertiaire sector Totaal*

Index (2000 = 100)

sector die in 2000 amper 22% bedroeg. Het aandeel

‘onbepaalden’ (9%) is in de loop van die periode eveneens relatief sterk toegenomen. Dat is eerder te wijten aan een zekere onvolledigheid of onjuistheid van de cijfergegevens betreffende de sectoriële va-riabele in de databanken en maakt uitspraken over de verdeling van die groepen over de onderscheiden sec-toren daarom iets minder stabiel.

Grafiek 3.2.XIII

Evolutie van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens activiteitssector

Secundaire Tertiaire Secundaire Tertiaire

sector sector Onbepaald Totaal* sector sector Totaal*

2000 88 476 24 816 921 114 478 2000 100 100 100

2001 84 090 24 482 1 124 109 950 2001 95 99 96

2002 81 045 23 866 1 343 106 484 2002 92 96 93

2003 81 245 24 735 1 713 107 915 2003 92 100 94

2004 81 517 26 086 2 054 109 870 2004 92 105 96

2005 79 490 26 970 2 339 109 018 2005 90 109 95

2006 79 369 28 833 2 633 111 069 2006 90 116 97

2007 79 505 30 941 2 897 113 579 2007 90 125 99

2008 78 396 32 248 3 267 114 151 2008 89 130 100

2009 77 928 33 387 3 994 115 552 2009 88 135 101

2010 77 221 34 791 5 259 117 509 2010 87 140 103

2011 73 626 34 607 6 724 115 196 2011 83 139 101

2012 68 956 33 405 8 207 110 809 2012 78 135 97

2013 64 778 32 230 9 657 106 908 2013 73 130 93

3

Grafiek 3.2.XIV

Verhouding van de niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag volgens activiteitssector in 2013

3.2.4.5

Ratio ten opzichte van de beroepsbevolking Om een beeld te krijgen van het aandeel niet-werk-zoekende werklozen met bedrijfstoeslag van 50 jaar en ouder ten opzichte van de beroepsbevolking van dezelfde leeftijdsklasse berekenden we de ratio tussen die beide populaties. Aangezien niet-werkzoeken-den niet meegeteld worniet-werkzoeken-den bij de populatie van de beroepsbevolking dient de noemer van de breuk vooreerst met het aantal niet-werkzoekende personen in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag te worden verhoogd.

In de volgende tabellen werden die ratio’s uitgezet in de tijd vanaf 2000 tot 2013, vooreerst naar ge-west en vervolgens naar geslacht. Omdat de gege-vens betreffende de beroepsbevolking voor België nog niet beschikbaar waren bij Eurostat kozen wij er voor om de cijfers van 2012 als vergelijkingsbasis te nemen voor de RVA-gegevens betreffende de niet-werk-zoekende uitkeringsgerechtigden in het SWT in 2013.

Grafiek 3.2.XV

Ratio’s uitkeringsgerechtigden SWT/

beroepsbevolking volgens gewest

Vlaams Gewest Waals Gewest Bruss. Hfdst. Gewest Land

14% 15% 12%

Bron: Eurostat voor de beroepsbevolking (gegevens voor 2012, want 2013 nog niet beschikbaar) RVA voor de werklozen met bedrijfstoeslag

Ratio = Niet-werkzoekende voltijdse werklozen met bedrijfstoeslag

Beroepsbevolking + niet-werkzoekende werklozen met bedrijfstoeslag

Grafiek 3.2.XVI

De analyse van de evolutie van die ratio’s tussen 2000 en 2013 illustreert duidelijk de geleidelijke af-name van het aandeel werklozen met bedrijfstoe-slag t.o.v. de beroepsbevolking op het niveau van de landtotalen (van 28% in 2000 naar 16% in 2013) evenals voor de gewesten. De ratio van het Brussels Gewest daalde van 14% in 2000 naar 6% in 2013, wat neerkomt op slechts een derde van de ratio voor Vlaanderen (18%). De ratio uitkeringsgerechtigden in SWT lag over de hele periode steeds hoger in het Vlaams Gewest maar de evolutie in progressief da-lende trend verliep vrijwel parallel in de 3 gewesten gelijktijdig.

Bij de verdeling naar geslacht merken we dat de da-ling van de ratio van de mannen die ingezet werd vanaf 2000 nog steeds aanhoudt. De vrouwelijke populatie in SWT stagneert daarentegen rond de 11-12%. De sterkste daling was volgens beide kenmer-ken te zien tussen 2000 en 2006 om daarna meer af te vlakken en dus minder steil te dalen tot het hui-dige niveau. Uit het verloop van de curve is duidelijk op te maken dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, aanvankelijk in 2000 met 12% vrou-wen en 34% mannen, in hoofdzaak werd gebruikt door de mannelijke werknemers. De afstand tussen de beide ratio’s volgens geslacht is sindsdien steeds blijven verkleinen om in 2013 uit te komen op 8 pro-centpunt. De stabilisering van de ratio van de vrou-wen en de gestage daling van de ratio van de man-nen doet verwachten dat die verschillen nog verder zullen nivelleren in de toekomst.

4

De activering van het

In document De RVA in 2013 (pagina 87-95)