• No results found

4. Resultaten

4.4 Vergelijking tussen Opleidingen

Visie op lesgeven in een grootstedelijke context. Binnen de visies van het merendeel van de respondenten komt de diversiteit binnen een grootstedelijke context en hiermee kunnen omgaan aan bod. Bij opleiding 1 wordt verwacht dat leerkrachten in een grootstedelijke context zich sensitief dienen opstellen tegenover situaties die zij niet kennen vanuit uit eigen socialisatiegeschiedenis. In opleiding 2 komt het openstaan voor en omgaan met de diversiteit binnen een grootstedelijke context terug in de visies van diverse respondenten. Het opleiden tot stevige en excellente leerkrachten voor het onderwijs Rotterdam staat centraal binnen de visie in opleidingsdocumenten van opleiding 3, waarbij de leerkrachten het verschil maken, geloof hebben in kinderen en onderwijs maken waarin kinderen zich goed kunnen

ontwikkelen. Docenten en studenten van opleiding 3 voegen daar nog aan toe dat de relatie tussen leerkracht en leerlingen van belang is in het lesgeven in een grootstedelijke context.

Diversiteit wordt door alle opleidingen positief benaderd, in de zin dat wordt uitgegaan van overeenkomsten in plaats van verschillen. Cultuur, religie, gender en

sociaaleconomische status van ouders zijn aspecten van diversiteit die terugkomen binnen alle opleidingen. Opleidingen 1 en 2 voegen gedrag nog toe aan diversiteit en in opleiding 3 wordt ook het opleidingsniveau van de ouders meegenomen. Binnen opleiding 3 wordt er zowel in interviews met docenten en opleidingsdirecteur als in opleidingsdocumenten gesproken over superdiversiteit. Deze term komt in opleidingen 1 en 2 niet terug, maar enkele docenten geven wel aan dat er aandacht moet zijn voor subculturen binnen culturen.

De opleidingen verschillen in hoeverre ze concreet een visie hebben opgesteld met betrekking tot het lesgeven in een diverse grootstedelijke context. De visie van opleiding 3 komt duidelijk terug in de opleidingsdocumenten en in de interviews. Opleidingen 1 en 2 hebben volgens studenten en docenten (en bij opleiding 2 ook de opleidingsdirecteur) geen specifieke visie op het lesgeven in een diverse grootstedelijke context.

Voorbereiding op een grootstedelijke context. Taalontwikkeling van kinderen heeft in alle opleidingen een plek binnen het curriculum. Daarin is aandacht voor NT2 en

woordenschatontwikkeling. Ook is er in alle opleidingen aandacht voor het verschil tussen thuistaal en instructietaal. Opleiding 2 biedt studenten een verdiepende keuzeminor aan gericht op NT2.

Het niveau van de leerling komt het meeste voor binnen alle opleidingen als wordt gekeken naar de aspecten waarop gedifferentieerd kan worden binnen de dimensie didactiek. Uit de interviews blijkt dat er met name aandacht is voor de minder presterende leerling. In de opleidingsdocumenten van opleidingen 1 en 2 wordt er in mindere mate aandacht besteed aan

de beter presterende leerling. Opleiding 3 besteedt hier volgens opleidingsdocumenten wel meer aandacht aan in de reguliere lessen, maar ook in de samenwerking met een universiteit waarbij studenten van beide opleidingen een lessenpakket maken voor begaafde leerlingen. Bij opleiding 1 kan het een keuzemogelijkheid zijn om zich te richten op beter presenterende leerlingen binnen het uitstroomprofiel Meervoudige Talentontwikkeling en Excellentie. Binnen opleiding 3 worden ook de achtergrond, leerstijl en de cultuur van de leerling meegenomen als aspecten waarop gedifferentieerd kan worden.

Met betrekking tot de lesinhoud laten aansluiten bij de achtergrond van kinderen zijn er kleine verschillen tussen de opleidingen. Binnen opleiding 1 en 2 wordt er gesproken over een betekenisvolle context creëren voor kinderen. Bij opleiding 1, maar ook bij opleiding 3 worden studenten expliciet gestimuleerd om in hun lessen voorbeelden te gebruiken uit de culturele achtergrond van kinderen. Vanuit de interviews met betrokken van opleiding 2 blijkt dat daar minder aandacht aan besteed wordt. In opleidingsdocumenten van alle opleidingen komt dit onderwerp niet terug.

Kritische reflectie op kennisconstructie komt in alle opleidingen kort aan bod, met name tijdens het vak geschiedenis. Binnen opleiding 1 kunnen studenten hier wel uitgebreid mee in aanraking komen, maar alleen als zij kiezen voor het uitstroomprofiel Diversiteit en Kritisch Burgerschap.

Het werken aan de identiteit van de student als leerkracht en het zicht krijgen op de waarden en normen neemt binnen alle opleidingen volgens de respondenten een grote plek in. Studenten maken hierover reflectieverslagen en bespreken dit in de groep. Er wordt in alle opleidingen een koppeling gemaakt naar professioneel handelen in de klas en is er ruimte om interculturele dillema’s te bespreken. Alle opleidingen bieden geloofsonderwijs aan, waarbij studenten na hun opleiding een extra akte/diploma krijgen. Interculturele dillema’s, en waarden en normen in relatie tot het leerkrachthandelen worden binnen alle opleidingen besproken vanuit de gekozen geloofsrichting. Opleiding 3 is gericht bezig vooroordelen van studenten over kinderen met een andere achtergrond weg te nemen door hen in contact te laten komen met deze kinderen. Het pedagogisch klimaat is ook in de curricula van de opleidingen opgenomen. Voor sociale (on)gelijkheid is volgens respondenten weinig aandacht. Opleidingen 1 en 3 schenken hier wel aandacht aan dit onderwerp, maar dit zit volgens de respondenten meer verweven in de lessen en komt niet expliciet terug in de opleidingsdocumenten.

Alle opleidingen schenken volgens de respondenten veel aandacht aan de

hebben een opdracht in het curriculum opgenomen waarbij studenten zelf een school moeten opzetten. De opdrachten verschillen enigszins in omvang en vorm, maar hebben wel allen als doel studenten samen te leren werken in een team en eventueel met netwerkpartners van de school. Opleidingen 2 en 3 nodigen regelmatig gastsprekers uit vanuit de jeugdhulpverlening en/of leerlingenzorg om studenten kennis te laten maken met deze werkvelden.

De samenwerking met ouders krijgt ook binnen alle opleidingen een plek, maar ook daarin verschillen de opleidingen in vorm en omvang en tevens in inhoud. Opleiding 1 richt zich voornamelijk op het voeren van oudergesprekken. Dit oefenen studenten in rollenspel en tijdens de stage. Opleidingen 2 en 3 oefenen ook het voeren van oudergesprekken in

rollenspel, maar gaan ook dieper in op thema’s rondom ouderbetrokkenheid en het

samenwerken met ouders, zoals de didactische samenwerking. Binnen opleiding 2 komt het samenwerken met ouders ook terug in het opzetten van de school, waarbij het kan zijn dat een team studenten te maken krijgt met een specifieke doelgroep van ouders, zoals hoogopgeleide ouders en met een hoge sociaaleconomische status of juist een tegenovergestelde doelgroep. Binnen zowel opleiding 1 als opleiding 3 is hiervoor geen specifieke aandacht.

De opleidingen besteden in hun onderwijs aandacht aan de context van de school in de vorm van omgevingsonderwijs en dan met name tijdens natuurvakken. Studenten worden gestimuleerd om de omgeving van de school te betrekken bij het onderwijs. De relatie van de school en de wijk en de gemeenschap en de functie die het onderwijs hierin heeft komt enigszins terug in opleiding 1 en 2 tijdens de stage en lessen. Opleiding 1 probeert hierin ook een voorbeeldrol te nemen door samen te werken met een school in de buurt en studenten bijles te laten verzorgen aan kinderen uit de buurt. Opleiding 3 laat studenten kennis maken met de verschillende wijken in Rotterdam en haar inwoners door daar op bezoek te gaan. Beleid komt terug in opleidingen 2 en 3 in de opdracht van het opzetten van een school, maar in opleiding 2 ook in de keuzeminor ‘VVE, het jonge kind in bekwame handen’.

Aspecten van het lesgeven in een grootstedelijke context komen in alle opleidingen terug vanaf het eerste studiejaar. In de curriculumdocumenten van alle opleidingen is te lezen dat met name vanaf het derde studiejaar meer aandacht is tijdens lessen voor het rekening houden met verschillen tussen leerlingen in didactiek en studenten complexere opdrachten krijgen met betrekking tot de (inter)professionele samenwerking en samenwerking met ouders.

Met betrekking tot het opdoen van praktijkervaring in het lesgeven in een

grootstedelijke context zijn de opleidingen verschillend. Opleiding 1 heeft op papier staan dat studenten minimaal een keer stage gelopen moeten hebben op een school binnen een

grootstedelijke context, maar volgens de studenten wordt dit niet altijd ten uitvoer gebracht. Binnen opleiding 2 bestaat deze verplichting niet en studenten lopen dus veelal buiten de grote stad stage, maar kunnen wel voor een stage binnen een grootstedelijke context kiezen. Studenten van deze opleiding gaan wel op bezoek bij scholen in de grote stad. Opleiding 3 heeft net zoals opleiding 1 de verplichting van een stage binnen een grootstedelijke context of op een school met veel diversiteit. Dit wordt volgens alle respondenten ook daadwerkelijk ten uitvoer gebracht.

Alle opleidingen bieden de studenten de mogelijkheid om zich internationaal te oriënteren op het onderwijs. Dit doen zij door het aanbieden van minoren gericht op

internationalisering, de mogelijkheid voor het volgen van onderwijs in het buitenland en de mogelijkheid stage te lopen in andere landen. Binnen alle drie de opleidingen bestaat het doel studenten te leren om te gaan met andere culturen en hen voor te bereiden op een samenleving met verschillende culturen.

Ervaring (met de voorbereiding op) een grootstedelijke context. Het merendeel van de respondenten van alle drie de opleidingen ziet een verandering in houding en blik op het lesgeven binnen een grootstedelijke context gedurende de opleiding. Studenten beginnen volgens docenten en opleidingsdirecteuren aan de opleiding met vooroordelen en een

negatieve mening over het lesgeven op scholen in de grote stad. Met name na het opdoen van praktijkervaring op scholen binnen grote steden, maar ook opdrachten waarbij studenten een grootstedelijke context ervaren en beter leren kennen, staan zij meer positief tegenover het lesgeven in een grootstedelijke context en de diversiteit die dat met zich meebrengt. Zowel docenten als opleidingsdirecteuren en de studenten geven aan dat een stage binnen een grootstedelijke context bijdraagt aan een positieve houding ten opzichte van het lesgeven in een diverse grootstedelijke context. Volgens de opleidingsdirecteuren van opleidingen 1 en 3 en alle docenten van alle opleidingen speelt de opleiding hierin een grote rol, maar geven sommige docenten ook aan dat studenten in de inductiefase pas echt aanlopen tegen problemen in het lesgeven in grootstedelijke context en dat de rol van de opleiding daarin weer te beperkt is om alle problemen te kunnen voorkomen.

De problematiek die het lesgeven in de grootstedelijke context typeert, verschuift volgens een aantal respondenten naar de kleinere steden rondom de grote steden. Ook in die steden worden beginnende leerkrachten meer geconfronteerd met problemen, bijvoorbeeld rondom orde. Beginnende leerkrachten vallen volgens een opleidingsdirecteur en een docent dan regelmatig terug in het nemen van maatregelen in hun klassenmanagement, bijvoorbeeld in het maken van regels, terwijl zij aan studenten meegeven dat zij hun pedagogisch en

didactisch handelen dan kunnen aanpassen door bijvoorbeeld de relatie met de kinderen te verbeteren en lessen meer betekenisvol te maken.

Studenten van opleidingen 1 en 2 hadden de voorbereiding op het lesgeven in een grootstedelijke context graag meer expliciet zien terugkomen binnen het curriculum,

bijvoorbeeld door een verplichte stage op een school in de grote stad en meer aandacht voor dit onderwerp tijdens de lessen. Studenten van opleiding 3 zijn wel tevreden over de

voorbereiding tijdens hun opleiding. Docenten, studenten en opleidingsdirecteuren hebben een aantal verbeterpunten voor de opleidingen die op iedere opleiding worden genoemd. Het samenwerken met ouders moet volgens een aantal respondenten binnen de opleidingen meer aandacht krijgen. Het gaat dan niet alleen om het oefenen van oudergesprekken, wat volgens studenten nog te weinig wordt gedaan, maar ook meer aandacht voor ouderbetrokkenheid in het algemeen. Verder komt naar voren dat de opleidingsdirecteur en een docent van opleiding 1 en een docent van opleiding 3 vinden dat er meer aandacht moet zijn voor de vooroordelen van studenten en een kritische houding ten aanzien van racisme ontwikkeld moet worden tijdens de opleiding om studenten beter voor te bereiden op het lesgeven in grootstedelijke context. Zowel twee docenten van opleiding 1 als de opleidingsdirecteur van opleiding 3 vinden dat er ook een rol is weggelegd voor de docenten van pabo’s. Zij zijn volgens hen nog te weinig bewust van hun eigen vooroordelen en hebben te weinig kennis en vaardigheden om om te kunnen gaan met de diversiteit binnen een grootstedelijke context en dienen zich hierin verder te ontwikkelen om als rolmodel te kunnen fungeren voor studenten.