• No results found

4. Resultaten

4.3 Opleiding 3 Rotterdam

Beschrijving van de opleiding. De algemene kenmerken van opleiding 3 staan beschreven in tabel 2 in hoofdstuk 3. Alle docenten beschrijven de opleiding als kleinschalig. Zowel de opleidingsdirecteur als alle docenten beschrijven de studentpopulatie als wit en komend van buiten de stad.

Het katholieke karakter van de opleiding wordt door de opleidingsdirecteur en twee docenten genoemd als aspect waarmee de opleiding zich profileert. Daarnaast is de

samenwerking met het werkveld en andere pabo’s ook een kenmerk dat belangrijk is voor deze opleiding. Een docent geeft aan dat de opleiding zich profileert in de aandacht voor het lesgeven in een diverse grootstedelijke context.

Visie op lesgeven in een grootstedelijke context. Vanuit de opleiding is er een visie op het lesgeven in een diverse grootstedelijke context. In het Curriculumhandboek Voltijd staat hierover het volgende beschreven:

Het onderwijswerk in de superdiverse grootstedelijke omgeving van nu en in de toekomst vraagt om stevige leerkrachten, [opleiding 3] stelt zichzelf hiertoe de volgende missie: [opleiding 3] brengt actuele kennis en expertise van het

basisonderwijs samen om leerkrachten op te leiden voor Rotterdam en omgeving. Samen met de katholieke basisschoolbesturen willen we ervoor zorgen dat alle leerlingen in Rotterdam en omgeving de beste leerkrachten krijgen: leerkrachten die het verschil maken, leerkrachten die het geloof hebben in ieder kind en dit nooit opgeven, leerkrachten die onderwijs maken waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen tot levenskunstenaars.

De opleidingsdirecteur voegt hieraan toe dat de achtergrond van kinderen moet worden meegenomen in het handelen van de leerkracht en dat de leerkracht pedagogisch sterk moet zijn. Volgens een docent komt in de visie van de opleiding de gelijke kansen van kinderen op een goede toekomst ongeacht hun achtergrond terug. Een andere docent geeft aan dat de visie van de opleiding overeenkomt met die van de gemeente, waarin wordt gestreefd naar

vergevorderde en excellente leerkrachten voor scholen in een diverse grootstedelijke context. De studenten hebben betekenisvol onderwijs en letten op de diversiteit van kinderen in de klas genoemd als onderdelen van de visie van de opleiding op het lesgeven in een grootstedelijke context. Zelf vindt een student het belangrijk om uit te gaan van de basisbehoeften relatie, competentie en autonomie. De andere student geeft aan het belangrijk te vinden dat leerkrachten in de grote stad weten wat er in de stad en achter voordeuren zich afspeelt.

Volgens een docent moet de focus binnen het lesgeven in een diverse grootstedelijke context liggen op de relatie met kinderen en de inhoud van het onderwijs en minder op orde houden. Een andere docent heeft als visie dat er meer leerlinggestuurd in plaats van leerkrachtgestuurd gewerkt moet worden op scholen in de grote stad.

In opleidingsdocumenten en door de opleidingsdirecteur en twee docenten wordt het begrip superdiversiteit gebruikt als er wordt gesproken over diversiteit. Binnen die

superdiversiteit is er aandacht voor cultuur, etniciteit, levensbeschouwing, religie,

sociaaleconomische achtergrond, opleidingsniveau van ouders, en gender. Beide studenten geven aan dat diversiteit vanuit de opleiding positief wordt benaderd, waarbij er volgens een student gekeken moet worden naar de talenten van kinderen en vanuit de opleiding wordt meegegeven dat diversiteit elkaar sterker maakt. Docent 3.3 geeft dan ook aan dat diversiteit vanuit positieve psychologie binnen de opleiding wordt benaderd waarbij “omgaan met verschillen niet te bekijken van wat zijn problemen van kinderen maar wat zijn kansen, mogelijkheden, talenten.” Volgens student 3.2 wordt er vanuit de opleiding meegegeven dat wat betreft diversiteit “… je daar voor open moet staan als leerkracht maar ook dat het jouw taak is om de kinderen in jouw klas daarvoor open te laten staan.”

Voorbereiding op een grootstedelijke context. Volgens alle docenten en studenten krijgt de taalontwikkeling van kinderen aandacht tijdens de opleiding. Binnen de

opleidingsdocumenten komen NT2 en woordenschatontwikkeling regelmatig aan bod tijdens de lessen Nederlands, waarbij volgens een docent ook de invloed van het opleidingsniveau en de sociaaleconomische status van ouders wordt besproken. Een student geeft aan dat NT2 ook in relatie met andere vakken wordt besproken met daarbij aandacht voor woordenschat en het verschil tussen instructietaal en thuistaal. Volgens een docent wordt aan studenten

meegegeven dat meertalige leerlingen thuis niet per se Nederlands hoeven te spreken. Differentiatie gaat in de dimensie didcatiek binnen opleiding 3 volgens de

opleidingsdocumenten, alle docenten en studenten met name over de verschillen in niveau. Daarbij is er volgens één student en twee docenten aandacht voor zowel minder als beter presterende kinderen. Docent 3.3 beschrijft een samenwerkingsproject met een universiteit uit Rotterdam waarin er een lessenpakket wordt gemaakt voor begaafde kinderen:

(…) waarbij wij wel heel duidelijk het uitgangspunt hebben dat we geen voorstander zijn van losse pakketten voor kinderen die meer aan kunnen maar wel moeten kijken van hoe kunnen we nou iedereen uitdagen en tegemoetkomen aan de behoefte van kinderen, maar ook van meer presterende kinderen binnen eenzelfde klas.”

Naast niveau is er ook aandacht voor verschillen in achtergrond, gedrag en leerstijlen van kinderen, aldus de opleidingsdocumenten, twee docenten en een student. Docent 3.1 wijst studenten regelmatig op wat de invloed kan zijn van de culturele achtergrond kinderen in relatie tot hun voorkennis:

…wat voor achtergrondkennis hebben deze leerlingen en is er sprake van een culturele bias? Moeten leerlingen op bepaalde opdrachten beter worden voorbereid omdat ze gewoon geen kennis hebben, geen achtergrondkennis? Dat is niet per se iets cognitiefs. Maar die dingen worden wel vaak met elkaar verward. Als een opdracht niet goed wordt gemaakt wordt er vaak wel gezocht naar iets in het cognitieve. Hij zal wel minder slim zijn.

Hoewel er in opleidingsdocumenten niets staat beschreven over hoe er aandacht wordt besteed aan de lesinhoud, geven de drie docenten en een student aan dat hiervoor wel

aandacht is tijdens de opleiding. Studenten worden volgens de docenten gestimuleerd om voorbeelden te gebruiken uit de culturele achtergrond van kinderen en bijvoorbeeld vieringen hierbij te betrekken. Student 3.1 refereert aan lessen over woordenschat waarbij dit gebeurt:

Ik bedoel om dat maar betekenisvol te krijgen. Dus waarom zou je niet eens een keer een onderwerp pakken als het Suikerfeest? (…) En op die manier daar weer allerlei Nederlandse woorden aan te linken (…), want dat zegt die kinderen [met een diverse cultureel, etnische achtergrond] waarschijnlijk veel meer dan een Kerstfeest of enzovoorts.

Kritische reflectie op kennisconstructie komt volgens twee docenten en een student terug tijdens de opleiding, maar niet uitgebreid. Dit is volgens een student met name een onderwerp dat tijdens geschiedenis wordt besproken, waarin wordt verteld dat bepaalde onderwerpen uit verschillende perspectieven besproken kunnen worden. In

opleidingsdocumenten staat hierover niets geschreven.

Binnen de dimensie sociale processen en (on)gelijkheid is de professionele

ontwikkeling van studenten volgens de opleidingsdirecteur belangrijk binnen opleiding 3. Alle respondenten geven dan ook aan dat dit veel aandacht krijgt tijdens de opleiding gerelateerd aan het lesgeven in een diverse grootstedelijke context. Het wegnemen van vooroordelen bij studenten over kinderen met een andere achtergrond wordt volgens een docent gedaan door studenten onder te dompelen in de diversiteit van de stad Rotterdam. Twee docenten beschrijven een opdracht waarbij studenten in gesprek gaan met leerlingen met verschillende achtergronden van een naast gelegen voortgezet onderwijs school om vooroordelen weg te nemen. Identiteit, en waarden en normen worden volgens beide

studenten en een docent gerelateerd aan het handelen in de klas, waarin ook aandacht is voor de verschillen in achtergrond tussen de student en kinderen. Het Handboek Curriculum schrijft hier ook over:

Parallel aan de praktijkervaring ‘in spannende situaties’ besteden we specifieke aandacht aan de pedagogische en didactische uitdagingen waar de superdiverse context leerkrachten voor stelt. Zo zijn diverse leeractiviteiten in het curriculum opgenomen waarbij de leerkracht in opleiding op onderzoek uitgaat naar de specifieke kenmerken en uitdagingen van deze context en neemt hierbij eigen opvattingen en handelen kritisch onder de loep.

Sociale (on)gelijkheid en machtsverhoudingen komen volgens een student en een docent aan bod tijdens de opleiding. Deze student geeft aan dat zij tijdens bepaalde lessen hierop worden gewezen. Tijdens pedagogieklessen worden theorieën besproken om sociale ongelijkheid te kunnen verklaren en tegen te gaan. Volgens het Handboek Curriculum moeten studenten “zich bewust zijn van processen van inclusie en uitsluiting.” Docent 3.2 vertelt over hoe dit terug komt tijdens de opleiding:

Dat gaat heel erg over als je in een bepaald sociaal milieu opgeroeid dat je daar vaak blijft en wat het effect is als je iemand daaruit haalt. Wat het effect kan zijn van onderwijs. Dat staat helemaal centraal, dat is een van de centrale thema's van de colleges waar studenten dan ook constant moeten gaan van waar zie je ook dat ook gebeuren in de praktijk. Dus zie je het gebeuren, observeer op school, kijk wat er gebeurd, kijk hoe kinderen benaderd worden, wat zie je anders gebeuren dan bij kinderen uit rijkere sociale milieus en wat zie je bij kinderen.

De bespreking van het pedagogisch klimaat en de sociale ontwikkeling van kinderen komen volgens beide studenten en opleidingsdocumenten terug in de lessen pedagogiek. De

studenten geven aan dat er wordt gekeken naar groepsprocessen en hen wordt geleerd hoe deze te stimuleren.

In het derde jaar komt volgens alle docenten en zoals staat beschreven in de

studiehandleiding het samenwerken met collega’s aan bod. Studenten maken een opdracht over het opzetten van een school en leren hierin met elkaar samen te werken. Daarnaast krijgt het samenwerken met collega’s ook tijdens de stage vorm. Het samenwerken met externe actoren komt ook terug in het derde jaar, waarbij er dan voornamelijk aandacht is voor netwerkpartners van de school gericht op jeugdhulpverlening en leerlingenzorg.

daarin zowel aandacht voor het voeren van oudergesprekken als voor het betrekken van de ouders bij het onderwijs. Beide studenten geven aan dat oudergesprekken worden geoefend in rollenspel met een acteur. Volgens de opleidingsdirecteur is expliciet aandacht voor de

achtergrond en sociaaleconomische status van ouders. Twee docenten geven inderdaad aan dat de achtergrond van de ouders aandacht krijgt, maar de sociaaleconomische status en/of het opleidingsniveau zijn volgens hen en een andere docent geen kenmerken die aan bod komen. Beide studenten onderschrijven dit. Het wordt volgens hen wel even kort besproken in de les, maar in het oefenen wordt hier geen aandacht aan besteed.

Binnen opleiding 3 maken studenten volgens een docent kennis met de context van de school en de stad Rotterdam door naar bepaalde wijken te gaan en daar met de inwoners te spreken. Verder krijgt de context van de school aandacht binnen omgevingsonderwijs van natuuronderwijs, aldus beide studenten en twee docenten. Beleid, en dan met name gemeentelijk beleid, komt aan bod in het derde jaar onder andere bij de opdracht over het opzetten van een school. Bij het opzetten van de school moeten studenten zich verdiepen in en rekening houden met het Rotterdams onderwijsbeleid.

Studenten van opleiding 3 lopen “minimaal 1 stage op een school met een hoog percentage ‘gewichtleerlingen' of een (Rotterdamse) binnenstadsschool met een grote diversiteit in de leerlingenpopulatie”, zoals beschreven staat in de studiehandleiding over de stage. Alle respondenten verwijzen hier ook naar en geven aan dat dit ook ten uitvoer wordt gebracht en studenten op deze wijze ervaren hoe het is om les te geven in een diverse

grootstedelijke context. Verder zijn volgens de opleidingsdirecteur studenten in het eerste jaar verplicht mentor van een kind van een binnenstadsschool waarbij zij ook praktijkervaring opdoen met het werken in een diverse grootstedelijke context. De opleidingsdirecteur merkt hierbij op dat de populatie in de binnenstad van Rotterdam verschilt met die van bijvoorbeeld Amsterdam. In de binnenstad van Rotterdam wonen voornamelijk leerlingen met een niet- Westerse achtergrond en/of lage sociaaleconomische status en/of laagopgeleide ouders.

Voor studenten is het mogelijk om in het vierde jaar de minor Internationalisering te volgen. Binnen deze minor leren studenten volgens de studiegids

…omgaan met andere culturen, tradities en samenlevingen. Hierdoor [leren zij zich] beter staande te houden in onze multiculturele samenleving. (…) Wanneer [studenten hun] horizon [verbreden], met andere talen en culturen weet om te gaan, dan [zijn zij] veel breder inzetbaar en persoonlijk [worden zij] er sterker van.

Docent 3.1 merkt op dat studenten in het kader van deze minor ook stage lopen in het buitenland:

Twee studenten van mij gaan bijvoorbeeld volgend jaar naar Aruba, daar gaan ze dan lesgeven. Op zich helpt dat dan ook wel weer om de leerlingen uit Aruba en Curaçao te begrijpen die hier zitten. Maar ja nee dat is niet het primaire doel volgens mij. Ervaring met (de voorbereiding op) een grootstedelijke context. Beide studenten hadden voor deze opleiding al werkervaring binnen een grootstedelijke context. Echter, dit was niet binnen het onderwijs. Zij hebben bij hun medestudenten zonder ervaring van het werken in een diverse grootstedelijke context wel een verandering gezien in houding en mening. Hoewel studenten het werken op school in deze context lastig vinden, staan zij er wel meer voor open. Beide studenten hebben het idee voldoende voorbereid te zijn op het

lesgeven in een diverse grootstedelijke context. Bij zowel de opleidingsdirecteur als alle docenten komt ook naar voren dat de blik van studenten op het lesgeven in een grootstedelijke context is veranderd na het volgen van deze opleiding. De stage speelt hierin een belangrijke rol. Docent 3.1 vertelt hierover:

Vaak is het een shock. Voor sommige niet trouwens, sommige vinden het ook wel normaal. Maar voor veel studenten is het wel een shock, maar ze vinden het ook wel heel erg leuk. Ze gaan eigenlijk inzien van: “Hé, dit zijn eigenlijk ook wel hele leuke kinderen.”

Volgens een andere docent wordt de blik van studenten door de opleiding op het gebied van lesgeven in een diverse grootstedelijke context verruimd. Docent 3.3 bevestigd dit beeld. De opleiding heeft dit zelf ook onderzocht bij studenten:

We namen interviews af bij de studenten of ze moesten dat zelf eigenlijk aangeven van wat de verwachtingen waren als ze dan op zo’n school kwamen. En daar hadden we gesprekken over. En dat was altijd heel erg grappig, want dan was het toch wel een beetje eng. Je komt bijvoorbeeld uit een tuindersgezin uit het Westland, je dorp enzo, het is toch een beetje andere mentaliteit dan wat je dan in de binnenstad van

Rotterdam hebt. Nou, dat is wel heel spannend tussen al die buitenlanders, een ander sociaal milieu (…). Dus het was allemaal eng en spannend en noem maar op. En na een halfjaar stage gingen we dat gesprek weer met ze aan en dan waren ze zo positief en dan zeiden ze van: “Oh het maakt helemaal niet uit, het zijn eigenlijk gewoon kinderen, het zijn kinderen en het zijn hele leuke kinderen.” Dus het heeft ons altijd heel erg bevestigd dat we daar ook goed aan doen om ze daar gewoon in onder te dompelen, en ze te laten zien van he het zijn gewoon kinderen, je kan er gewoon mee werken en het kan ook nog eens heel boeiend zijn om in deze wijk onderwijs te geven.

Beginnende leerkrachten in een grootstedelijke context hebben volgens twee docenten moeite met het omgaan met gedrag van kinderen. Orde houden is volgens hen een probleem, waaraan beginnende leerkrachten veel tijd kwijt zijn, waardoor het pedagogisch en didactisch handelen wat zij op de opleiding hebben geleerd naar de achtergrond raakt.

Een verbeterpunt binnen opleiding 3 op het lesgeven in een diverse grootstedelijke context kan volgens een student de balans tussen theorie en praktijk zijn. De focus ligt nu te veel op de theorie en er kan meer aandacht zijn voor praktische handvatten. Een docent vindt juist dat er meer aandacht moet zijn voor theorie, bijvoorbeeld als het gaat over NT2. Hierin wordt te veel aandacht besteed aan praktische oplossingen terwijl er weinig ruimte over blijft voor theoretische achtergronden. Een andere docent ziet een verbetering in het curriculum als het gaat om het samenwerken met ouders en de samenwerking met netwerkpartners. Dit kan al eerder aan bod komen tijdens de opleiding in het tweede jaar in plaats van jaar drie. Docent 3.3 ziet dat er wellicht meer aandacht moet zijn voor de kritische houding van studenten op racisme:

… die kritische houding op racisme, maar goed dat weet ik niet, misschien zouden we daar nog wel een verbeterslag kunnen maken. Ja. Alhoewel dat een harde dobber is met onze gemiddelde student, denk ik dan tegelijkertijd. (..) Het zou makkelijker zijn als je gewoon de Rotterdamse student [bent], die zelf uit de binnenstad komt. Ik denk dat dat makkelijker is dan iemand vanuit een dorpje of een kleiner plaatsje met heel andere bagage en ook andere ideeën daarover. Maar, daarom juist misschien wel goed. De opleidingsdirecteur ziet graag dat docenten hun eigen concepten over diversiteit

onderzoeken, zodat zij in staat zijn studenten beter te kunnen voorbereiden op het lesgeven in een diverse grootstedelijke context. Daarnaast ziet de opleidingsdirecteur ook graag dat de studentpopulatie van opleiding 3 meer divers wordt.

Tabel 9

Overzicht uitkomsten documentanalyse en interviews opleiding 3

Onderwerp Respondenten Opleidingsdocumenten

Visie op lesgeven in een diverse grootstedelijke context ✓ ✓ Praktijkervaring ✓ ✓ Taalontwikkeling ✓ ✓ Didactiek ✓ ✓ Lesinhoud en kritische kennisconstructie ✓/✕ ✓/✕ Sociale processen en (on)gelijkheid ✓/✕ ✓/✕

Samenwerken met ouders ✓/✕ ✓/✕

(inter)Professionele samenwerking

✓ ✓

Context van de school ✓ ✓

Overige zaken m.b.t. lesgeven in een

grootstedelijke context

Werving andere populatie studenten en ontwikkeling van docenten op diversiteit

Noot: ✓ geeft aan dat dimensie terug komt, ✕ geeft aan dat dimensie niet terugkomt, ✓/✕ geeft aan dat niet alle aspecten uit de dimensie terugkomen.