• No results found

DEEL III : Meeverbranding van afvalstoffen in de elektriciteitscentrales van

2.2 Verbranding afvalstoffen

De verbranding van biomassa-afval is tot nu toe enkel gebeurt ter hoogte van productie-eenheid 4.

2000 2001 2002 2003 2004

Totaal verbrand (ton)

olijfpitten - - 597 8283 15227

uren/jaar co-verbranding 120 1408 3776

energieinhoud (GJ) - - 9998 135448 221192

2.3 Reststoffen + bestemming

2 Electrabel (Rodenhuize)

Bodemassen worden verkocht aan de wegenbouwindustrie. Ook hier heeft de meeverbranding globaal gezien geen invloed op de productie van bodemassen.

2.4 Installatie

In de eerste helft van 2005 werd de bouw van een transport- en maalinstallatie voor houtpellets gerealiseerd. De tot poeder vermalen houtpellets worden geïnjecteerd in de bestaande branders van groep 4 van de centrale.

2.5 Emissies:

In ton/jaar, dioxines in mg TEQ/jaar. Deze emissies zijn totale emissies voor de installatie.

SO2 HCl stof

PCDD/

PCDF HF CO NOx TOC Cd+Tl

Sb+As+Pb +Cr+Co+

Cu+Mn+Ni

+V+Sn Hg

2004 5.258 95 887 40 1.012 4.226 0 0,6 0

2.6 Procesbeschrijving

2.6.1 De elektriciteitsproductie

De centrale van Rodenhuize, op de rechteroever van het kanaal Gent-Terneuzen, is een klassieke thermische elektriciteitscentrale (Figuur 25). Door verbranding van fossiele brandstoffen ontstaat thermische energie die water omzet tot stoom. Deze stoom drijft een turbine aan, die een alternator aan het draaien brengt.

Figuur 25: schema klassieke thermische installatie

De centrale van Rodenhuize bestaat uit vier groepen. Hieronder volgt een overzicht van de vier groepen van Rodenhuize en hun respectievelijke brandstofconfiguraties.

Groep Vermogen

[MWe]

Brandstoffen In dienst

1 125

max. 133

steenkool, stookolie 1964

(definitief stilgelegd op 1/04/2001)

2 125

max. 133

stookolie, hoogovengas 1965

(stilgelegd op 18/08/2000; terug opgestart op 25/10/2000)

3 125

max. 133

stookolie, hoogovengas 1968

4 280

max. 285

steenkool, stookolie, hoogovengas en olijfpitten

1978 (1989, na ombouw op steenkool)

De centrale van Rodenhuize is in de onmiddellijke nabijheid van het geïntegreerde staalbedrijf Sidmar gevestigd. Bij de opstart van dat laatste bedrijf is er geopteerd om het hoogovengas te verbranden in de centrale van Rodenhuize. In het begin gebeurde dat in de groepen 2 en 3, later na de opstart van groep 4, voornamelijk in deze laatste groep. Hoogovengas heeft een relatief lage calorische inhoud van ca.

3,5 MJ/m³ en wordt steeds samen met andere (conventionele) brandstoffen gestookt.

Groep 4 is een monoblokgroep die oorspronkelijk werd ontworpen voor

stookoliestook. De installatie werd in 1989 omgebouwd naar steenkoolstook, met behoud van de mogelijkheid om stookolie en hoogovengas te verbranden. De ombouw heeft belangrijke wijzigingen in de stoomketel met zich meegebracht. De branders zijn opgesteld in 'boxer'opstelling (tegenover elkaar) en verdeeld over 5 'verdiepingen'. Van boven naar onder als volgt:

- 2 x 4 kolenbranders

- 2 x 4 kolen-stookoliebranders - 2 x 4 kolen-stookoliebranders

- 2 x 3 hoogovengas-stookoliebranders - 2 x 3 hoogovengas-stookoliebranders

De branders werken met getrapte luchttoevoer om de emissies van stikstofoxiden te beperken. Groep 4 werd uitgerust met twee elektrostatische afscheiders voor het beperken van de stofemissies.

De toekomst van Rodenhuize zou momenteel onzeker zijn. Sidmar plant de bouw van een nieuwe elektriciteitscentrale in de nabijheid van hun bedrijfsterrein. Het zou gaan om een installatie met een vermogen van 800 MW, die ondermeer het hoogovengas van Sidmar zou verwerken. De installatie zou in 2009 operationeel zijn. SPE & Gaz de France zijn kandidaten, evenals Electrabel zelf. Een

modernisering en/of aanpassing van de bestaande installatie zou echter niet direct een optie zijn, aangezien de afstand tussen de centrale en Sidmar een cruciale voorwaarde zou zijn. Momenteel wordt het hoogovengas over een afstand van 5 km getransporteerd vanuit Sidmar naar Rodenhuize. Het transport van

hoogovengas zou echter gevaarlijk zijn, omwille van het hoge CO-gehalte van hoogovengas.11

2.6.2 De meeverbranding van biomassa en biomassa -afval in productie-eenheid 4

In 2002 werd een tijdelijke milieuvergunning verleend voor het co-verbranden van olijfpitten op groep 4. Een milieuvergunningsaanvraag werd ingediend bij de Bestendige deputatie van Oost-Vlaanderen.

In maart 2003 werd een milieuvergunning verleend voor het co-verbranden van olijfpitten in groep 4. In december 2004 werd een milieuvergunning verleend voor het co-verbranden van palmolie in groepen 2, 3 en 4 en het co-verbranden van houtpellets in groep 4. De maximale hoeveelheid olijfpitten om mee te verbranden werd verhoogd van 50.000 ton/ jaar naar 68.000 ton/jaar. Palmolie wordt

momenteel niet meeverbrand. De meeverbranding van houtpellets wordt in 2005 opgestart.

2.6.2.1 Olijfpitten

Het meeverbranden van olijfpitten valt onder de noemer ‘meeverbranden van biomassa-afval’. De pitten worden per schip aangevoerd en vermengd met de kolen. Er wordt ongeveer 5 gew% pitten bijgemengd. Het mengsel wordt vermalen en vervolgens geïnjecteerd in de branders van de ketel van groep 4.

2.6.2.2 Houtpellets

Het meeverbranden van houtpellets valt onder de noemer ‘meeverbranden van biomassa’. De houtpellets bestaat uit schoon zaagmeel of vermalen hout uit bossen. Het zaagmeel en het vermalen hout wordt verder vermalen, ontijzerd en gedroogd. Daarna wordt het nogmaals vermalen met hamermolens en mechanisch geperst zonder lijm of additieven. De geproduceerde pellets worden vervolgens afgekoeld, ontstoft en opgeslagen in silo’s of in geconditioneerde zakken.

Deze pellets moeten niet als afvalstof beschouwd worden. Het gaat om pellets die zijn samengesteld uit onbehandeld hout: zaagsel van bosexploitatie en –

onderhoud en houtzagerijen, dat wordt samengeperst in een pelletiseerinrichting zonder toeslagstoffen. Wanneer dergelijke pellets gebruikt worden ter vervanging van fossiele brandstoffen voor de opwekking van energie, moeten ze niet als afvalstoffen beschouwd worden. Tengevolge van de wijziging van Vlarem en VLAREA in het kader van de implementatie van de Europese Richtlijn

Afvalverbranding (2000/76/EG) zal het houtafval van houtzagerijen in de toekomst wel aanzien worden als biomassa-afval en dus als een afvalstof.

De aanvoer van de pellets gebeurt per schip. Op de centrale werd een silo gebouwd met een capaciteit van 2000 m³ ton die gebruikt zal worden als dagsilo.

Het transport gebeurt met bestaande transportbanden vanaf de loskade tot aan de centrale. Voor het bijkomende transport tussen de dagsilo en de centrale werd een bijkomende transportband gebouwd. De pellets worden vermalen tot poeder.

Hiervoor werd een nieuwe maalderij gebouwd met 4 hamermolens. De leidingen van één van de bestaande kolenmolens worden gebruikt voor het transport van het houtpoeder naar de branders van groep 4.

2.6.3 Emissiereductiemaatregelen ter hoogte van productie-eenheid 4

2.6.3.1 Stofemissies

De stofhinder wordt beperkt door elektrofilters met een rendement van minimaal 99.3%. Omdat het vliegas van zwavelarme kolen minder goed gecapteerd wordt door de elektrofilter, wordt SO3 geïnjecteerd.

2.6.3.2 SO2 emissies

De SO2 emissies worden sterk gereduceerd door het gebruik van steenkool met een laag zwavelgehalte (< 1% S).

Het toenemend gebruik van hoogovengas, dat geen zwavel bevat, resulteert ook in een reductie van de SO2 missies.

2.6.3.3 NOx emissies

In het algemeen worden de NOxemissies van de verschillende groepen gereduceerd door een betere spreiding van hoogovengas op de verschillende groepen.

De regeling van de branders op groep 4 laat toe om deze emissies te beperken.

3.1 Contactgegevens

contactpersoon : Ria Vanmaele milieucoördinator : Alain Parmentier

exploitatiezetel: maatschappelijke zetel:

Herpelgem 18 Regentlaan 8

9690 Kluisbergen 1000 Brussel

Tel. : 055/39 75 11 Tel. : 02/ 518 61 11

Fax. : 055/39 75 06

In deze fiche worden twee verschillende installaties besproken:

- De productie-eenheden van de elektriciteitscentrale waar co-verbranding van afval plaatsvindt: productie-eenheden 3, 4 en 5.

- De biovergasser waar hout vergast wordt en die aangesloten is op productie-eenheid 5.

3 Electrabel (Ruien)