DEEL II : Vlaamse verbrandingsinstallaties voor bedrijfsafval
4.1 Algemene informatie
N.V. MACHIELS
Exploitatiezetel: Maatschappelijke zetel:
N.V. MACHIELS N.V. MACHIELS
Aarschotsesteenweg 32 Kapelstraat 17
3012 Leuven 3590 Diepenbeek
tel. 016/22.72.28 tel. 011/28.70.70
fax 016/20.34.32 fax 011/28.70.51
Business Unit Manager: Bjorn Hamal Bestuurder: Louis Machiels Technisch Directeur: Patrick Laevers
Milieucoördinator: Ludo Van Doninck Milieucoördinator: Ludo Van Doninck e-mail: info@machiels-group.be e-mail: info@machiels-group.be
bjorn.Hamal@machiels-group.be patrick.laevers@machiels-group.be ludo.vandoninck@machiels-group.be
4.2 Verbranding + energierecuperatie
1991 1995 1999 2004
Totaal verbrand 856 1702 9 360 8136
Beschikbaarheid (uren) - - 6640 6588
4 Machiels (Leuven)
4.3 Reststoffen + bestemming
(ton) 1991 1995 1999 2004 bestemming
bodemas 157* 312 1722 2366.95 categorie-I-stort
vliegas - 59 2149 1342.97 categorie-I-stort
Totaal 157 371 3871 3709.92 categorie-I-stort
*: geen afzonderlijke registratie bodemas en vliegas
4.4 Installatie
verwerking afvalwater: 1,2 ton/h (in het emissiejaarverslag 2002 staat vermeld:
600 l/uur fixeer, 600 l/uur ontwikkelaar en 3600 l/uur afvalwater, ter vervanging van en aanvulling aan fixeer en ontwikkelaar) i theoretische jaarcapaciteit: 12 500 ton/jaar vast afval
8 900 ton/jaar afvalwater (verwerking, indamping)
i praktische jaarcapaciteit: 12 500 ton/jaar vast afval 8 900 ton/jaar afvalwater
(omwille van een beperkt aanbod van geschikte afvalstoffen zijn de reëel
verwerkte hoeveelheden afval altijd kleiner dan de beschikbare capaciteit: de
praktische jaarcapaciteit geeft aan hoeveel afval verwerkt zou kunnen worden in normale omstandigheden bij een onbeperkt aanbod)
i bouwjaar: 1995 (oude installatie van 1989 tot 1995)
i asafvoer: nat (waterslot)
i rookgasreiniging: AK-injectie
fabrikant Norit
bouwjaar 1997, aangepast in 1998 mouwenfilter
fabrikant: Lysaer bouwjaar: 1998
dubbele natte gaswassing
fabrikant Acclin
bouwjaar 1995
type venturiscrubber met
kalkmelk + gepakte kolom i energierecuperatie: droogdamping eigen + externe afvalwaters
i vergunning: tot 19/10/2011
4.5 Emissies
In ton/jaar, dioxines in mg TEQ/jaar.
SO2 HCl stof
- Een installatie voor de ontzilvering van gebruikte fixeerbaden, afkomstig van de fotografische industrie en de opslag van afvalwaters die vernietigd worden in de verbrandingsinstallatie. De vloeibare afvalstoffen kunnen (afhankelijk van de samenstelling en van de calorische waarde) ofwel in de naverbrandingskamer ofwel in de conditioneringskamer worden geïnjecteerd. Afhankelijk van de plaats van injectie worden de vloeistoffen thermisch geoxideerd, drooggedampt of gebruikt om de rookgastemperatuur te verlagen. Zo wordt bij de thermische oxidatie van fixeer het uitloogbare ammoniumthiosulfaat (DENOX) in de verbrandingskamer ontbonden, omgezet in SO2 en door middel van kalkmelk uit de rookgassen uitgewassen onder de vorm van niet uitloogbaar calciumsulfiet / calciumsulfaat.
- Een installatie voor de opslag en verbranding van risicohoudend specifiek ziekenhuisafval en andere gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen (diverse specifieke en moeilijk te behandelen afvalstromen zoals vervallen medicijnen, pesticiden en diverse industriële afvalstoffen), alsook van vloeibare fotografische afvalstoffen. Alle afvalstoffen, zowel verschillend naar soort als naar fysische toestand, worden in gepaste verhoudingen gemengd en verbrand.
- Een installatie voor de verwerking / recyclage van spuitbussen.
Spuitbussen kunnen beter verbrand worden door de inhoud alleen te verbranden. Hiertoe worden de spuitbussen vooraf, onder zuurstofarme atmosfeer, leeg gedrukt. Hierbij wordt de inhoud – gas en vloeistof –
van het verbrandingsproces beter gevrijwaard en kan het metaal, zijnde ijzer en aluminium, perfect worden gerecycleerd.
4.6.1 Draaitrommeloven
In de draaitrommeloven gebeurt de primaire verbranding van de vaste afvalstoffen, en dit bij een temperatuur van 850 à 950 °C.
De draaitrommeloven bestaat uit een statisch en een roterend gedeelte. De oven is luchtdicht afgesloten. De bedoeling hiervan is dat de verbranding zoveel mogelijk onder reducerende omstandigheden plaatsvindt. Dit wil zeggen, zo weinig mogelijk zuurstofinbreng waardoor het afval eerder vergast wordt in plaats van verbrand. Er word in de oven een mengsel van brandbare stoffen gevormd wat hoofdzakelijk bestaat uit CO-gas en andere brandbare gassen. Het volledig verbranden van de gevormde gassen gebeurt nadien door extra zuurstoftoevoer in de naverbrandingskamer.
Het grote voordeel van deze methode ligt in het feit dat met een ondermaat aan zuurstof veel minder chemische bindingen worden gevormd tussen zuurstof en stikstof. De beperkte hoeveelheid zuurstof wordt gebruikt voor de vorming van brandbare gassen zodat er geen zuurstof meer beschikbaar is voor de vorming van NOx. Daarnaast brengt de onvolledige verbranding met zich mee dat de temperatuur niet te sterk stijgt, waardoor er ook minder NOx wordt gevormd.
De oven is uitgerust met een ventilatorbrander voor propaan die enkel wordt gebruikt: bij het opstarten om de installatie op temperatuur te brengen vooraleer afval wordt toegevoegd, om de temperatuur te handhaven bij gebrek aan calorisch vermogen of bij het op temperatuur houden zonder afvalstoffen.
4.6.2 De naverbrandingskamer (S.C.C.) en conditioneringskamer (C.T.)
De naverbrandingskamer (of secundaire verbrandingskamer) wordt, in
tegenstelling tot de primaire verbrandingskamer, bedreven met een overmaat aan lucht. De bedrijfstemperatuur bedraagt min. 850 °C. Het op temperatuur brengen en houden gebeurt met een ventilatorbrander voor propaan (vermogen 150 Nm³/u).
Te hoge temperaturen worden getemperd door de injectie van ontwikkelaar en/of fixeer of, bij gebrek aan beide afvalstoffen, water. De verblijftijd van de gassen in de secundaire verbrandingskamer bedraagt minimaal 2 seconden.
De conditioneringskamer sluit aan op de naverbrandingskamer en dient enerzijds voor de koeling van de rookgassen en anderzijds voor de verwerking
(droogdamping, met nuttige toepassing van de vrijgekomen warmte) van diverse afvalwaters.
Als koelmiddel worden volgende afvalwaters gebruikt:
x afvalwaters die hoofdzakelijk anorganische verontreinigingen bevatten;
x gebruikte natriumoplossing uit de rookgasreiniging;
x gebruikte kalkmelk (suspensie van Ca(OH)2) uit de rookgasreiniging;
x koelwater ter aanvulling.
Door deze injectie van koelmiddel daalt de temperatuur in de conditioneringskamer uiterst snel tot ongeveer 230 °C, waardoor men de vorming van dioxines vermijdt.
Alle vloeistoffen worden rechtstreeks geïnjecteerd in de conditioneringskamer d.m.v. pompen, geautomatiseerde elektromagneetventielen en sproeinozzles. De hier gedroogde zouten worden samen met het eigenlijke vliegstof op de filter gevangen.
4.6.3 De rookgasreiniging
4.6.3.1 Actieve kool injectieNa de hete gascycloon is er een injectie van actieve kool, onmiddellijk na de conditioneringskamer en voor de ingang van de stoffilter, d.m.v. een instelbare doseereenheid.
Dit om de uitstoot van dioxines en kwik te beperken tot een absoluut minimum. Om de uitstoot van Hg tot een absoluut minimum te beperken wordt Na2S bij de kalkmelk gedoseerd. Het gevormde Hg2S wordt gevangen op de aansluitende stoffilter.
4.6.3.2 Mouwenfilter
De volgende stap in de rookgaszuivering bestaat uit een filter uitgerust met
mouwen voor het capteren van het stof (de onbrandbare componenten uit het afval en de zouten (CaCl2, CaSO4, NaCl, KCl, Na2SO4 en K2SO4) gevormd in de
scrubber en de gepakte kolom).
4.6.3.3 Dubbele natte gaswassing
1ste trap
In de natte gaswassing worden de rookgassen vervolgens gezuiverd (adsorptie en neutralisatie van de gasvormige anorganische componenten HCl en SO2) in een natte rookgaswassing.
De 1ste trap bestaat uit een wassing met kalkmelk door middel van twee parallelle venturiscrubbers die geplaatst zijn op een circulatievat. Hierbij koelen de gassen af tot verzadigingstemperatuur. De hierbij gevormde zouten bestaan hoofdzakelijk uit onoplosbaar CaSO4 en gedeeltelijk CaCl2. De behaalde verwijderingrendementen bedragen ca. 80 % op SO2 en 90 % op HCl. De overmaat vloeistof wordt
teruggevoerd naar de conditioneringskamer en drooggedampt waarna de zouten worden opgevangen op de filter. De rookgassen verlaten de venturiscrubbers via een druppelvanger.
2de trap
De 2de trap bestaat uit een wassing met natriumhydroxide op een gepakte waskolom. De verwijderingsrendementen bedragen hier ca. 95 % voor SO2 en 96
% voor HCl. (Totale verwijderingsrendement van de beide wassers samen >
99%.).
Tussen de venturiscrubbers en de gepakte kolom bevindt zich een demister om oversleep van kalkmelk naar de gepakte kolom tegen te gaan en aldus verstopping van de kolompakking te vermijden. De overmaat zoutoplossing wordt
drooggedampt in de conditioneringskamer zodat er geen lozing van afvalwater is.
De rookgassen verlaten de kolom via een aparte druppelvanger voor ze naar de
De schouw is rechtstreeks op de gepakte kolom gemonteerd en heeft een binnendiameter van 1,2 meter. De hoogte van het lozingspunt is 30 meter. De gemiddelde temperatuur van de uitgestoten rookgassen bedraagt 80°C. De schoorsteen is op een hoogte van 25m voorzien van een meetplatform en meetopeningen voor de discontinue rookgasmetingen.
5.1 Algemene informatie
Exploitatiezetel: Maatschappelijke zetel:
Rhodia Eco-Services BVBA Rhodia Eco-Services BVBA Contactpersoon: Daniël Termont
(QHSEL-manager)
Kuhlmankaai 1 Kuhlmankaai 1
9042 Gent 9042 Gent
tel. 09/341.18.11 tel. 09/341.18.11
fax 09/344.88.99 fax 09/344.88.99
e-mail: daniel.termont@eu.rhodia.com e-mail: /
5.2 Procesbeschrijving
Rhodia Eco-Services BVBA bestaat uit 3 verschillende productie-eenheden: een zwavelzuureenheid, een fosforzuureenheid en een ammoniumfosfaten eenheid.
De zwavelzuur regeneratie eenheid maakt deel uit van de zwavelzuureenheid. In wat volgt wordt de zwavelzuur regeneratie eenheid besproken.
Rhodia Eco-Services beschikt over een industriële procesinstallatie voor de productie en regeneratie van zwavelzuur met meeverbranding van
zwavelhoudende afvalstoffen. Het betreft een statische oven voor de verbranding van zwavel. De installatie was in 2003 in staat om jaarlijks 30 000 ton
zwavelhoudende afvalstoffen van derden te verwerken. In 2003 werd in totaal 7 799 ton afvalstoffen verwerkt:
62% uit Vlaanderen
17% uit het buitenland
2% uit Brussel
19% uit Wallonië
Volgens het integrale emissiejaarverslag werd in 2004 5 221 ton zwavelhoudende afvalstoffen van derden verwerkt in deze installatie.
De zwavelhoudende afvalstoffen hebben een zwavelgehalte van tenminste 1%.
Deze stoffen zijn ondermeer mercaptanen, ammoniumsulfaathoudende residu's, residu's van harsen en mengsels van zwavelzuur met sulfonzuur of met acrylzuur.