• No results found

Verantwoording enquêtes

In document Afbeeldingen in bijsluiters Bijlagen (pagina 57-61)

5. Experiment

5.1 Verantwoording enquêtes

5. Experiment

In dit experiment is gebruik gemaakt van enquêtes om de effecten van de afbeeldingen in de

bovenstaande bijsluiters te toetsen. Om deze data te verzamelen zijn er twee enquêtes gemaakt. Eén van deze enquêtes werd gebruikt in combinatie met de tekstuele bijsluiter B1, de andere enquête werd gebruikt in combinatie met bijsluiters B2 en B3.In deze bijlage zijn de twee enquêtes te vinden die zijn gebruikt in dit experiment. Voorafgaand aan deze enquêtes is de verantwoording voor de vragen behandeld.

5.1 Verantwoording enquêtes

De vragenlijst bij de enquête is ontworpen om te controleren in welke mate de onafhankelijke variabelen invloed hebben op de mate van begrip, de duidelijkheid en de waardering van de verschillende bijsluiters. Deze variabelen worden uitgebreid besproken in de scriptie, hoofdstuk 3. Zoals in dat hoofdstuk ook al is vermeld, heb ik het toegepaste begrip niet in de enquête

opgenomen. Deze variabele wordt getoetst door middel van observatie. In deze motivatie zal per vraag worden behandeld welke variabele is getoetst, en waarom deze vraag relevant is.

5.1.1 Algemene vragen Vraag 1 t/m 3

De enquête begint met een drietal algemene vragen. Hierin wordt gevraagd naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Deze variabelen worden bevraagd, om te kunnen achterhalen of er binnen de groep van participanten verschillen zijn te vinden. Zo is het bijvoorbeeld interessant om te zien of mannen of vrouwen meer waarde hechten aan afbeeldingen. Ook kan het opleidingsniveau van belang zijn, omdat er kan worden aangenomen dat een hoger opleidingsniveau gepaard gaat met een hogere mate van leesvaardigheid. Bij vraag 3 (Wat is je hoogst genoten opleiding?) is de optie ‘anders’ opgenomen. Dit in verband met het verschil tussen het huidige onderwijssysteem en het oude. Opleidingsnamen en inhoudelijke niveaus kunnen immers verschillen met het huidige systeem. Het is in dergelijke gevallen beter te vragen naar de gevolgde opleiding dan een overeenkomende opleiding te laten kiezen.

5.1.2 Controle vragen: Ervaring Vraag 4 t/m 6

Tijdens het selectieproces voor dit experiment is geprobeerd personen met voorkennis zoveel mogelijk te vermijden. Meerdere personen met kennis over het gebruik van het medicijn zouden de integriteit van dit onderzoek immers kunnen aantasten. Zij hoeven namelijk niet te vertrouwen op de instructies, maar kunnen handelen naar ervaring. Omdat het toch mogelijk is dat er participanten zijn met een bepaalde mate van voorkennis, zal hier naar worden gevraagd. Niet alleen eventueel

gebruik is bevraagd, maar ook overeenkomsten in de vorm van gebruikte inhalators. Ook overeenkomst op het gebied van de uit te voeren handelingen is bevraagd. Door deze vragen te stellen kunnen participanten met voorkennis worden geïdentificeerd, en eventueel uit de selectie worden gesloten als zij een gevaar voor de validiteit vormen. Door te vragen naar de vorm en handelingen van eventuele andere gebruikte inhalators kan worden bepaald of participanten over volledige, of onvolledige voorkennis beschikken. Door deze nuance in te bouwen, ontstaat een vangnet waardoor een beter besluit kan worden genomen over de geschiktheid van de ingevulde enquête. Deze set vragen is de enige die ja/nee antwoorden omvat. Bij vraag 4 is hier bewust voor

54 gekozen, omdat dit de mogelijkheid bied door te verwijzen naar latere vragen wanneer er voor “nee” is gekozen.

5.1.3 Basis set: enquêtes tekst en afbeeldingen Vraag 7 t/m 10, 15. Daarna herhaald per stap.

De basis set aan vragen vormt het grootste deel van de enquête. In dit deel worden de relevante variabelen besproken. Deze 5 vragen worden voor elke stap herhaald. Hierdoor is het mogelijk om per stap te kunnen bepalen hoe de respondenten deze waardeerden, begrepen en konden lezen. Tijdens de analyse is het daardoor makkelijker om de “zwakke schakels” van de bijsluiter te identificeren. Er zijn in de praktijk twee basis sets gebruikt: één voor de bijsluiter met alleen tekst (B1) en één voor de bijsluiters met tekst (B2 en B3). Onderstaande vragen zijn in beide varianten aanwezig. De nummering van deze vragen verschilt per variant, en uiteraard vanwege de herhaling ook per stap. Deze basis set richt zich hoofdzakelijk om het begrip, de leesbaarheid en de waardering van de tekstuele inhoud van de bijsluiters.

- Hoe begrijpelijk is de instructie in deze tekst?

In deze vraag wordt expliciet gevraagd naar de mate van begrip. De schaal is Likert schaal met vijf punten, met een bereik van ‘helemaal niet’ tot ‘helemaal’. Met deze vraag hoop ik de mate van vermeend begrip over de gehele stap (tekst + evt. afbeelding) te meten.

- Hoe duidelijk is de instructie?

Deze vraag dient de variabele duidelijkheid in kaart te brengen. Hoewel niet expliciet zo vermeld, dient deze vraag leesbaarheid van de tekstuele kant van de bijsluiter te bevragen. Dit kan impliciet worden opgemaakt uit het woord ‘geformuleerd’. Immers: een afbeelding formuleert niet, maar laat iets zien.

- In welke mate was het duidelijk wat je moest doen?

Wederom een vraag naar duidelijkheid, maar dan om te kijken in welke mate de participanten de praktische implicaties van de handelingen beoordelen.

- Hoe volledig is de informatie in deze instructie?

Door te vragen naar de volledigheid worden zowel leesbaarheid en begrip bevraagd. Immers: begrip en duidelijkheid kunnen te maken hebben met volledigheid. Volledigheid bestaat in dit geval uit de aangeboden informatie. Een onvolledige tekst zal lastiger zijn om te lezen en daaruit begrip op te bouwen. Door naar de volledigheid te vragen, kan tijdens de analyse worden bepaald of dit een punt is waarop de bijsluiters te kort schieten, of juist beter zijn dan de ander.

- Beoordeel de tekst van deze stap (op een schaal van 1 t/m 10)

Met deze vraag wordt de waardering van de stap aangekaart. De schaal bestaande uit tien punten is gekozen omdat deze in Nederland gangbaar is wanneer een beoordeling moet worden gegeven. Ook biedt deze iets meer nuance in de antwoorden die tijdens de verwerking van de data aan het licht komen.

55 5.1.4 Basis set: enquête afbeeldingen (bijsluiters 2 en 3)

De algemene basis set komt zoals gezegd in beide varianten van de enquête voor. Daarnaast is er gekozen voor een onderscheid tussen de versies met en zonder afbeeldingen. Eén vaste enquête waarin wordt gevraagd naar de rol van afbeeldingen, ongeacht of deze nou wel of niet voorkomen, zou immers tot verwarring (kunnen) leiden. Dit heeft als gevolg dat er in de enquête bij B2 en B3 enkele specifieke vragen zijn opgenomen in de basis set. Waar de algemene basis set zich focust op de tekstuele kant van de bijsluiter, richten de volgende vragen zich puur en alleen op de rol van afbeeldingen.

- Hoe duidelijk is de afbeelding?

Deze vraag dient de visuele leesbaarheid van de afbeeldingen in kaart te brengen. Het gaat hier specifiek om de duidelijkheid van de tekenstijl (origineel vs. aangepast). Dit valt onder visuele leesbaarheid, omdat ik vermoed dat de tekenstijl van invloed is op de mate waarin men de

boodschap kan uitlezen. Dit heeft te maken met het herkennen van de diverse relevante onderdelen van de afbeelding (zie paragraaf 2.1) en de semiotische elementen van de afbeeldingen. Dat laatste is waar deze vraag een antwoord op probeert te krijgen.

- Hoe duidelijk geeft de afbeelding aan hoe je Diskus moet gebruiken?

Dit is wederom een vraag om de visuele leesbaarheid te toetsen. Deze keer gaat het om de mate waarin de participanten de boodschap van de afbeelding kunnen uitlezen. Daarmee grenst het ook aan de beide variabelen die met begrip hebben te maken.

- Hoe begrijpelijk is de afbeelding?

Deze vraag spreekt voor zich. De variabele vermeend begrip wordt met deze vraag bevraagd. Aan de hand van de observatie kan worden gekeken in welke mate het vermeende begrip van deze

afbeeldingen, en de andere afbeeldingen overeenkomt met het toegepaste begrip. - In welke mate sluiten de tekst en de afbeelding op elkaar aan?

Deze vraag gaat niet specifiek om één van de drie hoofd variabelen van dit onderzoek. Het gaat hier om de perceptie van de participanten over de vormgeving van de instructie. Daarmee grenst de vraag aan de variabele waardering. Belangrijker is dat deze vraag een indicatie geeft wat mogelijke knelpunten kunnen zijn. Zo kan het zijn dat een instructie en afbeelding volgens de participanten niet bij elkaar passen, wat tot ongewenste resultaten kan leiden (lage waardering, slecht begrip vanwege verwarring etc.). Deze vraag dient dan ook als controle over de invloed van het ontwerp van de instructie op de antwoorden die worden gegeven.

- Beoordeel de afbeelding van deze stap (op een schaal van 1 t/m 10)

Deze vraag dient het zelfde doel als de vraag in de basis set met betrekking tot de tekst. Ook in dit geval moet deze vraag een indicatie van de variabele waardering geven.

5.1.5 Controlevragen: bijsluiter tekst (bijlage 1)

Ook voor de tekstuele versie zijn enkele specifieke vragen opgesteld. Deze dienen aan te geven of de respondenten van deze versie behoefte hebben aan afbeeldingen.

56 Met deze vraag wordt naar de behoefte aan afbeeldingen gevraagd. Ongeacht het antwoord werd vervolgens aan de participanten gevraagd ook de volgende vragen in te vullen

Hiermee is een controle ingebouwd om te achterhalen welke stappen problematisch zijn volgens de participanten, en of zij denken dat afbeeldingen dit zouden kunnen oplossen. Tijdens de analyse kan vervolgens worden achterhaald of:

- de behoefte aan afbeeldingen overeenkomt met de waardering van de participanten die de afbeeldingen kregen voorgelegd.

- het gebrek aan afbeeldingen als storend (lees: een gemis) wordt ervaren.

De vervolgvragen zijn open vragen met de mogelijkheid om kort en bondig aan te geven waar afbeeldingen worden gemist. Dit bied te participanten de mogelijkheid om iets specifieker antwoord te geven. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de participanten hier een element uit een van de

uitgebreidere stappen aanwijzen, terwijl deze in de oorspronkelijke (en aangepaste) bijsluiter niet is gevisualiseerd.

- Probeer je voor te stellen dat er afbeeldingen worden toegevoegd, waar moet dit volgens jou precies gebeuren?

Deze vervolg vraag op de voorgaande vraag dient duidelijk te maken welke stappen baat zouden hebben bij een afbeelding. De resultaten kunnen worden vergeleken met de vragen naar begrip uit de variant met afbeeldingen.

- Waar kunnen afbeeldingen de uit te voeren handelingen verduidelijken?

Ook deze vraag is een controle op de voorgaande vragen. Waar de vorige vraag moet achterhalen bij welke stappen er afbeeldingen zijn gewenst, dient deze vraag duidelijk te maken welke delen van die stappen gevisualiseerd zouden moeten worden.

- Op welke manier kunnen afbeeldingen de handleiding verduidelijken?

Waar de eerste controlevraag aangeeft waar afbeeldingen worden gemist, en de tweede vraag probeert te achterhalen waar afbeeldingen tot beter begrip zouden leiden, dient deze derde vraag een antwoord te geven hoe de afbeeldingen dit zouden doen. Met andere woorden: wat voor afbeeldingen zouden de participanten voorstellen?

5.1.6 Specifieke vragen: enquête afbeeldingen (bijsluiters 2 en 3) Vraag 67 t/m 71

De volgende set vragen dienen als controle van de rol van de afbeeldingen. Daarnaast moeten deze vragen ook duidelijk maken wat de waardering van de afbeeldingen door de participanten is. Deze set bestaat deels uit stellingen. De keuze hiervoor is opgenomen in de scriptie, hoofdstuk 3.

- Maken de afbeeldingen de tekst duidelijker?

Deze vraag dient de mening van de participanten omtrent de invloed van afbeeldingen op hun begrip te achterhalen. Duidelijker is hier dan ook de geoperationaliseerde term die is verbonden aan de variabele duidelijkheid, maar die vermoedelijk qua invloed doorwerkt op de vermeend begrip.

- Maken de afbeeldingen de tekst overbodig?

Bovenstaande vraag vervuld de rol van controlevraag. Hiermee kan de rol van de afbeeldingen ten opzichte van de tekst worden achterhaald. Het ligt voor de hand dat wanneer een persoon stelt dat

In document Afbeeldingen in bijsluiters Bijlagen (pagina 57-61)