• No results found

Valschheden in bepaald genoemde geschriften

In document SPECIALE DELICTEN UIT (pagina 86-96)

ANDERE VEELVULDIG VOORKOMENDE DELICTEN

D. Valschheden in bepaald genoemde geschriften

De wetgever heeft deze geschriften afzonderlijk genoemd, omdat twijfel kon ontstaan, of ze wel vielen onder de algemeene omschrijving van art. 263, terwijl hij bovendien de daarin bedreigde straf te hoog vond.

Artt. 267 en 268. a. Geneeskundige attesten;

Art. 269. b. Getuigschriften van goed gedrag, bekwaamheid, armoede, gebreken, enz.;

Art. 270. c. Reispassen, veiligheidskaarten, reisorders, toelatingskaarten en vergunningen tot vestiging;

Art. 271. d. Geleidebiljetten voor buffels of runderen (zg. veepassen), die noodig zijn om dat vee van het eene district naar het andere te vervoeren; ze worden afgegeven door districtshoofd of onderdistrictshoofd (Stbl. 1891-142, gew. 1902-449, de strafbepaling is gehandhaafd in art. 6 Inv. Swb. No. 89) ; Art. 274. e. Schriftelijke verklaringen van Inlandsche Ambtenaren omtrent

eigendom van of een ander recht op eenig goed.

In de Inlandsche samenleving wordt aan dergelijke verkla-ringen (z.g. soerat titir, soerat titimongso of soerat keterangan) groote waarde toegekend, hoewel ze op geen enkele verorde-ning berusten en dientengevolge geen wettelijke bewijskracht bezitten. Toch .heeft de wetgever gemeend, valschheid t.o.v.

deze geschriften strafbaar te moeten stellen.

§ 11. Mishandeling en ruwe behandeling van dieren.

Uit den XlVden titel, de Misdrijven tegen de Zeden, bespreken wij alleen de Dierenmishandeling en de misdrijven, betrekking hebbende op Hazardspel; de overige delicten worden geheel voorbijgaan, omdat eene behandeling ervan, hoe nuttig overigens ook, het bestek van dit boekje geheel zou te buiten gaan.

Art. 302. We zijn nog steeds gewoon, dit delict te noemen Dierenmis-handeling, hoewel dat woord na de wijziging bij Stbl. 1924-127 geheel uit het artikel is weggelaten.

Strafbaar is thans:

1°. het zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zoodanig (dus redelijk) doel toelaatbaar is, opzettelijk een dier pijn of letsel veroorzaken of diens gezond-heid benadeelen;

2°. het zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zoodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk een dier, dat geheel of ten deele aan een ander dan den dader toebehoort, onder diens opzicht staat of tot welks onderhoud hij verplicht is, het noodige levensonderhoud onthouden.

De rechter zal in elk bijzonder geval hebben uit te maken, welk doel redelijk is en welke behandeling van een dier ter bereiking van zulk een doel toelaatbaar is.

De straf is gevangenisstraf van ten hoogste 9 maanden of geld-boete van ten hoogste ƒ 300.!

Als bijkomende straf kan verbeurdverklaring van het dier worden opgelegd, indien dit den dader 'toebehoort.

Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.

In art. 540 (zooals gewijzigd bij Stbl. 1924-127) worden allerlei ruwe handelingen jegens dieren, die niet vallen onder de omschrij-ving van art. 302, met straf bedreigd, nl.:

1°. het doen verrichten van arbeid door dieren, welke kennelijk voor hunne krachten te zwaar is;

2°. het onnoodig door dieren op pijnlijke of kwellende wijze doen verrichten van arbeid;

3°. het doen verrichten van arbeid door kreupele, schurftige, gewonde of kenlijk drachtige of zoogende dieren, die wegens den toestand, waarin zij verkeeren, tot dien arbeid ongeschikt zijn;

4°. het noodeloos vervoeren of doen vervoeren van dieren op pijnlijke of kwellende wijze;

5°. het vervoeren of doen vervoeren van dieren zonder hun het noodige levensonderhoud te verschaffen of te doen Verschaffen.

De straf, tegen al deze handelingen bedreigd, is hechtenis van ten hoogste 8 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ 150.

Art. 540.

i

Art. 541. Het volgende artikel bevat eenige overtredingen, alle hierin bestaande, dat iemand door een te jong paard arbeid laat verrichten of het met het moederpaard laat meeloopen.

De tweede alinea's zoowel van artikel 540 als van 541 bevatten speciale recidive-bepalingen.

§ 12. Hazardspel.

Vooral in Indië, waar een groot deel der bevolking zoo goed als niets bezit en dus gemakkelijk tot armoede kan vervallen, is alle spel om geld of andere bezittingen uit een economisch oogpunt af te keuren. Onze wetgever is echter niet zoover gegaan, maar heeft alleen verbodsbepalingen gegeven tegen het zg. Hazardspel, waaronder volgens art.'303 al. 3 verstaan wordt elk spel, waarbij

„in het algemeen", d.i. in hoofdzaak de kans op winst van het toeval afhangt. Een spel blijft hazardspel, ook al wordt de kans op winst grooter tengevolge van meerdere geoefendheid of bedre-venheid van den speler/ Eerst, wanneer bedrebedre-venheid of doorzicht hoofdzaak wordt, zooals bij hombre- of bridgespel, verliest het spel zijn karakter van hazardspel.

In dezelfde 3de alinea van art. 303 breidt de wetgever het begrip Hazardspel nog uit met alle kansovereenkomsten over den uitslag van wedstrijden, zooals het wedden bij stieren-, hanen- of krekel-gevechten en over andere spelen, indien die overeenkomsten niet worden gesloten tusschen de deelnemers zelf, zooals het wedden door middel van een totalisator bij races.

Art. 303. Strafbaar volgens art. 303 is:

het zonder daartoe gerechtigd te zijn:

a. als bedrijf uitoefenen van het opzettelijk aanbieden of gelegen-heid geven tot hazardspel;

Geen onderscheid wordt hier gemaakt, of dit gebeurt in het openbaar of in besloten kring.

Dat het als bedrijf wordt uitgeoefend blijkt meestal uit eene bijdrage van de spelers, hetzij dadelijk bij het binnentreden, hetzij tijdens het spel.

b. opzettelijk deelnemen in eene onderneming, die zich het aanbieden of gelegenheid geven tot hazardspel ten doel stelt;

c. opzettelijk aan het publiek gelegenheid aanbieden of geven

tot hazardspel; '

Niet noodig is, dat dit op eene openbare plaats geschiedt.

Het uitoefenen ais beroep is hier weggevallen, zoodat het in besloten kring aanbieden of geven van gelegenheid tot hazardspel, mits dit niet als bedrijf wordt uitgeoefend, straf-feloos blijft.

d, opzettelijk deelnemen aan eene onderneming, die zich ten doel stelt aan het publiek gelegenheid te bieden of te geven tot hazardspel;

e. deelneming aan hazardspel als beroep uitoefenen (dus het zijn van zg. beroepsspeler).

De woorden „zonder daartoe gerechtigd te zijn" in den aanhef van het artikel zien op de regeling van de Chineesche dobbelspelen (Stbl. 1912—230, gew. en aangev. bij Sbb. 1913

—115, 1914—173 en 292, 1918—160 en 591, 1919—702, 1921—302, 1922—158, 1923—378).

Alleen bij wijze van uitzondering kan in daartoe aangewezen gewesten of gedeelten van gewesten aan „te goeder naam en faam bekende" Chineezen op hun verzoek door het H. v. PI. B.

schriftelijk verlof worden verleend tot het houden van bepaald genoemde Chineesche spelen (z.g. licentie). Voor elk etmaal of gedeelte daarvan, waarvoor verlof is verleend, moet vooraf een vast bedrag in 's Lands kas worden gestort (voor de hoofdplaatsen der gewesten en afdeelingen op Java en Madoera ƒ 100, elders verschillend, nl. 10, 25, 50, 75 of 100 gld.).

De politie heeft vrijen toegang; personen van anderen landaard dan de in de verordering genoemde mogen niet worden toege-laten, evenmin zij, die den leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, opium en sterke drank zijn er verboden, terwijl ook valsch spel en rustverstoring met straf worden bedreigd. (Deze strafbepalingen zijn nog van kracht ingevolge art. 5 Inv. Swb.).

De straffen, tegen overtreding van art. 303 bedreigd, zijn gevan-genisstraf van ten hoogste 2 jaren en 8 maanden of geldboete van ten hoogste ƒ 6000.

Wordt een der in dit art. omschreven delicten in de uitoefening van een beroep uitgeoefend, dan kan ontzetting uit dit beroep als bijkomende straf worden opgelegd.

Art. 542. Het gebruik van eene in strijd met de bepalingen van art. 303 opengestelde gelegenheid tot hazardspel wordt in art 542 als over-treding strafbaar gesteld met geldboete van ten hoogste ƒ 300.

De tweede alinea van het artikel bevat eene speciale recidive-bepaling.

Zie verder nog de in art. 6 Nos. 59 en 68 Inv. Swt>.

gehandhaafde strafbepalingen uit Sbb. 1881—215 (alleen nog van kracht voor de Buitengewesten) en 1883—250.

544. Bij de bespreking van art. 303 werd er reeds op gewezen, dat hanen- en krekelgevechten voor den Inlander eene gereede aanlei-ding zijn om weddenschappen aan te gaan. Daarom worden deze gevechten in art. 544 verboden, indien ze zonder vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur of door dezen aangewezen ambtenaar op of aan den openbaren weg of op eene voor het publiek toegankelijke plaats worden gehouden.

De straf is hechtenis van ten hoogste 6 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ 25.

De tweede alinea van het artikel bevat eene speciale recidive-bepaling bij herhaling binnen het jaar. De straffen kunnen dan worden verdubbeld.

blz.

beleediging van gestelde machten. 55

beschadiging 26 Deelneming aan vereenigingen ... 50

diefstal 1 ,, gekwalificeerde- 4

„ lichte- 7'

„ met geweldpleging 8

„ familie- 10 dierenmishandeling 68 dooding eener vrucht 36

doodslag 33 Kampak = ketjoe (zie rampok). 10

kinderdoodslag 35 lichamelijk letsel (zwaar) 9

losprijsdelicl 31 Mamaq 11 materialen 17 meineed 61

„ aanzetting tot- 62

biz.

openbaar (in het) 45 openbare orde 52 valschheid in geschriften 65

vechterij ." 39

I

i

I

In document SPECIALE DELICTEN UIT (pagina 86-96)