• No results found

De eenvoudige vorm van Valschheid in Geschriften

In document SPECIALE DELICTEN UIT (pagina 83-86)

ANDERE VEELVULDIG VOORKOMENDE DELICTEN

A. De eenvoudige vorm van Valschheid in Geschriften

Art. 263. Elementen:

a. Er moet een geschrift zijn, waaruit eenig recht, eene verbintenis of eene bevrijding van schuld kan ontstaan of dat bestemd is om tot bewijs van eenig feit te dienen;

Zulk een geschrift kan geschreven, getikt of gedrukt zijn.

Eigenlijk drukt de wet zich onjuist uit door te spreken van een recht, dat ontstaat uit een geschrift; dit kan alleen gezegd worden van den wissel en ander handelspapier, andere geschriften zijn zelf geen bronnen voor het ontstaan van rechten, maar bewijsstukken voor de overeenkomsten, waaruit subjectieve rechten voortkomen.

Een geschrift kan alleen bestemd worden om tot bewijs van een feit te dienen door een orgaan van den staat, dat hiertoe bevoegd is verklaard; een particulier, die aan een onder-geschikte opdraagt, een bepaald boek aan te houden, b.v. een betalingsstaat, kan er die bestemming niet aan geven.

Zie over de bewijskracht van geschriften in burgerlijke zaken de artt. 1867—1894 B.W. en 167 vv. l.R. jo. Stbl. 1867—29 en Sbb. 1916—44 jo. 46 en 746.

5

b. dat geschrift moet valsch zijn opgemaakt of later vervalscht;

Zelfs het onderteekenen van een geschrift met den naam van eene niet bestaande firma wordt door den Nederlandschen rechter als valschheid beschouwd.

Onderscheiden wordt eigenlijke of materieele valschheid naast inteilectueele valschheid, hierin bestaande, dat de inhoud van een geschrift geheel of gedeeltelijk in strijd is met de waarheid, b.v. wanneer een ambtenaar in eene akte verklaart, iets zelf te hebben waargenomen, terwijl hij dit van anderen heeft gehoord of dat een bepaald persoon op een door hem aangeduid tijdstip in zijn kantoor is verschenen, terwijl hij hem werkelijk den vorigen dag op eene geheel andere plaats heeft ontmoet.

Volgens sommigen heeft art. 263 alleen het oog op de mate-rieele valschheid; Prof. Simons, Noyon en ook Mr. Cassuto brengen inteilectueele valschheid er wel onder, echter alleen, indien het geschrift bewijskracht heeft t.a.v. de feiten, waarin de inteilectueele valschheid is gepleegd.

c. het oogmerk bij den dader om het valsch opgemaakte of ver-valschte geschrift als echt en onvervalscht te gebruiken of te doen gebruiken;

Dit oogmerk behoeft echter niet gericht te zijn op het bedriegen en benadeelen van een ander.

d. uit het gebruik van het geschrift moet nadeel hebben kunnen voortkomen.

Niet noodig is dus, dat er werkelijk nadeel is toegebracht of dat de dader dit heeft kunnen voorzien.

De straf is gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaren, terwijl als bijkomende straf ontzetting van de in art. 35: 1-4 vermelde rechten kan worden uitgesproken (art. 276).

De tweede alinea van art. 263 bedreigt met dezelfde straf het opzettelijk gebruikmaken van het valschelijk opgemaakte of ver-valschte geschrift, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.

Uit de plaatsing van het woordje „opzettelijk" blijkt, dat de gebruiker bekend moet zijn geweest met de valschheid van het stuk en dit moet hebben gebruikt als middel om den ander, tegenover wien hij het heeft aangewend, te misleiden.

Art. 264. B. Zooals boven reeds werd gezegd, bevat het volgende artikel eenige gekwalificeerde vormen van Valschheid in geschriften. De bedreigde gevangenisstraf wordt tot 8 jaren verhoogd, indien de valschheid is gepleegd t.a.v. of opzettelijk gebruik is gemaakt van valsche of vervalschte:

1°. authentieke akten (zie art. 1868 B.W.),

2°. schuldbrieven of certificaten van schuld van een staat, eene kolonie, provincie, gemeente, enz.,

3°. aandeelen, schuldbrieven (obligaties) of certificaten hiervan van eene vereeniging, stichting of vennootschap,

4°. talons, dividend- of rentebewijzen, behoorende bij de onder 2° of 3° genoemde geschriften of de daarvoor in de plaats uitgegeven recepissen,

5°. voor omloop bestemd crediet- of handelspapier.

Hieronder vallen wissels, orderbriefjes, maar ook bankbil-jetten van Indische en vreemde banken.

Art. 265. Wegens de belangrijke rol, die vooral in N. I. de bankbiljetten der Javasche Bank als wettig betaalmiddel spelen, wordt valsch-heid hierin en het opzettelijk gebruikmaken van zulke valsche biljetten in art. 265 met dezelfde straf bedreigd als de munt-misdrijven van artt. 244 en 245, nl. gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren.

Zoo ook komt art. 272 overeen met artt. 247 en 273 met 249.

Art. 275. Het in art. 275 omschreven misdrijf werd reeds vroeger be-sproken.

Art. 266. C. Valsche Opgave in eene Authentieke Akte.

Elementen:

a. een ambtenaar maakt eene authentieke akte op (d.i. eene akte, die in wettelijken vorm door of voor den ter plaatse bevoegden ambtenaar wordt verleden) ;

b. de dader doet in die akte eene valsche opgave opnemen;

c. deze valsche opgave heeft betrekking op een feit, dat door de akte kan worden bewezen;

Het is dus van het grootste gewicht, vast te stellen, wat precies door eene authentieke akte wordt bewezen. Eigenlijk kan ze alleen vaststellen de feiten, die door den ambtenaar zelf zijn waargenomen d.i. dus in ihet geval hier bedoeld welke opgaven hem zijn gedaan. Eene geboorteakte bewijst echter niet alleen, dat iemand opgave heeft gedaan van de geboorte van een kind, maar ook, dat die geboorte werkelijk op tijd en plaats, als is opgegeven, heeft plaats gehad, totdat de onjuistheid der opgave is bewezen. Zoo wordt ook meestal aangenomen, dat eene koopakte het feit van den koop bewijst en de door partijen overeengekomen koopprijs (behoudens tegenbewijs).

d. de dader moet het oogmerk hebben om de akte te gebruiken of te doen gebruiken, als ware ze overeenkomstig de waarheid opgemaakt;

e. uit dat gebruik moet nadeel kunnen voortkomen.

De straf is gevangenisstraf van ten hoogste 7 jaren.

Voor de bijkomende straf zie art. 276.

De tweede alinea van art. 266 bedreigt dezelfde straf tegen het opzettelijk gebruik maken van zulk eene na opneming der valsche opgave ontstane akte, als ware de inhoud overeenkomstig de waarheid, mits bewezen worde, dat uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.

In document SPECIALE DELICTEN UIT (pagina 83-86)