• No results found

Delicten tegen eene levende vrucht

In document SPECIALE DELICTEN UIT (pagina 54-58)

DELICTEN TEGEN LEVEN, PERSOON EN GEZONDHEID

MISDRIJVEN TEGEN HET LEVEN

B. Delicten tegen eene levende vrucht

Deze artikelen onderscheiden alle tusschen afdrijving en dooding eener vrucht; algemeen wordt aangenomen, dat uit de plaatsing dezer artikelen onder de misdrijven tegen het leven volgt, dat met het tweede bedoeld wordt het dooden van eene levende vrucht, zoolang deze zich nog bevindt in het lichaam der moeder en met het eerste het doen geboren wiorden eener nog onvoldragen, doch levende vrucht. De algemeene naam is abortus.

Er wordt 'Opzet geëischt, terwijl uit de plaatsing van het woordje

„opzettelijk" in de artikelen vooraan volgt, dat het opzet gericht moet zijn geweest op de afdrijving of het dooden van de vrucht.

Wie derhalve eene vrouw slaat zonder te weten, dat ze zwanger isi; zal, ook indien de mishandeling miskraam of ontijdige bevalling tengevolge heeft, niet aan het in art. 347 genoemde misdrijf schuldig kunnen worden verklaard.

Het bewijs, dat de vrucht geleefd heeft, is meestal niet te leveren.

Daarom is in het Swb, in navolging van het Nederlandsche art.

299 opgenomen, dat strafbaar stelt „het opzettelijk in behandeling nerrten van eene vrouw of haar eene behandeling doen ondergaan, daarbij te kennen gevende of de verwachting opwekkende, dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord."

Een groot onderscheid maakt het verder, of het feit gepleegd is met of zonder de toestemming der vrouw, terwijl het veroor-zaken van den dood der vrouw als eene verzwarende omstandig-heid geldt.

Indien de vrucht reeds dood was, is de afdrijving niet strafbaar, omdat het verwijderen van eene doode vrucht uit het moederlichaam noodzakelijk is voor hare gezondheid.

Artt. 346 t/m 349.

Ook indien de afdrijving of dooding eener levende vrucht noodzakelijk is om het leven der vrouw te redden, is zij zelf, dan wel haar medeplichtige niet strafbaar (overmacht).

Kan echter bewezen worden, dat dooding of afdrijving der vrucht niet noodig was en is ze veroorzaakt door een genees- of verlos-kundige, dan wel een apotheker, dan zullen de in artt. 346, 347 en 348 bedreigde straffen t. a. v. deze personen met een derde worden verhoogd (art. 349).

De reden dezer strafverzwaring is natuurlijk, dat de hier genoemde personen hunne wetenschappelijke kennis misbruiken voor een misdadig doel.

Art. 350. Het slotartikel 350 bepaalt eindelijk, dat t.a.v. den schuldige aan de in artt. 338-340, 344, 347 en 348 omschreven misdrijven de bijkomende straffen van ontzetting der in art. 35: l°-5° vermelde rechten kunnen worden uitgesproken.

TITEL XX.

MISHANDELING.

Artt. 351 De wet omschrijft niet, wat onder Mishandeling moet worden t/m 355. verstaan, dit wordt dus overgelaten aan den rechter.

In Nederland wordt algemeen aangenomen, dat de elementen zijn:

a. opzet, gericht op de andere elementen, b. een ander persoon,

c. eene handeling, die pijn of lichamelijk letsel van dien ander tengevolge heeft gehad.

Het veroorzaken van pijn of lichamelijk letsel met het doel, eenig geoorloofd doel te bereiken, dus b.v. als tuchtmiddel of ter genezing eener ziekte, is derhalve geen Mishandeling. Zoodra echter een tuchtmiddel in zoo hevige mate wordt aangewend, dat het niet meer evenredig is aan het te bereiken doel, dan herneemt het weer het strafbare karakter van Mishandeling.

De strafbaarheid hangt af van de gevolgen, die al of niet beoogd door de handeling zijn veroorzaakt. Vandaar, dat de wet onder-scheidt Mishandeling, Lichte en Zware Mishandeling en verder als verzwarende omstandigheden aanneemt, dat zwaar lichamelijk letsel (zie art. 90), dan wel de dood het gevolg is geweest.

Ook maakt het onderscheid, of met gewoon opzet dan wel met voorbedachten rade is gehandeld (verg. de opmerking bij art. 340).

In art. 352 wordt de omstandigheid, dat de mishandeling geen ziekte of verhindering in de uitoefening van gewone dagelijksche bezigheden tengevolge heeft, als eene verlichtende aangenomen.

Uitdrukkelijk wordt gezegd, dat poging tot Mishandeling en tot Lichte Mishandeling niet strafbaar is (artt. 351 al. 5 en 352 al. 2).

Dit is gedaan om te voorkomen, dat het enkel opheffen van de hand om een ander eene klap te geven als poging tot Mishandeling zou worden vervolgd. In de praktijk maakt deze uitsluiting van strafbaarheid nu echter dikwijls, dat zeer afkeurenswaardige en onrechtmatige handelingen straffeloos moeten blijven.

B.v. A. werpt met een steen naar B, doch, doordat deze op zij springt, wordt hij niet getroffen. Indien opzet om te dooden niet is te bewijzen, zal het feit ongestraft moeten blijven, omdat nooit kan worden bewezen, dat het opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Wel is in Nederland in een geval, dat op een afstand van 15 M. met een met hagel geladen jachtgeweer op iemand was geschoten, doch gemist, door den rechter beslist, dat uit de omstandigheden, waaronder het feit had plaats gehad, kon worden afgeleid, dat de dader het toebrengen van hoogst ernstig lichamelijk letsel had gewild.

Art. 356. In drie gevallen kunnen de in de vorige artikelen bedreigde straffen met een derde worden verhoogd, nl.:

1°. indien de Mishandeling of Zware Mishandeling is gepleegd tegen de moeder, den wettigen vader, de(n) echtgenoot(e) of het kind (wettig of onwettig) van den dader;

Dit is een persoonlijke omstandigheid, die ingevolge art. 58 alleen geldt t.a.v. hen, die ze persoonlijk betreft. Onder moeder moet ta.v. Europeanen zoowel de wettige als de natuurlijke worden verstaan, omdat het feit van de afstamming hier de verzwaring meebrengt. Om dezelfde reden wordt hier alleen de wettige vader genoemd, omdat t.a.v. den vader, die een natuurlijk kind als het zijne heeft erkend, die afstamming heelemaal niet vaststaat.

Voor de Inlanders, die deze onderscheiding niet kennen, wordt door art. 91 al. 3 en 4 met vader gelijkgesteld ieder, die een met de vaderlijke overeenkomende macht uitoefent, (b.v. de mamaq bij de Menangkabauers) en met kind ieder, die staat onder eene met de vaderlijke overeenkomende macht.

2 ° . indien de M i s h a n d e l i n g of Z w a r e ' M i s h a n d e l i n g is g e p l e e g d

tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de recht-matige uitoefening zijner bediening;

Blijkens de redactie geldt deze en de sub 3° genoemde ver-zwaring in tegenstelling met de vorige t.o.v. alle deelnemers.

De dader moet geweten hebben, dat hij een ambtenaar

mishan-delde, de ambtenaar geniet alleen deze bijzondere bescherming, wanneer hij op rechtmatige wijze zijn ambt uitoefent, ook al is hij niet in functie (verg. art. 316), maar de dader behoeft zich niet bewust te zijn geweest van die rechtmatige uitoefening.

3°. indien de Mishandeling of Zware Mishandeling is gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schade-lijke stoffen.

Uit de redactie volgt, dat Mishandeling moet hebben plaats gehad, dat dus pijn of letsel is toegebracht, het toedienen dezer stoffen alleen kan dus alleen als poging tot dit verzwaarde misdrijf worden gestraft.

Een afzonderlijk delict Vergiftiging kent ons Swb. niet in tegenstelling met de vorige Wetboeken, die reeds het toedienen van een doodelijke dosis van eenig vergift, ook al had dit verder geen gevolg, met de doodstraf bedreigde (artt. 216 en 217 E, 217 en 218 1).

Art. 358. Wanneer een aantal personen onverwacht op een of meer anderen zijn aangevallen, dan wel een aantal personen met elkaar gevochten hebben, is het meestal zeer moeilijk vast te stellen, wie de dikwijls ernstige verwondingen hebben toegebracht. Om nu te voorkomen, dat zulke gevallen, die op zichzelf daden vormen, die strijdig zijn met eene goede rechtsorde, ongestraft zouden blijven, stelt art.

358 strafbaar het opzettelijk deelnemen aan zulk een aanval of vechterij, wanneer deze zwaar lichamelijk letsel dan wel den dood van een of meer personen tengevolge heeft gehad en wel

respectie-velijk met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en acht maanden en vier jaren.

Ook hier hangt de zwaarte der straf weer af van den ernst der gevolgen, onverschillig of de deelnemer hieraan schuld heeft gehad.

Wel blijft ieders strafrechtelijke verantwoordelijkheid bestaan ten opzichte van die feiten, waarvan bewezen kan worden, dat hij ze heeft gepleegd.

Het woord deelneming heeft hier niet de ruime beteekenis, die het heeft in den Vden titel van het Ie Boek; het beteekent hier alleen het zelf een werkzaam deel nemen in de geweld-dadigheden, dan wel anderen daartoe aanvuren.

Strafbaar is het deelnemen als zoodanig, zoodat zij, die opgehouden hebben met vechten, voordat het lichamelijk letsel of de dood was toegebracht, niettemin strafbaar blijven.

Uit de plaatsing van dit delict in den titel van de Mishan-deling volgt, dat, indien slechts één der deelnemers zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, deze zelf niet strafbaar is, zijn er echter meer zwaar gewonden, dan zijn alle deelnemers, ook dezen strafbaar.

TITEL XXI.

VEROORZAKEN VAN DEN DOOD OF

In document SPECIALE DELICTEN UIT (pagina 54-58)