• No results found

10.1. Gegevens

We konden beschikken over de gegevens die gebruikt werden voor het opstellen van de meest recente verspreidingsatlas voor Vlaanderen (VANDELANNOOTE et al. 1998). Deze gegevens werden door meerdere instellingen en met gebruik van uiteenlopende methoden verzameld tijdens de periode 1983-1998 (zie gedetailleerde beschrijving in VANDELANNOOTE et al. (1998). Vrijwel steeds betreft het

afvissingen m.b.v. elektrische visvangst van een traject van een waterloop. De ligging van deze trajecten werd op kaart ingetekend als “vangstpunten”.

Er waren gegevens beschikbaar voor een totaal van 1102 trajecten verspreid over gans Vlaanderen. Hiervan lagen er 239 (21,7%) in de provincie Limburg.

Bij de verwerking van deze gegevens werd het traject als eenheid van bemonstering weerhouden. Er werd dus geen omzetting gemaakt naar een karteringsraster, omdat dit voor vissen die gebonden zijn aan waterlopen, noch opportuun, noch noodzakelijk lijkt. Er werd dus nagegaan welk percentage van het aantal vangsttrajecten waarin een soort in Vlaanderen werd aangetroffen, gelegen waren in de provincie Limburg.

10.2. Prioritaire soorten

Tabel 11.1. geeft de samenvatting van de vissen en rondbeksoorten in Vlaamse beken en rivieren, die werden gevangen in de periode 1983-1998. In totaal werden 42 soorten aangetroffen. Van 22 soorten bevonden zich aantoonbaar méér waarnemingspunten in Limburg (33% of Chi²). De Rode lijst van Vlaanderen werd ontleend aan VANDELANNOOTE et al. (1998). Enkele vissoorten konden, door een gebrek aan gegevens, niet worden ingedeeld in één van de Rode Lijstcategorieën. In stromende wateren zijn deze soorten zeldzaam tot zeer zeldzaam, terwijl ze waarschijnlijk talrijker zijn in allerlei stilstaande waters (vijvers, kanalen). Vermits stilstaande waters op het ogenblik van het verschijnen van de recentste Vissenatlas (VANDELANNOOTE et al., 1998) nog onvoldoende geïnventariseerd waren, werden de bedoelde soorten gecatalogeerd onder “Onvoldoende gekend”. Hierbij vermeldden de auteurs echter wél de vermoedelijke status van de soorten op basis van de gekende gegevens van het ogenblik. In de tabel wordt dit aangegeven door het Rode Lijstsymbool tussen haakjes.

Voor vissen is, naast de eventuele vermelding op de lijsten van internationale conventies, ook het Vangverbod volgens de Wet op de Riviervisserij (Besluit van de Vlaamse Executieve van 20/5/92) van toepassing. Een aantal rondbek- en vissoorten genieten volgens deze wet volledige bescherming: zij worden in de tabel aangeduid onder de kolom “Vangverbod”. Anderzijds geldt voor een aantal soorten een minimum vangstmaat onder dewelke de dieren onmiddellijk moeten worden teruggezet. In de tabel worden deze minimum maten (in cm) aangegeven. Tenslotte bepaalt deze wet ook wanneer een totaal vangverbod geldt voor de verschillende vissoorten. Deze ”sperperiodes”, die bepaald werden op basis van de voortplantingsperioden van de soorten, worden niet in de tabel weergegeven.

Tabel 10.1 Lijst van de Vlaamse beek- en riviervissen gerangschikt volgens het procentueel aantal bewoonde vangsttrajecten gelegen in Limburg (in afnemende volgorde).

Nederlandse Naam Wetenschappelijke Naam SLim SVl % SLim Sign RLVl Bern HRL

Vang-verbod

min. maten

Barbeel Barbus barbus 4 4 100 *** Z 5 40

Sneep Chondrostoma nasus 6 6 100 *** Z 3 30

Elrits Phoxinus phoxinus 4 4 100 *** Z

Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis 5 7 71 *** (MUB) 3 2 *

Regenboogforel Oncorhynchus mykiss 7 10 70 *** (uith.) 25

Amerikaanse Hondsvis Umbrea pygmaea 59 99 60 *** (uith.)

Beekprik Lampetra planeri 37 63 59 *** K 3 2 *

Beekforel Salmo trutta fario 15 27 56 *** Z 25

Zonnebaars Lepomis gibbosus 59 119 50 *** MNB

Kopvoorn Leuciscus cephalus 15 40 38 * Z 25

Serpeling Leuciscus leuciscus 15 41 37 * Z 25

Grondel Gobio gobio 100 279 36 *** MNB

Amerikaanse Dwergmeerval Ictalurus nebulosus 29 81 36 ** (uith.)

Blauwbandgrondel Pseudorasbora parva 25 70 36 ** (uith.)

Goudvis Carassius auratus auratus 3 9 33 MNB

Kroeskarper Carassius carassius 5 15 33 (Z)

Bermpje Noemacheilus barbatula 79 238 33 *** MNB *

Zeelt Tinca tinca 42 141 30 ** MNB 25

Rietvoorn Scardinius erythrophtalmus 56 193 29 ** MNB 15

Giebel Carassius auratus gibelio 55 190 29 ** MNB

Winde Leuciscus idus 13 45 29 (Z) 25

Vetje Leucaspius delineatus 11 39 28 (Z) 3

Alver Alburnus alburnus 9 32 28 MNB

Blankvoorn Rutilus rutilus 96 351 27 * MNB 15

Tiendoornige Stekelbaars Pungitius pungitius 97 367 26 * MNB

Baars Perca fluviatilis 62 247 25 MNB

Aal/Paling Anguilla anguilla 63 265 24 MNB 25

Driedoornige Stekelbaars Gasterosteus aculeatus 125 548 23 MNB

Karper Cyprinus carpio 36 162 22 MNB 30

Snoek Esox lucius 25 116 22 MNB 45

Bittervoorn Rhodeus sericeus amarus 7 33 21 (Z) 3 2 *

Brasem Abramis brama 18 101 18 MNB

Bliek/Kolblei Blicca bjoerkna 11 65 17 MNB

Pos Gymnocephalus cernua 4 36 11 MNB

Rivierdonderpad Cottus gobio 5 50 10 Z 2 *

Snoekbaars Stizostedion lucioperca 3 34 9 MNB 40

Kleine Modderkruiper Cobitis taenia 1 47 2 Z 3 2 *

Atlantische Steur Acipenser sturio 0 1 0 U 2 2 + 4 *

Spiering Osmerus eperlanus 0 8 0 Z

Bot Platichthys flesus flesus 0 15 0 Z

Dikkopje Pomatoschistus minutus 0 8 0 3

Prioritaire soorten zijn: Barbeel, Sneep, Elrits, Grote Modderkruiper, Beekprik, Beekforel,

Kopvoorn, Serpeling en Kroeskarper.

We beschouwen bij vissen ook de soorten die “Zeldzaam” zijn op de Rode Lijst van Vlaanderen. De Amerikaanse dwergmeerval en de Amerikaanse hondsvis worden in Vlaanderen als inheems beschouwd (reeds meer dan 50 jaar in Vlaanderen gevestigd en succesvol voortplantend). Bovendien worden beide soorten op de rode lijst als “Zeldzaam” aangegeven. Vermits het hier echter om exoten gaat, nemen wij voor onze opzet, deze soorten niet in beschouwing (in tabel aangegeven als uitheems).

10.3. Soortbesprekingen

De omschrijvingen van biotoop en verspreidingsgebied werden overgenomen uit VANDELANNOOTE et al. (1998). Voor meer gedetailleerde beschrijvingen verwijzen we dan ook naar deze verspreidingsatlas. De soorten worden besproken volgens de verspreidingskaartjes die, gegroepeerd per 2 of 3 soorten, werden opgemaakt.

10.3.1. Barbeel (Barbus barbus)

Biotoop

De Barbeel is een bodemvis, die overdag verscholen leeft. Hij is namelijk vooral tijdens de schemering actief. Het is de kensoort voor de “barbeelzone”: hij komt alleen voor in koele, heldere, zuurstofrijke rivieren met een grindbodem. Zijn verspreiding wordt beperkt door zowel te hoge als door te lage stroomsnelheden. Zout water wordt weinig getolereerd.

Verspreiding

Europa: De Barbeel komt voor op het ganse Iberische Schiereiland, in het oosten van Engeland en in

West- en Centraal-Europa. Hij ontbreekt in Ierland, Schotland en Scandinavië. De meeste populaties zijn bedreigd (LELEK, 1980).

Vlaanderen: Eind jaren ’80 werd de Barbeel enkel aangetroffen in de Berwijn (Voerstreek), waar enkele

exemplaren van een 25-tal centimeter gevangen werden. Tien jaar later kon enkel met zekerheid de aanwezigheid van Barbeel in de Grensmaas vastgesteld worden (figuur 11.1).

Bedreigingen en Bescherming

De toegenomen vervuiling en het verlies aan fysische kwaliteit hebben in het recent verleden geleid tot het verdwijnen van het merendeel van onze Barbeelpopulaties. De restpopulatie in de Grensmaas dient dringend beschermd te worden. Kanalisatiewerken en ontgrindingen van de Maas en zijn zijriviertjes vormen echter een nog steeds een bedreiging.

Het herstel van uitgestorven Barbeelpopulaties in vroegere vindplaatsen is enkel mogelijk na de sanering van de vervuilingsbronnen en van de teloor gegane fysische kwaliteit. Bovendien zal een vrije verbinding tussen de Maas en haar zijrivieren dienen hersteld te worden (migratiebarrières overbrugbaar

maken voor voortplantingsmigratie). De vraag is of deze overbruggingen voldoende zullen zijn, vermits stuwen hoe dan ook het natuurlijk verval en verloop van een rivier verstoren.

Barbeel wordt in Wallonië met succes gekweekt ten behoeve bepotingen. De kweek zou ook in Vlaanderen kunnen aangevangen worden.

Specifiek voor deze soort lijkt het bovendien aangewezen het vissen in Vlaanderen te verbieden door aanpassing van de Riviervisserijwet : vissers zijn namelijk in staat om grote delen van de jaarlijkse productie af te vangen. Momenteel geldt een meeneemverbod van exemplaren kleiner dan 40 cm (voor 1992 was dit 30 cm).

10.3.2. Grote Modderkruiper (Misgurnus fossilis)

Biotoop

De Grote modderkruiper is een typische bewoner van traagstromende tot stilstaande wateren met een dikke modderlaag, veel plantenresten en detritus. Hij komt vooral voor in een voedsel- en plantenrijk water.

Verspreiding

Europa: De Grote modderkruiper komt voor van Noordoost-Frankrijk tot in het bekken van de Volga in

het oosten. Hij is niet aanwezig in Scandinavië en de stromen, die in de Middellandse zee uitmonden.

Vlaanderen: Vlaanderen ligt op de westelijke grens van het verspreidingsgebied van de Grote

modderkruiper. Terwijl de soort begin vorige eeuw nog werd aangetroffen in de Schelde en haar zijrivieren, de Leie, het kanaal Gent-Terneuzen en de IJzer te Diksmuide, werd de Grote Modderkruiper eind jaren ’90 nog slechts op enkele punten aangetroffen. Hij bleek voor te komen in geringe densiteiten in sloten gelegen in de alluviale vlakte van de Demer (figuur 11.1). Er werd ook een exemplaar

aangetroffen in Oost-Vlaanderen (Lieve te Waarschoot). In ieder geval is de Grote Modderkruiper veel zeldzamer dan uit oude referenties kan worden afgeleid. Poldergrachten, plassen, afgesneden

riviermeanders en vijvers, watertypen waar we Grote modderkruiper kunnen verwachten, werden echter niet systematisch afgevist tijdens deze inventarisatie.

Bedreigingen en Bescherming

Het vissen op de Grote modderkruiper in Vlaanderen is gedurende het hele jaar door verboden (Wet op de Riviervisserij).

Deze soort is waarschijnlijk sterk aan het achteruitgaan. De voorkeursbiotopen zijn vergiftigd door industriële en huishoudelijke afvalwaters. Daarnaast zijn de meeste moerassen, overstromingsvlakten en dode rivierarmen drooggelegd of gedempt. De kleine riviertjes met nog goede waterkwaliteit waar de Grote modderkruiper zou kunnen voorkomen, worden doorgaans regelmatig “geruimd” of werden rechtgetrokken, zodat de plaatsen met geen of weinig stroming en slibafzetting verdwenen zijn. Het herstel van deze soort is enkel mogelijk, indien de grote rivieren terug een aanvaardbare waterkwaliteit krijgen. Daarenboven moeten de laatst overgebleven biotopen, waarin de Grote

verband merkt LELEK (1980) op dat de Grote modderkruiper indirect profiteert van

beschermingsmaatregelen in vogelreservaten. Verder stelt PHILIPPART (1983) voor de Grote

modderkruiper te introduceren in nieuwe potentiële biotopen. Nu gebleken is dat deze soort redelijk gemakkelijk kan gekweekt en opgekweekt worden in kunstmatige omstandigheden, kan herintroductie overwogen worden.

10.3.3. Beekprik (Lampetra planeri)

Biotoop

De Beekprik en de Rivierprik zijn nauw verwant: ze zouden slechts ten tijde van de laatste ijstijden als aparte soorten gedivergeerd zijn. Ze lijken dan ook sterk op elkaar. Hierna behandelen we enkel de Beekprik.

De paaiplaatsen zijn gelegen in de midden- en bovenlopen van rivieren met een substraat bestaande uit grof zand en/of kiezel. De Beekprik maakt een ovaal nest, waarin soms tot 30 dieren in paaien. De eitjes worden bedekt met een laagje substraat. Uitgekomen larven verlaten na 5 dagen het nest en graven zich in stroomafwaarts gelegen slijkafzettingen in. De larven bewonen bij voorkeur kale trajecten en voeden zich vooral met detritus en algen (diatomeeën). Volwassen Beekprikken hebben geen volledige opening tussen keel en slokdarm en eten na hun metamorfose dus vermoedelijk niet meer. Na de voortplantingsperiode sterven de volwassen prikken snel.

Verspreiding

Europa: De Rivierprik komt voor in geheel West-Europa, van Zuid-Noorwegen tot het westelijk gelegen

deel van de Middellandse Zee, alsook in het noordelijk deel van de Stille Oceaan. De verspreiding van de Beekprik is ongeveer dezelfde, alhoewel hij minder zuidelijk en meer stroomopwaarts in de rivieren voorkomt. In tegenstelling tot de Rivierprik komt de Beekprik niet voor in zeeën.

Vlaanderen: De Beekprik kwam midden 19de eeuw voor in de Schelde en in de zijrivieren van de Maas.

Begin vorige eeuw zou deze soort nog zijn aangetroffen in de Maas (en zijrivieren) en ook in enkele zijrivieren van de Schelde, de Dijle en de Demer. Momenteel komt de Beekprik nog voor in een beperkt aantal Vlaamse boven- en middenlopen. Zijn hoofdverspreidingsgebied is gesitueerd in beken die ontspringen op de rand van het Kempisch hoogplateau. De beken gelegen ten westen van dit plateau behoren tot het stroomgebied van de Schelde, t.w. in de bekkens van de Kleine Nete (in de Desselse Nete), van de Grote Nete (in zijn middenloop en zijn zijlopen, de Asbeek en de Balense Gracht) en van de Demer (in de Laambeek en de Zwarte Beek, evenals in het bovenlopenstelsel van de Demer te Zutendaal: Bezoensbeek, Zutendaalbeek, Munsterbeek). De Beekprik komt ook voor in de beken rond het Kempens plateau die behoren tot het stroomgebied van de Maas, nl. in de bekkens van de

Warmbeek (Oude Beek), de Aabeek (in de Aabeek zelf en in de Bullenbeek), de Itterbeek (in de Itterbeek zelf) en van de Zijpbeek (in de Zijpbeek en de Asbeek). Ook in enkele beken gelegen juist boven de taalgrens werd eind jaren ‘90 nog Beekprik gevangen: in de Voer (Maasbekken), de

die deel uitmaakt van het bekken van de Boven-Scheldebekken (in de Dorenbosbeek, maar vooral in de Verrebeek) (figuur 11.1).

Bedreigingen en Bescherming

Gezien het belang van een bepaald substraattype voor de voortplanting en voor het larvenstadium van de prikken is de achteruitgang van de fysische kwaliteit bijzonder nadelig. Ruimingen en rechttrekkingen van beken moeten bijgevolg volledig gemeden worden in prikbeken. Bovendien doodt de organische vervuiling vooral de in de bodem levende larven. De waterkwaliteit van de laatste prikbeken moet het ganse jaar door uitstekend zijn; overstortingen kunnen er niet toegelaten worden.

Zowel de beek- als de Rivierprik zijn volledig beschermd door de Riviervisserijwet en door het Verdrag van Bern. Bovendien kregen de meeste prikbeken de functietoekenning ‘Viswater’, hetgeen inhoudt dat hun waterkwaliteit maximaal gegarandeerd wordt.

De decompartimentering van de Maas en van de grote bijrivieren van de Schelde kan het spontaan herstel van de Rivierprikpopulaties bespoedigen. Maar ook migratiebarrières in de paaigebieden gelegen in de midden- en bovenlopen moeten opgeheven worden.

Kunstmatige herintroductie van de Beekprik behoort voorlopig niet tot de mogelijkheden wegens hoge mortaliteit van artificieel gekweekte dieren.

Figuur 10.1 Ligging van de vangsttrajecten in de provincie Limburg waar de aanwezigheid van de Barbeel (rood), Grote

modderkruiper (groen) en Beekprik (blauw) werd vastgesteld (naar VANDELANNOOTE et al. 1998). # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # #

10.3.4. Sneep (Chondrostoma nasus)

Biotoop

De Sneep is een schoolvis. Hij verkiest snelstromende rivieren van de barbeel- en vlagzalmzone met een hoog zuurstofgehalte. Hij komt ook voor in rivieren van de beneden-forelzone en in sommige meren, maar nooit in brakwater.

Verspreiding

Europa: Opvallend is de afwezigheid van de Sneep in het bekken van de Elbe, ten zuiden van de Alpen,

Griekenland en het Iberisch schiereiland. Ook in Groot-Brittannië, Ierland en Scandinavië komt hij niet voor.

Vlaanderen: Vroeger kwam de Sneep zeer algemeen voor in de bekkens van de Maas en Moezel (DE

SELYS-LONGCHAMPS, 1842) en in het Kempisch kanaal bijna tot in Antwerpen (GENS, 1885). In het Schelde- of het IJzerbekken kwam de Sneep nooit voor. Recent werd de Sneep in Vlaanderen (zoals in Nederland) enkel in de Maas plaatselijk algemeen aangetroffen (figuur 11.2). Daarnaast werd hij ook aangetroffen in twee van zijn zijriviertjes, nl. in de Zanderbeek en in de Berwijn. Eind jaren ’80 werd de Sneep ook gevangen in de Vrietselbeek (BRUYLANTS et al., 1989).

Bedreigingen en Bescherming

Uit zijn ecologische eisen (riviertjes met grindbodem) en uit zijn historische verspreiding volgt dat de Sneep nooit algemeen voorkwam in Vlaanderen. Enkele Vlaamse zijriviertjes van de Maas die wel een geschikt biotoop vormen voor de soort zijn óf te vervuild óf van de Maas afgesloten door stuwen, zodat de Sneep hier niet kan migreren.

De Sneep is zoals vele vissoorten vooral bedreigd door watervervuiling en migratiebarrières.

Lozingspunten op de laatste locaties waar Sneep nog voorkomt, dienen binnen de kortst mogelijke tijd te verdwijnen en migratiebarrières ongedaan gemaakt. Daarnaast zouden een aantal Limburgse riviertjes (v.b. Aabeek en de Itterbeek) terug bereikbaar kunnen gemaakt worden voor de Sneeppopulaties, door stuwen te voorzien van vistrappen of een aantal stuwen af te breken om het natuurlijk verval van de beek te herstellen. Ook de habitat binnen deze riviertjes dient te worden verbeterd.

De Sneep is opgenomen in Bijlage III van het Verdrag van Bern, maar wordt niet rechtstreeks beschermd door de Wet op de riviervisserij. Als wettelijke bescherming geldt de minimum meeneemmaat van 30 cm; vóór 1992 mocht de soort vrij van maat gevangen worden.

10.3.5. Kroeskarper (Carassius carassius)

Biotoop

De Kroeskarper is een soort van stilstaand, plantenrijk water. In de huidige rivieren zal hij slechts zelden voorkomen, behalve in afgesneden rivierarmen of in traagstromende gedeeltes. Hij is dus kenmerkend voor de brasemzone. Het is een zeer resistente soort, die extreme milieuomstandigheden kan overleven (pH tot 4,5, zuurstofverzadigingen tot 10 %, hoge temperaturen, enz ...).

Verspreiding

Europa: De Kroeskarper komt voor van Spanje tot Siberië (bekken van de Lena). In het noorden is hij

aanwezig tot in Scandinavië en Schotland, in het zuiden tot in Turkije. Ten zuiden van het Po-bekken en in het Rhône-bekken ontbreekt hij echter.

Vlaanderen: Het is moeilijk uit te maken of de Kroeskarper in Vlaanderen een bedreigde soort is, daar hij

waarschijnlijk nooit talrijk is aangetroffen in stromende wateren. Tijdens inventarisatie voor de laatste vissenatlas werd de Kroeskarper nog enkel aangetroffen in de Beneden-Zeeschelde, de Mark en Zwarte Beek en nooit in grote aantallen (figuur 11.2). Deze soort is waarschijnlijk veel algemener in kanalen en vijvers. Opvallende verschillen in verspreiding van deze soort in diverse rapporten hebben te maken met gebruikte taxonomie. Vroeger werden Kroeskarper en giebel als behorende tot eenzelfde soort en worden ze nu als afzonderlijke soorten beschouwd.

Bedreigingen en Bescherming

De eerste oorzaak van de achteruitgang van de rivierpopulaties van deze soort ligt waarschijnlijk in het vernietigen van zijn voorkeursbiotoop. Ondiepe, plantenrijke plassen, moerassen en dode rivierarmen worden in toenemende mate drooggelegd. Daarnaast worden de riviertjes, waar nog een rijke

plantengroei voorkomt, vaak meerdere malen per jaar geruimd.

De waterkwaliteit is gezien de resistentie van deze soort waarschijnlijk enkel bij extreme vervuiling belangrijk. De bescherming en het eventueel herstel van specifieke biotopen in bepaalde riviertrajecten, (vb. door herincorporatie van oude meanders) is de meest zinvolle manier om deze vissoort te

beschermen.

De Riviervisserijwetgeving legt geen minimum meeneemmaat op voor deze vissoort.

10.3.6. Elrits (Phoxinus phoxinus)

Biotoop

De Elrits leeft in scholen. Hij komt voor in heldere, zuurstofrijke vijvers, meren en stromende wateren (van kleine beekjes tot rivieren). Men vindt hem in de forel en vlagzalmzone, als in laaglandrivieren en -beken, op voorwaarde dat het zuurstofgehalte steeds hoog is. Deze soort is zeer gevoelig voor

organische vervuiling. Ook het substraat - dat mag bestaan uit stenen, grind en zand - moet zuiver zijn.

Verspreiding

Europa: De Elrits komt voor in bijna gans Europa. Hij ontbreekt evenwel in het westen van Noorwegen,

in Schotland, Midden- en Zuid-Italië en -Spanje, evenals in de Peloponesus. Zijn populaties zijn kwetsbaar volgens LELEK (1980).

Vlaanderen: De Elrits kwam vroeger zeer algemeen voor in de Maas, de Ourthe, de Vesder, de Moezel

en alle Ardense rivieren. Tijdens de inventarisatie na 1993 werden nog slechts twee Elritspopulaties gevonden in Vlaanderen, beide gesitueerd in de Voerstreek (Maasbekken : Berwijn en Voer, zie figuur 10.2).

Bedreigingen en Bescherming

Gelet op zijn broedbiologie is de Elrits zeer gevoelig aan beeksanerings- en onderhoudswerken : ze verstoren de natuurlijke substraatuitsortering. Ook is deze soort bijzonder gevoelig aan organische vervuiling en aan geringe concentraties aan detergenten en zware metalen.

Aangezien de verspreiding van deze soort in Vlaanderen zich, volgens onze gegevens beperkt tot de Berwijn en de Voer, stellen we voor deze beken als visreservaat te beheren. Geen rechttrekkingen, herprofilaties, ruimingen en lozingen van welk type dan ook kunnen nog toegestaan worden. Op deze manier kan de voor Vlaanderen unieke visgemeenschap van de Berwijn, ondermeer bestaande uit Barbeel, Gestippelde alver, Elrits, Beekforel, Sneep en Kopvoorn, behouden blijven en een refugium worden van waaruit hij zich verder kan uitbreiden naar beken waar hij thans verdwenen is.

Het lijkt tevens aangewezen de visserij op deze soort in Vlaanderen te verbieden in de Riviervisserijwet ; in Nederland wordt de soort beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet. Momenteel geldt er in Vlaanderen geen enkele vorm van bescherming van deze toch wel zeer zeldzame soort. Wel wordt sinds 1992 het gebruik van de Elritsfles verboden waarmee voorheen eenieder met een gelijk welk visverlof grondel en Elrits mocht vangen om ze te gebruiken als (levend) aasvis bij het hengelen naar snoek, snoekbaars, baars of paling.

Figuur 10.2 Ligging van de vangsttrajecten in de provincie Limburg waar de aanwezigheid van de Sneep (rood), Kroeskarper

(groen) en Elrits (blauw) werd vastgesteld (naar VANDELANNOOTE et al. 1998). # # # # # # $ $$ $ # # # # #

10.3.7. Kopvoorn (Leuciscus cephalus)

Biotoop

Het voorkeurbiotoop van de Kopvoorn zijn rivieren die behoren tot de vlagzalm- en barbeelzone. In geringere mate komt hij ook voor in riviertjes van de forelzone en in rivieren van de brasemzone. Hij kan zelfs doordringen tot in brakwater (vb. Oostzee). Ook stuwmeren worden door de Kopvoorn bewoond. De voorwaarde is steeds dat er voldoende zuurstof in het water aanwezig is.

Verspreiding

Europa: De Kopvoorn komt vrijwel in heel Europa en Turkije voor. Enkel in Ierland, het noorden van

Schotland en het grootste deel van Scandinavië ontbreekt hij.

Vlaanderen: Vroeger kwam de Kopvoorn algemeen voor in het Schelde-, Maas- en Demerbekken.

Recent werd de Kopvoorn aangetroffen in de Voer en in de Berwijn. Tevens werd hij gevangen in de