• No results found

Recente trends bij de prioritaire soorten

11. B ROEDVOGELS

11.3. Recente trends bij de prioritaire soorten

Houtsnip Scolopax rusticola K

Kerkuil Tyto alba K A

11.3. Recente trends bij de prioritaire soorten

Over de populaties van broedvogels in Limburg zijn goede gegevens beschikbaar uit het recente verleden. Zo geeft het werk van GABRIËLS (1985) een overzicht van de kennis bij het begin van de jaren ’80. Dit werk werd opgevolgd en aangevuld met een nieuwe atlas voor Limburg (GABRIËLS et al., 1994), waarin de gegevens voor het begin van de jaren ’90 werden samengevat. Beide werken zijn van bijzonder belang vermits ze een goed referentiekader verschaffen om de evolutie van de verschillende soorten over een tijdspanne van resp. 20 en 10 jaar te kunnen inschatten. Daartoe werden de gegevens uit het verleden vergeleken met de recent verzamelde resultaten.

We wensen erop te drukken dat deze vergelijking noodzakelijkerwijs benaderend en vrij ruw moet blijven. De drie sets van gegevens zijn immers deels onvolledig, om uiteenlopende redenen. Toch oordelen we dat de gegevens bruikbaar zijn om eventuele duidelijke veranderingen in populatiegrootten aan het licht te brengen. Het is in deze optiek dat onze bevindingen (tabel 10.5) moeten beschouwd worden.

Tabel 11.5 Recente trends in de populatiegrootte van de prioritaire broedvogelsoorten. Gegeven is het geschatte aantal broedpaar tijdens drie perioden (1985: GABRIËLS 1985; 1994: GABRIËLS et al. 1994; 2002: voorlopige resultaten “broedvogelatlasproject”).

Nederlandse Naam 1985 1994 2002 trend

Zwarte wouw 0 0 1? Krakeend 10 100-200 237 + Grauwe kiekendief 0 0 2 + Nachtzwaluw (200) 180-200 284 + Wespendief (20) 40-60 41 + / = Zwarte specht (80) (250) 133 = ? IJsvogel ? <100 93 = Boomleeuwerik 230-300 280-350 239 = Grote karekiet 5 0 1 - / = Woudaapje 15 0 4 - / = Roerdomp (30) 4 5 - / = Kwartel ? 50-200 60 - ? Gekraagde roodstaart ? 1000-1200 301 - Roodborsttapuit >1000 700-800 333 - Wielewaal >1000 700-800 204 - Sprinkhaanzanger ? 200-250 99 - Veldleeuwerik ? 3000-6000 2771 - Grauwe gors 900-1200 600-620 290 - Geelgors 3900 2500-3000 1119 - Watersnip 70-90 30-40 25 - Grauwe klauwier <10 6 3 -

De beschikbare informatie (tabel 10.5) suggereert een toenemende populatiegrootte voor de Krakeend en de Nachtzwaluw, terwijl Grauwe kiekendief en Zwarte wouw zich recent als broedvogel vestigden in Limburg. Het aantal broedparen van de Wespendief nam toe van ’80 tot ’90 en bleef dan relatief constant.

Er werd geen duidelijke toe- of afname vastgesteld van de populatiegrootte bij de Zwarte specht, IJsvogel en Boomleeuwerik.

Bij de Grote karekiet, Woudaapje en Roerdomp was er sprake van een zeer drastische afname tot het begin van de jaren ’90. Hierna lijkt de populatiegrootte licht toe te nemen of stabiel te blijven, al gaat het nog steeds over een zeer gering aantal broedparen.

Voor de overige soorten werd een duidelijke afname van de populatiegrootte vastgesteld tijdens de afgelopen 20 jaar.

In een volgende stap werden de prioritaire soorten gegroepeerd volgens hun biotoopvoorkeur in Limburg. Hiertoe baseerden we ons op de beschrijvingen gegevens in GABRIËLS et al. (1994) en

hanteerden we een vereenvoudigde lijst van biotopen (Tabel X.6). Soorten die in een gegeven biotoop in Limburg normaal als broedvogel voorkomen, noemen we kensoorten. Kensoorten komen dus veel minder of niet voor in andere biotopen.

Door combinatie van de biotoopvoorkeur met de populatietrend tijdens de afgelopen 20 jaar (Tabel X.5) kunnen we nagaan in hoeverre soorten in bepaalde biotopen al dan niet sterker achteruit gingen dan soorten in andere biotopen. We zullen m.a.w. nagaan in hoeverre er relaties bestaan tussen de biotoopvoorkeur en de trend in populatiegrootte (Tabel x.6).

De prioritaire soorten van stilstaande waters en waterlopen namen toe (Krakeend), bleven relatief stabiel (IJsvogel) of bleven stabiel na een periode van duidelijke achteruitgang (Grote karekiet, Woudaapje en Roerdomp). De positieve trend bij sommige en het tot stilstand brengen van de achteruitgang bij andere soorten zijn vermoedelijk het resultaat van de belangrijke inspanningen die de afgelopen 10-20 jaar geleverd zijn voor het behoud en bescherming van waterrijke gebieden in de provincie Limburg. Desalniettemin blijft het aantal broedparen van sommige soorten (Grote karekiet, Woudaapje en Roerdomp) nog steeds zo laag, dat het risico op verdwijnen van de populatie erg reëel blijft. De kensoorten voor moerassen en natte heiden (Watersnip en Sprinkhaanzanger) vertonen een afnemende trend.

De soorten met voorkeur voor akker- en graslanden, weidevogelgebieden en droge heiden gaan allen duidelijk achteruit, met uitzondering van de Grauwe kiekendief, een soort die zich pas recent als broedvogel in Limburg vestigde. Opvallend is vooral de drastische afname van enkele soorten

(Veldleeuwerik, Geelgors) die in een recent verleden (vrij) algemeen waren in Limburg. De achteruitgang van meerdere soorten (algemene) broedvogels in landbouwgebieden is overigens een fenomeen dat werd vastgesteld in vele Europese landen. Het wordt toegeschreven aan een reeks grootschalige veranderingen die een gevolg zijn van de toenemende intensifiëring van de landbouwpraktijken. (DONALD et al. 2001, 2002).

De kensoorten voor droge heiden (Nachtzwaluw, Boomleeuwerik) lijken een toenemende trend te vertonen. In het geval van de Nachtzwaluw kan dit mogelijk ten dele worden toegeschreven aan meer doorgedreven inventarisatie-inspanningen.

Er zijn weinig duidelijke algemene bevindingen te formuleren voor de kensoorten van landschappen met kleine landschapselementen en van allerlei bostypes. Sommige van deze soorten gaan duidelijk

achteruit (Grauwe klauwier, Gekraagde roodstaart, Wielewaal), terwijl andere vermoedelijk constant bleven (Zwarte specht) of toenamen (Wespendief).

Tabel 11.6 Biotoopvoorkeur van de prioritaire broedvogels in Limburg en de trend vastgesteld tijdens de periode 1985 – 2002 (zie tabel 10.5).

Nederlandse Naam

stilstaande waters

waterlopen moerassen natte heide

weidevogelgebieden akker- en graslandgebieden droge heide jonge naaldhoutaanpl. kl. landschapselementen boomgaarden oude naaldbossen loofbossen moerasbos populierenaanplantingen urbane gebieden trend Roerdomp X - / = Woudaapje X - / = Grote karekiet X - / = Krakeend X + IJsvogel X = Watersnip X X - Sprinkhaanzanger X X - Grauwe kiekendief X + Kwartel X X X - ? Grauwe gors X X - Veldleeuwerik X X X - Roodborsttapuit X X X - Geelgors X X X - Nachtzwaluw X + Boomleeuwerik X X = Grauwe klauwier X X - Gekraagde roodstaart X X X X - Houtsnip X X Zwarte specht X X = ? Wielewaal X X - Wespendief X X X + / = Kerkuil X Zwarte wouw

Geciteerde literatuur

ANSELIN, A., DEVOS, K., & KUIJKEN, E. 1998. Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Vlaanderen in 1995 en 1996 = Colonial and rare breeding birds in Flanders (Belgium) in 1995 and 1996. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

DEVILLERS, P., ROGGEMAN, W., TRICOT, J., DEL MARMOL, P., KERWIJN, C., JACOB, J. P., & ANSELIN, A. 1988. Atlas van de Belgische broedvogels. Brussel: Koninklijk Belgisch Instituut voor

Natuurwetenschappen (KBIN) .

DEVOS, K. & ANSELIN, A. 1996. Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Vlaanderen in 1994. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

DEVOS, K. & ANSELIN, A. 1999. Broedvogels. In: Kuijken, E. (red.), 1999. Natuurrapport 1999. Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor

Natuurbehoud 6, Brussel.

DONALD, P.F., GREEN, R.E. & HEATH, M.F. 2001. Agricultural intensification and the collapse of Europe’s farmland bird populations. Proc. R. Soc. London (B) 268: 25 – 29.

DONALD, P.F., PISANO, G., RAYMENT, M.D. & PAIN, D. 2002. The common agricultural policy, EU enlargement and the conservation of Europ’s farmland birds. Agriculture, Ecosystems and Environment 89: 167 – 182.

GABRIËLS, J. 1985. Atlas van de broedvogels in Limburg. Brussel: Belgische Natuur- en Vogelreservaten.

GABRIËLS, J., STEVENS, J., & VAN SANDEN, P. (eindred.). 1994. Broedvogelatlas van Limburg: veranderingen in aantallen en verspreiding na 1985. Hasselt: Provincie Limburg, Culturele AANGELEGENHEDEN .

HEATH, M., BORGGREVE, C. & PEET, N. 2000. European bird populations: Estimates and trends. Cambridge: BirdLife International.

TUCKER,G. M. & HEATH, M. F. (COMP.)1994. Birds in Europe: their conservation status. Cambridge: BirdLife International.

VERMEERSCH, G., ANSELIN, A. & DEVOS, K., (in prep). Project Vlaamse Broedvogelatlas 2000-2003. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN). [Verspreidingskaarten grotendeels raadpleegbaar op website http://www.instnat.be/Broedvogels]

Andere relevante literatuur

ANSELIN, A. & DEVOS, K. 1992. Populatieschattingen van broedvogels in Vlaanderen: periode 1989-1991. Gent: Vlavico.

ANSELIN, A., DEVOS, K., DEFOORT, T., & VERMEERSCH, G. 1999. Project Vlaamse Broedvogelatlas 2000-2003: uitgebreide methode-handleiding. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

BUCKLEY, G. P. (ed.). 1992. Ecology and Management of Coppice Woodlands. London: Chapman and Hall.

DAM, J. H.--. Natuurgebieden van Nederland: landschappen en avifauna van Nederland en België. Zutphen: W.J. Thieme & Cie.

DESMET, J. 1987. Vogels: hun levensloop in België, hun wedervaren met de mens. Brugge: Van de Wiele.

DEVOS, K., MEIRE, P., YSEBAERT, T., & KUIJKEN, E. 1997. Watervogels in Vlaanderen tijdens het winterhalfjaar 1995-1996.Waterfowl in Flanders (Belgium) during the winter 1995/1996. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

DEVOS, K., MEIRE, P., YSEBAERT, T., & KUIJKEN, E. 1998. Watervogels in Vlaanderen tijdens het winterhalfjaar 1996/1997. Waterbirds in Flanders (Belgium) during the winter 1996/1997. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

DEVOS, K., YSEBAERT, T., & KUIJKEN, E. 2001. Watervogels in Vlaanderen tijdens het winterhalfjaar 1997/1998. Waterbirds in Flanders (Belgium) during the winter 1997/1998. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

GABRIËLS, J. 1981. Weidevogelgebieden in Limburg: broedende steltlopers maken kultuurlandschappen ecologisch belangrijk. Brussel: Belgische Natuur- en Vogelreservaten (BNVR) .

GOLDSMITH, B. (ed.). 1991. Monitoring for conservation and ecology. London: Chapman and Hall. HAGEMEIJER, W. J. M. & BLAIR, M. J. 1997. The EBCC atlas of european breeding birds : their distribution

and abundance. London: T & A D Poyser.

HERROELEN, P. 1995. Vogels van België = Oiseaux de Belgique 1901 - 1992. Boutersem: Herroelen,P. JACOBUSSE, M. 1979. Broedvogels: advies Natuur Wetenschappelijke Advieskommissie. [s.l.]: Stichting

Het Zeeuwse Landschap.

JONKERS, D. A. 1995. Vogels en heterogeniteit van heideterreinen. Basisrapport heide 5. Wageningen: Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO).

KURSTJENS, G. & GABRIËLS, J. 1996. Broedvogels in het Maasdal tussen de Sint-Pietersberg te Lanaye en de monding van de Swalm te Rijkel in 1995.

LIPPENS, L. & WILLE, H. 1972. Atlas van de vogels in België en West-Europa. Tielt: Lannoo.

MARTENS, L. & HERMY, M. [2000]. Ontwerp van ecosysteemvisie voor de Demervallei tussen Werchter en Diest: deel 1: omgevingsanalyse. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,

departement Leefmilieu en Infrastructuur (LIN), Administratie Milieu, Natuur en Landinrichting (AMINAL), Afdeling Natuur.

MARTENS, L. & HERMY, M. [2000]. Ontwerp van ecosysteemvisie voor de Demervallei tussen Werchter en Diest: deel 2: gebiedsvisie. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur (LIN), Administratie Milieu, Natuur en Landinrichting (AMINAL), Afdeling Natuur .

MERTENS, W. & MEIRE, P. 2001. Ontwerp van ecosysteemvisie voor de vallei van de Zwarte Beek: deel III: systeembeschrijving. Wilrijk: Universiteit Antwerpen (UA).

VAN PAASSEN, A. 1980. Invloed van graslandbeheer op broedresultaten en jongenproduktie van weidevogels. Doktoraat. Wageningen: Landbouwhogeschool.

PERRINS, C. M. & BIRKHEAD, T. R 1983. Avian ecology . Glasgow London: Blackie.

POUWELS, R. 1997. Effecten van habitatverarming op het broedsucces van insectenetende vogels: het stoelpotenmodel. Wageningen: Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO).

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN, PROVINCIAAL CENTRUM VOOR LANDBOUW EN MILIEU (PROCLAM). 1999. Plantgoed in de land- en tuinbouw: voor meer streekeigen groen: vogels als bondgenoten, aanplanttips, onderhoudstips, geschoren haag. Sint-Andries-Brugge: Naeyaert,G..

REIJNEN, M. J. S. M. & FOPPEN, R. P. B. 1991. Effect van wegen met autoverkeer op de dichtheid van broedvogels: hoofdrapport. Leersum: DLO-Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN).

REIJNEN, M. J. S. M., VEENBAAS, G., & FOPPEN, R. P. B. 1992. Het voorspellen van het effect van snelverkeer op broedvogelpopulaties. Delft: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW).

RUTTEN, J. & VERSTRAETEN, F. 1992. Broedvogelgegevens grensoverschrijdend landschap. Brussel: Natuurreservaten.

SAMENWERKENDE ORGANISATIE VOGELONDERZOEK NEDERLAND (SOVON). 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels: verspreiding aantallen verandering. Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV), Krikken,J., Nationaal Natuurhistorisch Museum, European Invertebrate Survey.

SCHEFFER, M. 1987. Het verband tussen habitatkenmerken en de vogelbevolking in enkele Utrechtse wijken: bijdragen aan de planvorming van stedelijk groen. Wageningen: Rijksinstituut voor onderzoek in de bos- en landschapsbouw “De Dorschkamp”.

SCHEKKERMAN, H.G. 1997. raslandbeheer en groeimogelijkheden voor weidevogelkuikens. Wageningen: Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO).

SIERDSEMA, H. 1995. Broedvogels en beheer: het gebruik van broedvogelgegevens in het beheer van bos- en natuurterreinen. Driebergen, Beek-Ubbergen: Staatsbosbeheer (SBB), SOVON

Vogelonderzoek Nederland.

THISSEN, J. B. M. 1983. De invloed van militair gebruik op de broedvogelstand van heideterreinen op de Veluwe. Leersum: Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN).

THISSEN, J. B. M. & REIJNEN, M. J. S. M. 1985. Effect van verkeer op broedvogels in populierenbossen en grienden. Leersum: Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN).

ULENAERS, P., DEVOS, K., BELPAIRE, C., & VERREYCKEN, H. 1994. Advies betreffende Aalscholverproblematiek in Vlaanderen. Hasselt: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

ULENAERS, P. & STEVENS, P. 1996Inventarisatie van enkele “weidevogels” in de vallei van de Zwarte Beek (Limburg) 1993-1995 : een methodologische oefening. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VAN DEN BOSSCHE, W. 1991. tudie naar het voorkomen van de houtsnip (Scolopax rusticola) in Vlaanderen: deel I. Brussel: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). VAN DEN BOSSCHE, W. 1991. Studie naar het voorkomen van de houtsnip (Scolopax rusticola) in

Vlaanderen: deel II. Brussel: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). VAN DEN BOSSCHE, W. 1991. Studie naar het voorkomen van de houtsnip (Scolopax rusticola) in

Vlaanderen: deel III: bijlage. Brussel: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) .

VAN DER MIJN, F. 1987. Broedvogels in houtwallen: de rol van houtwalstructuren een aangrenzend grondgebruik. Arnhem: Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN).

VAN LANGEVELDE, F. 1999. Habitat connectivity and fragmented nuthatch populations in agricultural landscapes. Wageningen: Landbouwuniversiteit Wageningen.

VAN VESSEM, J. & KUIJKEN, E. 1986. Overzicht van de voorgestelde speciale beschermingszones in Vlaanderen voor het behoud van de vogelstand (E.G.-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979). Hasselt: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VAN VESSEM, J. & MEIRE, P. 1990. Vlaamse bijdrage tot de Europese broedvogelatlas. Hasselt, Gent: Instituut voor Natuurbehoud (IN) Rijksuniversiteit Gent (RUG).

VERMEERSCH, G., DEVOS, K., & ANSELIN, A. 2000. Project Vlaamse Broedvogelatlas 2000-2003: soortenhandleiding. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VLAAMSE AVIFAUNACOMMISSIE 1989. Vogels in Vlaanderen: voorkomen en verspreiding. Bornem: Vlavico.

VULINK, J. T. 2001. Hungry herds: management of temperate lowland wetlands by grazing. Lelystad: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat (RWS), Directie Ijselmeergebied.

Gerelateerde Likona-artikels (indien niet eerder geciteerd)

BEYEN, S. & DE RIDDER, F. 1994. Vegetatie en broedvogelsamenstelling in Limburgse moerasgebieden. Likona jaarboek 1993: 62-70.

DE FRAINE, R. 1995. Dagroofvogels in tessenderlo in het broedseizoen 1994. Likona jaarboek 1994: 63-65.

DUPAE, E. 1995. ruilverkaveling en akkervogels: tegenstelling of verzoening? Likona jaarboek 1994: 45-55.

HERMANS, P. 1996. Evolutie van het broedbestand van de Grauwe Klauwier (Lanius collurio) in Noord-Limburg en het voorkomen op de St.-Maartensheide. Likona jaarboek 1995: 48-57.

GABRIËLS, J. 1992. De Kerkuil in de provincie Limburg. Likona jaarboek 1991.

GABRIËLS, J., DE RIDDER, F. & CREVECOEUR, L. 1997. Watervogeltellingen in de Maasvallei. Likona jaarboek 1996: 51-65.

GABRIËLS, J. 2000. Nijlgans Alopochen aegypticus en Grauwe gans Anser anser veroveren als broedvogels de provincie Limburg. Likona jaarboek 1999: 59-65.

GABRIËLS, P. 2002. De Kerkuil, een soort die onze aandacht en bescherming verdient. Likona jaarboek 2001: 48-53.

LEYSEN, K. 1996. Aalscholverwaarnemingen in het Schulensbroek. Likona jaarboek 1995: 39-47. LEYSEN, K. 1999. 15 jaar vogelwaarnemingen in het Schulensbroek. Likona jaarboek 1998: 77-87. LUYCKX, B., DEBRUN, N. & VAN GOETHEM, J. 1995. Broedgeval van de Engelse Gele Kwikstaart in Peer in

1994 (Motacilla flava flavissima). Likona jaarboek 1994: 66-68.

VANDERYDT, D. 1998. Voorjaarstrek van steltlopers in “De Maten” te Genk-Diepenbeek. Periode 1992-1997. Likona jaarboek 1997: 77-83.

VAN SANDEN, P., GABRIËLS, P. & LEHAEN, H. 1995. De najaarstrek van de Kleine Karekiet (Acrocephalus

scirpaceus) en de Bosrietzanger (Acrocephalus palustris) door Limburg. Likona jaarboek 1994: 56-62.