• No results found

4. H OGERE P LANTEN

4.5. Bedreigingen en Bescherming

De belangrijkste oorzaken van achteruitgang in de socio-ecologische groepen met relatief veel prioritaire soorten werden reeds aangehaald. Voedselarme milieus verdwijnen gemakkelijk door verrijking met voedingsstoffen uit het omgevende landschap en reeds schaars voorkomende milieus worden nog schaarser door onaangepast beheer.

Toch zijn er ook milieus die veelvuldig voorkomen en waarvan geen achteruitgang kan worden

aangetoond (voedselrijke milieus, planten van houtige begroeiingen zoals zomen, struwelen en bossen) Desondanks worden ook in deze milieus – zij het in beperkte mate – prioritaire soorten aangetroffen en stellen we vast dat ze ook daar sterk tot zeer sterk achteruitgaan. Terwijl eutrofiëring minder belangrijk is in voedselrijke milieus, zullen “akkeronkruiden” door de landbouwer vernietigd worden. Deze evolutie kan tot stilstand worden gebracht door het aanleggen van zogenaamde “akkerreservaten” of door subsidieregelingen (vb. akkerrandbeheer).

In het Likona jaarboek 2000 wordt een overzichtelijke samenvatting gegeven van de verdwenen en nieuwe plantensoorten in Limburg (BERTEN, 2001).

Hieronder bespreken we kort de milieus waarin relatief veel prioritaire soorten voorkomen (zie ook BERTEN & GORA, 2002).

4.5.1. Voedselarme waters

Voedselarme waters worden voornamelijk aangetroffen op het Kempens plateau en meestal in (voormalige) heidegebieden. Belangrijke vennen zijn het Lobeliaven, het Heuvelsven, het

Ven-onder-de-berg, vennen in “De Maten”… Van de prioritaire soorten worden Drijvende waterweegbree en Waterlobelia als occasioneel waargenomen soorten genoemd. Soorten van voedselarme waters zijn afhankelijk van een goede waterkwaliteit en een aangepast vijverbeheer. Bescherming en integraal beheer van grotere vijvergebieden als reservaat zijn wenselijk.

4.5.2. Droge graslanden

De natuurlijke droge graslanden komen voor op al dan niet kalkhoudende gronden. Dwergviltkruid werd aangetroffen op zandgronden in Genk. Bepaalde groeiplaatsen van de soort liggen in een

natuurreservaat en zijn bijgevolg beschermd. Andere vindplaatsen genieten momenteel geen bescherming.

Zacht vetkruid en Veldsalie groeien aan de Maasoevers of op winterdijken, die vanwege hun

waterwerende functie een zekere “bescherming” genieten. Het zijn echter de werkzaamheden vóór of na overstromingen die het behoud van de vegetaties op Maasoevers of winterdijken bepalen.

Vegetaties van kalkgraslanden in Limburg zijn zeer beperkt in verspreiding en oppervlakte. Bovendien zijn de meeste van deze graslanden in privé-handen, hetgeen het beheer en behoud van de erin voorkomende zeldzame soorten bemoeilijkt. In Haspengouw wordt de prioritaire soort Groene nachtorchis aangetroffen.

Kalkvegetaties worden ook plaatselijk gevonden in de Kempen, in het bijzonder op mijnterrils. De prioritaire soorten die op deze heuvels worden aangetroffen, zijn: Dwergviltkruid, Geelhartje, Gevlekte orchis, Grote tijm, Klein wintergroen, Kleine steentijm en Ruige anjer (VANGRONSVELD, 1995).

4.5.3. Voedselarme, (zwak) zure bodem

Een heleboel prioritaire soorten bevindt zich op heischrale graslanden en onbemeste graslanden op zure grond. Een aantal hiervan is terug te vinden in natuurreservaten of andere gebieden die enige vorm van bescherming genieten. Kranskarwij komt voor in Diepenbeek en de Dommelvallei. De Kleine

schorseneer (Diepenbeek) komt vermoedelijk zelfs niet meer voor buiten reservaten. Welriekende nachtorchis, Maanvaren en Hondsviooltje zijn soorten die buiten reservaten groeien en bijgevolg geen specifieke bescherming genieten.

Droge en natte heide (inclusief hoogvenen) zijn typisch voor de provincie Limburg. Ondanks de

beschermingsstatus (natuurreservaten) en de relatief grote oppervlakte van heidegebieden, kennen een heleboel soorten een sterke achteruitgang omwille van het dalend aantal groeiplaatsen. Grote

wolfsklauw (Lanaken), Grote bremraap (Bolderberg), Veenmosorchis en Slijkzegge (beide in Maasmechelen) zijn de prioritaire soorten met een beperkt areaal in Limburg.

De effecten van heidebeheer op de concurrentie tussen grassen en Struikhei werden bestudeerd door SYEN (1994). Het verdwijnen van droge heide ten voordele van een Pijpenstrootjessavanne in een deel van het Hageven kon worden toegeschreven aan verontreiniging met zware metalen(BERTEN et al., 1995).

Met betrekking tot de inheemse orchideeën, wezen jarenlange inventarisaties van de Limburgse Plantenwerkgroep uit dat achteruitgang werd vastgesteld bij de orchideeën van vochtige graslanden of vochtige heide, terwijl deze van bossen of droge kalkgraslanden zich wisten te handhaven (BERTEN et al., 1997). De prioritaire soorten Gevlekte Orchis en Welriekende nachtorchis behoren tot deze groepen.

4.5.4. Voedselarme basische bodem

Soorten van kalkhoudende gronden zijn, wegens de beperkte verspreiding van de kalkbodems in Limburg, zeer zeldzaam. Onder de prioritaire soorten kent de Mannetjesorchis een zeer beperkte verspreiding (Voeren).

Geciteerde literatuur

BERTEN,R., DE RIDDER, F. & IDE, G. 1995. De vergrassing van de heide in het Hageven: de rol van zware metalen. Likona jaarboek 1994: 16-23.

BERTEN, R., DE RIDDER, F. & VANOPPEN, L. 1997. Wijzigingen in het orchideeënbestand in de provincie Limburg. Recente controle van de meldingen van de Limburgse Plantenatlas. Likona jaarboek 1996: 25-35.

BERTEN, R. 2001. Verdwenen en nieuwe plantensoorten in Limburg. Likona jaarboek 2000: 41-49. BERTEN, R. AND GORA, L. 2002. Evolutie van het plantenbestand in de provincie Limburg: Rode Lijst van

planten en plantengemeenschappen in Limburg. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN); Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 2002.02.

BIESBROUCK, B., ES, K., VAN LANDUYT, W., VANHECKE, L., HERMY, M. & VAN DEN BREMT, P. 2001. Een ecologisch register voor hogere planten als instrument voor het natuurbehoud in Vlaanderen. Rapport Vlina project 00/01. Flo.Wer vzw; Instituut voor Natuurbehoud (IN); Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en Nationale plantentuin van België in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap binnen het kader van het Vlaamse Impulsprogramma Natuurontwikkeling.

RUNHAAR, J., GROEN, C.L.G., VAN DER MEIDEN, R. & STEVERS, R.A.M. 1987. Een nieuwe indeling in ecologische groepen binnen de Nederlandse flora. Gorteria 13: p. 277-359.

STEVERS, R.A.M., RUNHAAR, J., UDO DE HAES, H.A. & GROEN, C.L.G. 1987. Het cml-ecotopensysteem, een landelijke ecosysteemtypologie toegspitst op de vegetatie. Landschap (4) 2: 135-150.

STIEPERAERE, H. & FRANSEN, K. 1982. Standaardlijst van de Belgische vaatplanten met aanduiding van hun zeldzaamheid en socio-oecologische groep. Meise: Nationale Plantentuin van België. Dumortiera 22: 1-41.

SYEN, H. 1994. Effecten van heidebeheer op Struikhei, Pijpestrootje en Bochtige smele. Likona jaarboek 1993: 15-19.

VAN EK, R., WITTE,J.P.M., RUNHAAR, J. & KLIJN, F. 2000. Ecological effects of water management in the Netherlands: the model DEMNAT. Ecological Engineering 16: 127-141.

VANGRONSVELD, J. 1995. Plantengroei op de Limburse mijnterreinen: natuurlijke successie en relatie tot het substraat. Likona jaarboek 1994: 24-31.

VAN LANDUYT, W., HEYLEN, O., VANHECKE, L., VAN DEN BREMT, P. & MAETÉ, H. 2000. Verspreiding en evolutie van de botanische kwaliteit van ecotopen: gebaseerd op combinaties van indicatorsoorten uit Florabank. Rapport Vlina project 96/02. Flo.Wer vzw., Instituut voor Natuurbehoud (IN), Nationale Plantentuin van België en Universiteit Gent (RUG) in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap binnen het kader van het Vlaamse Impulsprogramma Natuurontwikkeling.

VAN LANDUYT W. (2002). Zeldzaamheid en bedreigingstoestand van een reeks ecotopen in Vlaanderen: rekenen met floragegevens. Natuur.Focus 1:2: 56-60.

WITTE, J.P.M., 1998. National water management and the value of nature. Proefschrift Universiteit Wageningen.

Andere relevante literatuur

ALLEMEERSCH, L., GEUSENS, J., & STEVENS, J. 1988. Heide in Limburg. Tielt: Lannoo.

BAUMANN, P. & BAUMANN, K. 1988. Das Geheimnis der Orchideen. Hamburg: Hoffmann und Campe. BLAMEY, M., GREY-WILSON, C., & (VERT.) HEUKELS, P. 1990. De geïllustreerde flora. Baarn: Thieme. BOLAND, D. & TERWAN, P. 1996. Bescherming van soortenrijke graslanden in Europa door

samenwerking: advies aan Zuid-Holland over het provinciale Eurograslandproject. Utrecht: Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM).

BOUMAN, A. C. 2002. De Nederlandse veenmossen: flora en verspreidingsatlas van de Nederlandse Sphagnopsida. Eindhoven: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV). COSYNS, E., LETEN, M., HERMY, M., VANHECKE, L., & TRIEST, L. [1994]. Checklist van de Vlaamse

vaatplanten 1993: naar een flora-statistiek voor Vlaanderen: een nuttig instrument voor het natuurbehoud. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

COSYNS, E., LETEN, M., HERMY, M., & TRIEST, L. [1995]. Een statistiek van de wilde flora van Vlaanderen: naar een flora-statistiek voor Vlaanderen: een nuttig instrument voor het natuurbehoud . Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

DAELEMANS, E. 1981. De Zwarte Beek te Koersel (Beringen): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

DAELEMANS, E. 1982. De Abeek te Meeuwen: ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

DAELEMANS, E. 1982. De Grote Beek te Beverlo (Beringen): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

DAELEMANS, E. 1982. De Maas-uiterwaarden te Heppeneert (Dilsen-Maaseik): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

DAELEMANS, E. 1982. De Maas-uiterwaarden tussen Kotem (Boorsem) en Uikhoven: ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

DAELEMANS, E. 1982. De Mergelkuilen (en de Patrijzenkuil) te Vechmaal (Heers): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

DE LANGHE, J. E., DELVOSALLE, L., DUVIGNEAUD, J. , LAMBIMON, J., & VANDEN BERGHEN, C. 1983. Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden (Pteridofyten en Spermatofyten). Meise: Nationale Plantentuin van België (NPTB).

DE SMEDT, G. & STIEPERAERE, H. 2002. Een gedifferentieerde checklist van de blad- en levermossen van Vlaanderen: een eerste stap naar een Rode Lijst van de Vlaamse blad- en levermossen. Meise: Federale Ministerie van Middenstand en Landbouw, Nationale Plantentuin van België.

orchideeën. Wageningen: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Informatie- en KennisCentrum Natuurbeheer (IKC Natuurbeheer).

DEWYSPELAERE, J. 2001. Eerste monitoringrapport van het natuurreservaat Altenbroek te Voeren . Brussel: Natuurreservaten.

DEWYSPELAERE, J. 2001. Eerste monitoringrapport van het natuurreservaat Gerhoeven - De Rammelaars te Ham. Brussel: Natuurreservaten.

DURWAEL, L., ROELANDT, B., DE KEERSMAEKER, L., & LUST, N. 2000. Beschrijving van natuurtypen in Vlaanderen: bossen. Gent: Universiteit Gent (RUG), Laboratorium voor bosbouw, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap.

FRANKEL, O. H., BROWN, A. H. D., & BURDON, J. J. 1995. The conservation of plant biodiversity. Cambridge: Cambridge University.

GEEBELEN, J. 1982. De Wijngaardbossen (Hoeselt): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

GEEBELEN, J. 1982. Hellingbos langs de Gulp (Teuven - Remersdaal): ecolgisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

GEEBELEN, J. & FORIER, G. 1982. De Jekervallei (omgeving Tongeren): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

GEEBELEN, J. & FORIER, G. 1982. De Maten (Genk): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

GEEBELEN, J. & FORIER, G. 1982. De Waterring van St.-Huibrechts-Lille: ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

GEEBELEN, J. & FORIER, G. 1982. Het Veurse Bos (Sint-Martens-Voeren): ecologisch dossier. Leuven, Genk: Katholieke Universiteit Leuven (KUL), Limburgs studiecentrum voor toegepaste ecologie (Lisec), Centrum voor bosbiologisch onderzoek.

KOSTER, A. 1987. De flora van de Nederlandse Spoorwegen. Wageningen: Ministerie van Landbouw en Visserij, Adviesgroep Vegetatiebeheer.

KUIJKEN, E. & HERMY, M. 1994. Data on the state of threatened species of animals and plants in Flanders. Hasselt: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

LAMBINON, J., DE LANGHE, J. E., DELVOSALLE, L.,& DUVIGNEAUD, J. 1998. Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden (pteridofyten en spermofofyten). Meise: Nationale Plantentuin van België (NPTB).

LAWALRÉE, A. 1978. Inleiding tot de flora van België. Meise: Nationale Plantentuin van België (NPTB). LAWALRÉE, A. 1981. Beschermde wilde planten in België. Meise: Nationale Plantentuin van België

(NPTB).

Luxemburg en aangrenzend Duitsland en Frankrijk. Antwerpen: Gulden Engel.

MENNEMA, J., QUENÉ-BOTERENBROOD, A. J., & PLATE, C. L. (eds). 1980. Atlas van de Nederlandse flora. Deel 1: uitgestorven en zeer zeldzame planten. Amsterdam: Kosmos.

MENNEMA, J., QUENÉ-BOTERENBROOD, A. J., & PLATE, C. J. 1985. Atlas van de Nederlandse flora. Deel 2: zeldzame en vrij zeldzame planten. Utrecht: Bohn, Scheltema & Holkema.

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP,Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu (AROL). Documentatiemap landschapsonderzoek. Brussel: Bestuur Monumenten en landschappen, 1987.

OPDAM, P., VAN ROSSUM, T. A. W., & COENEN, T. G. (red.). 1986. Ecologie van kleine landschapselementen. Leersum: Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN).

ROGISTER, J. E. 1985. De belangrijkste bosplantengemeenschappen in Vlaanderen. Groenendaal-Hoeilaart: Ministerie van Landbouw, Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek, Rijksstation Voor Bos- En Hydrobiologisch Onderzoek.

SCHOUTEN, K. 1992. Checklist of CITES fauna and flora: reference to species in appendices to convention on international trade in endangered species of wild fauna and flora . Amsterdam: Schouten.

SMIT, C. 2001. Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna. Ede, Wageningen: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Expertisecentrum LNV.

STORTELDER, A. H. F., VAN DORT, K. W., SCHAMINÉE, J. H. J., & SMITS, N. A. C. 1999. Beheer van bosranden: van scherpe grens naar soortenrijke gradiënt. Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

SYKORA, K. V., DE NIJS, L. J., & PELSMA, T. A. H. M. 1993. Plantengemeenschappen van Nederlandse wegbermen. Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

SYNGE, H. (ed.). 1981. The biological aspects of rare plant conservation. Chichester: Wiley.

TAFFEIN, C. & DECLEER, M. 1991. De Hoge Venen: bedreigde resten van een oerlandschap. Brugge: Marc Van de Wiele.

TOUW, A. & RUBERS, W. V. 1989. De Nederlandse bladmossen: flora en verspreidingsatlas van de Nederlandse musci (spagnum uitgezonderd). Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

VAN DER MEIJDEN, R. & VANHECKE, L. 1986. Naamlijst van de flora van Nederland en België. Bouchout: Nationale Plantentuin van België (NPTB).

VAN DER MEIJDEN, R., PLATE, C. L., & WEEDA, E. J. 1989. Atlas van de Nederlandse flora. Deel 3: minder zeldzame en algemene soorten. Leiden: Rijksherbarium.

VAN DER PLOEG, D. T. E. 1990. De Nederlandse breedbladige fonteinkruiden. Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

VAN ROMPAEY, E. & DELVOSALLE, L. 1978. Atlas van de Belgische en Luxemburgse flora: Pteridofyten en Spermatofyten. Tekstgedeelte. Meise: Nationale Plantentuin van België (NPTB).

VAN ROMPAEY, E. & DELVOSALLE, L. 1979. Atlas van de Belgische en Luxemburgse flora: Pteridofyten en Spermatofyten. Meise: Nationale Plantentuin van België (NPTB).

Plantentuin van België (NPTB).

VANDENBUSSCHE, V. 2002. Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor: deel 1: Inleiding. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VANDENBUSSCHE, V., T'JOLLYN, F., ZWAENEPOEL, A., DE BLUST, G., & HOFFMANN, M. 2002. Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor: deel 2: heide . Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VANDENBUSSCHE, V., T'JOLLYN, F., ZWAENEPOEL, A., VANHECKE, L., & HOFFMANN, M. 2002. Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor: deel 3: moeras. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VANDENBUSSCHE, V., T'JOLLYN, F., LETEN, M., & HOFFMANN, M. 2002. Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor: deel 4: kustduin. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VANDENBUSSCHE, V., T'JOLLYN, F., ZWAENEPOEL, A., VAN DEN BALCK, E., & HOFFMANN, M. 2002. Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor: deel 5: slik en schor. Brussel: Instituut voor Natuurbehoud (IN).

VERLOOVE, F. 2002. Ingeburgerde plantensoorten in Vlaanderen. Brussel: Kuijken, E., Instituut voor Natuurbehoud (IN).

WEEDA, E. J., SCHAMINÉE, J. H. J., & VAN DUUREN, L. 2000. Atlas van plantengemeenschappen in Nederland: deel 1: wateren, moerassen en natte heiden. Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

WEEDA, E. J., SCHAMINÉE, J. H. J., & VAN DUUREN, L. 2002. Atlas van plantengemeenschappen in Nederland: deel 2: graslanden, zomen en droge heiden. Utrecht: Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

WESTHOFF, V. & DEN HELD, A. J. 1974. Plantengemeenschappen in Nederland. Zutphen: Thieme. WITTE, J. P. M. & VAN DER MEIJDEN, R. 1989. Ecosystemen van vochtige en natte standplaatsen in

Nederland: verspreiding en verandering afgeleid uit het florabestand van Rijksherbarium en CBS en het bodemkundige bestand van het Staring Centrum. Arnhem: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat (RWS).

ZWAENEPOEL, A., T'JOLLYN, F., VANDENBUSSCHE, V., & HOFFMANN, M. 2002. Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. Brussel, Gent, Brugge: Instituut voor Natuurbehoud (IN), Universiteit Gent (RUG), West-Vlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en

Gerelateerde Likona-artikels (indien niet eerder geciteerd)

ALLEMEERSCH, L. 1994. Planten op winterdijken langs de Grensmaas. Likona jaarboek 1993: 21-25. Geusens, J. 1994. Verspreiding van de Maretak (Viscum album L.) in Limburg. Likona jaarboek 1993:

26-31.

BERTEN, R., ANDRIESSEN, L. & NAGELS, C. 1992. Twee glaskroossoorten na honderd jaar herontdekt in België (Midden-Limburg). Likona jaarboek 1991.

BERTEN, R. & DE RIDDER, F. 1998. De flora in loofbossen in Limburg. Likona jaarboek 1997: 45-55. GORA, L. & VERSCHRAEGEN, T. 2000. Flora in het Vijvergebied Midden-Limburg: van internationaal