• No results found

HOOFDSTUK 4 ALTERNATIEVEN EN HET MAATSCHAPPELIJK DEBAT

4.4 V ESTIGINGSKLIMAAT

Ondernemingen die internationaal willen opereren zullen een land moeten kiezen om zich te vestigen.

Een onderneming heeft baat bij een land waarin zoveel mogelijk welvaart gecreëerd kan worden. Een onderneming is immers uit op het maken van winst. Het Nederlandse vestigingsklimaat is

aantrekkelijk vanwege de kwaliteit van het leven, transport en logistieke infrastructuur, telecommunicatie en infrastructuur, gemiddelde opleidingsniveau en duidelijkheid en stabiele politieke, wetgevende en administratieve omgeving (Bruijne, 2017, p. 73). Tevens is geografische ligging van belang (Sweers et al., 2016, p. 13). Negatieve punten zijn flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de financiële sector (Bruijne, 2017, p. 74).

Zekerheid en stabiliteit in het fiscale vestigingsklimaat is van belang voor het toekomstige vestigingsklimaat (Sweers et al., 2016, p. 13). De deelnemingsvrijstelling wordt als een van de kroonjuwelen gezien voor het vestigingsklimaat (Berentsen, 2016). Opvallend is dat het

belastingtarief door multinationals niet als een van de belangrijkste factoren wordt gezien (Bruijne, 2017, p. 74). Het fiscale klimaat speelt alleen een rol als een multinational een nieuwe locatiekeuze maakt. Daarbij is fiscaliteit vooral bij de keuze van een hoofdkantoor van belang (Voget, 2010, p.

1067). Wel staat duidelijkheid en stabiele wetgeving en administratie in de top vijf. De huidige APA/ATR-praktijk kan voor het Nederlandse vestigingsklimaat dus van grote waarde zijn. Het fiscaal klimaat is echter het zwakste punt van het gehele vestigingsklimaat (EY, 2017, p. 5). Desalniettemin is de waardering in het fiscale vestigingsklimaat op een historisch hoog niveau (EY, 2017, p. 5).

Om het bedrijfsleven een rechtvaardige bijdragen te laten leveren aan de collectieve

voorzieningen, zal het Nederlands vestigingsklimaat aantrekkelijk moeten blijven (wiebes, 2016a, p.

1). Van oudsher is het Nederlandse vestigingsklimaat altijd sterk geweest (Wiebes, 2016a, p. 2).

Alhoewel het kabinet ingestemd heeft om belastingontwijking aan te pakken, dient eerlijke

concurrentie en behoud van Nederlandse werkgelegenheid te worden zeker gesteld (Wiebes, 2015, p.

4).

Transparantie wordt als een van de belangrijkste wapens tegen belastingontwijking gezien (Wiebes, 2017, p. 6). Nederland speelt een voortrekkersrol bij het uitwisselen van belastingafspraken en ‘country-by-country reporting’ (Wiebes, 2017, p. 1). Het uitwisselen van rulings wordt door Nederland echter niet als een prioriteit beschouwd bij het bestrijden van belastingontwijking (Wiebes, 2015, p. 5). Nederland loopt zelfs achter met het uitwisselen van belastingafspraken (Wiebes, 2017,

pp. 2-3). Het is daarentegen wel zo dat Nederland steeds meer bilaterale APA’s afsluit (Wiebes, 2015, p. 9). Dit vergroot de fiscale zekerheid van multinationals aan beide zijden van de grens.

De OESO kent een afgebakende definitie van rulings (Wiebes, 2017, p. 2). De EU erkent een bredere definitie, waardoor meer rulings dienen te worden gedeeld binnen de EU dan onder BEPS Actie 5 wordt voorgesteld. Dit kan een deel van de vertraging verklaren.

Door de aanpak van belastingontwijking groeien lidstaten dichter naar elkaar toe (Wiebes, 2016a, p. 4). Hierdoor wordt aggressieve tax-planning succesvol tegen gegaan. Het probleem ontstaat echter dat lidstaten met een gunstig vestigingsklimaat, zoals Nederland, het VPB-tarief zullen inzetten om multinationals aan te trekken (Wiebes, 2016a, p. 4). De fiscale concurrentie verschuift zo van grondslag naar tarief. Dit komt aan de orde als bijvoorbeeld een cv alle intangibles in een lidstaat onderbrengt, doordat de cv/bv-structuur niet meer mogelijk is.

Landen als Ierland (12,5%) en Zwitserland (8,5%) hebben nu al een

vennootschapsbelastingtarief aanzienlijk lager dan Nederland (Bruijne, 2017, p. 76). Het Nederlandse VPB-tarief (25%) is zelfs hoger dan het EU-gemiddelde (22, 6%). In de motie van Nijboer

(Kamerstukken II 2015/2016, 21 501-7 nr. 1381) wordt gepleit niet mee te gaan met de ‘race tot the bottom’. Het kabinet deelt de mening van Nijboer, echter moet een concurrerend VPB-tarief wel overwogen worden om aantrekkelijk te blijven (Wiebes, 2016a, p. 5). Het verlagen van het VPB-tarief dient echter gedekt te worden door grondslagverbredingen en –harmoniseringen, om het afwentelen naar de belastingbetaler te voorkomen (Wiebes, 2016a, p. 6). Dit gebeurt volgens Oxfam Novib echter niet. De inkomstenbelasting steeg terwijl de VPB-inkomsten daalden (Berkhout, 2016, p. 19). In hoeverre de stijging van de inkomstenbelasting te wijten is aan belastingvoordelen voor

multinationals blijft in het rapport echter achterwege.

Binnen de Benelux hebben België en Luxemburg aangekondigd het VPB-tarief naar 20%

respectievelijk 18% te willen verlagen (Bruijne, 2017, p. 77). De eerste stap van Nederland is het stapsgewijs verbreden van de grondslag van het laagste belastingtarief van 20% van €200.000 in 2017 tot €350,000 in 2021 (Wiebes, 2016a, p. 7). Er dient eerst een breder maatschappelijk draagvlak te zijn voordat verdere stappen geconcretiseerd kunnen worden (Wiebes, 2016a, p. 7). Hierbij kan gedacht worden aan een verlaging van het VPB-tarief, een andere structuur van het VPB-tarief of een aparte box binnen de VPB (Wiebes, 2015, p. 10). Het is ook mogelijk om een combinatie van

voorgenoemde opties te construeren.

4.5 Conclusie

In dit hoofdstuk staat de subvraag centraal: Welke alternatieven kan Nederland multinationals aanbieden en welke zijn maatschappelijk gewenst? Het BEPS-project en ATAD2-richtlijn hebben de informeel kapitaal structuur en de cv/bv-structuur voor multinationals onaantrekkelijk gemaakt. De cv/bv-structuur, alhoewel in Nederland niet meer mogelijk, is nog steeds een manier voor

multinationals om minder belasting te betalen. Door op korte termijn de cv of op langere termijn de bv in een land buiten Europa te vestigen, kan het fiscale voordeel blijvend behaald worden. Voor Nederland betekent dit echter verlies van werkgelegenheid, gezien bv’s met substance het land zullen verlaten.

Als alle intangibles vanuit de cv in een lidstaat worden ondergebracht, zal de

belastingconcurrentie veranderen. Er vindt een verschuiving van grondslag naar tarief plaats. Landen als België en Luxemburg hebben al het voornemen om het belastingtarief te verlagen. Nederland heeft echter aangegeven niet mee te doen met de ‘race to the bottom’. Gekeken zal worden of het VPB-tarief omlaag kan of een andere VPB-structuur tot het gewenste resultaat kan leiden. Maatschappelijk draagvlak is hiervoor allereerst een vereiste.

Het vertrouwen in het Nederlandse vestigingsklimaat is historisch hoog. Opmerkelijk is dat factoren als infrastructuur en juridische- en politieke stabiliteit belangrijker zijn voor de

vestigingskeuze van een multinational dan het fiscale klimaat. Het belastingtarief speelt vooral een rol als een multinational een hoofdkantoor wilt vestigen. Daarnaast is transparantie omtrent

belastingafspraken goed voor het vestigingsklimaat. Zekerheid en stabiliteit bevorderen het

vestigingsklimaat. Dit is inclusief zekerheid over de deelnemingsvrijstelling, die voor Nederland van grote waarde is.

Tot slot is getracht een maatschappelijk beeld te vormen van de Nederlandse APA/ATR-praktijk. In de media wordt de APA/ATR-praktijk vooral vergeleken met belastingontwijking. Tevens heeft Oxfam Novib een rapport uitgebracht waarin staat dat deals met multinationals door de

belastingbetaler wordt betaald. Tevens wordt beweerd dat belangenverstrengeling aanwezig is bij politieke commissies, de academische wereld en belastingadvieskantoren. Er kan geconcludeerd worden dat de APA/ATR-praktijk vanuit de maatschappij als belastingontwijking en derhalve onwenselijk bevonden wordt.

Vanuit deskundig gebied wordt de APA/ATR-praktijk van groots belang bevonden voor het Nederlands vestigingsklimaat. Het uitwisselen van rulings is goed om wantrouwen in de maatschappij af te laten nemen. Tegelijk vindt het kabinet het maatschappelijk wenselijk om belastingontwijking aan te pakken. Er was kritiek dat de belastingafspraken niet met de kamer gedeeld zou zijn.

Staatssecretaris Wiebes heeft echter alle informatie, niet onderworpen aan de geheimhoudingsplicht, gedeeld met de Tweede Kamer. Tevens is Nederland bezig om in samenwerking met de FHTP minder bij te dragen aan ‘harmful tax practices’. De Nederlandse regering tracht dus een maatschappelijk draagvlak te creëren door meer transparant te zijn.