• No results found

Utrecht

In document Eén pot nat (pagina 40-48)

3. Pottenbakkersateliers in Nederlandse steden

3.3 Categorie 1: pottenbakkersovens met pottenbakkersafval

3.3.4 Utrecht

In Utrecht is het grootste aantal pottenbakkersovens uit de periode 1250-1500 gevonden. Op drie van de vier uitgewerkte vindplaatsen zijn één of meerdere ovens aangetroffen. Hiermee beschikt de stad Utrecht, archeologisch gezien, over een goudmijn aan informatie wat betreft de

laatmiddeleeuwse pottenbakkers. Dat veel pottenbakkers in deze periode actief waren in Utrecht is niet verwonderlijk. Utrecht is in de late middeleeuwen het politiek en religieus centrum van de Lage Landen.70

Bemuurde Weerd

De Bemuurde Weerd was een voorstad van Utrecht die in de veertiende eeuw ommuurd werd, waarmee het werd opgenomen binnen de stadsgerechtigheid. In de late dertiende en veertiende eeuw waren in dit gebied enkele pottenbakkers actief. Uit historische bron is bekend dat Petrus dictus Potter in 1332, Henricus dictus Potter in 1338 en Andries de Potter in 1398 hier hun bedrijf hadden. Archeologisch onderzoek aan de Oudenoord en de Kaatstraat heeft het bewijs geleverd in de vorm van enkele kuilen met pottenbakkersafval en pottenbakkersovens. De opgravingen aan de Kaatstraat zijn tot op heden (2016) niet gepubliceerd. De opgravingen aan de Oudenoord zijn gepubliceerd in ‘Scherven, erven en evolutie’, door Kees van Rooijen (1993), waarbij de focus ligt op de aardewerkproductie en de typologie niet uitgebreid aan de orde komt.

70

41 Aan de Oudenoord zijn in de eerste periode van pottenbakkersactiviteit nog veel producten in kogelpotbaksel vervaardigd. Kogelpot-aardewerk vormt de grootste groep aangetroffen

aardewerk, een tweede groep is het grijsbakkend aardewerk en als laatste zijn enkele vormen van roodbakkend aardewerk aangetroffen. Hiermee zijn twee transities gerepresenteerd aan de Oudenoord: de overgang van kogelpot- naar gedraaid aardewerk en de overgang van grijs- naar roodbakkend aardewerk. De Oudenoord is, niet alleen binnen Utrecht, een typesite geworden voor middeleeuwse aardewerkproductie. Dit heeft niet alleen te maken met het reeds genoemde aardewerkspectrum, maar ook met de schaal van de opgraving. 43 afvalkuilen en vijf

pottenbakkersovens zijn tijdens één campagne opgegraven. Hierdoor kon in één keer een typologie worden opgesteld van het aardewerk geproduceerd in de Bemuurde Weerd en een theorie worden gevormd rond de organisatie van de productie. In stadskernen doet zich bijna nooit een opgraving op deze schaal voor.

Kogelpot-aardewerk vormt de grootste bakselgroep binnen het aardewerk dat is

aangetroffen tijdens de opgravingen aan de Oudenoord. Bezemstreekversiering, vingervegen en kamstreekversiering komen voor, soms zelfs een combinatie van twee versieringsvormen. Een aantal van de kogelpotten heeft ‘draairibbels’ op de schouder. Van Rooijen meent echter dat dit niet het resultaat is van het draaien op de draaischijf, maar een decoratie. Een herevaluatie van dit materiaal zou dit kunnen uitwijzen. Naast kogelpotvormen komen in het kogelpotbaksel ook grapen met drie pootjes, bakpannen en grote kommen (schalen) voor.71

In grijs aardewerk komen grapen met standlobben, kleine kogelpotachtige potjes, bakpannen, kannen, kruiken (g-kru-2: afb. 3.21), voorraadpotten, grote kommen, ovenkachels, vuurstolpen, kaarsentrekbakken en dovers voor. In roodbakkend aardewerk komen: grapes met pootjes, kleine kogelpotachtige potjes, bakpannen, kannen (r-kan-32: afb. 3.5, r-kan-50: afb. 3.17), kruiken, voorraadpotten, grote kommen, kleine kommen, steelkommen, vetvangers, ovenkachels (deze langwerpige potten werden in de haard ingemetseld om warmte door te geven aan het aangrenzende vertrek), vuurstolpen, deksels, olielampjes, borden en spaarpotten voor.

Aan de Oudenoord zijn ook resten gevonden van daktegel- en plavuizenproductie. Gezien de beperkte ruimte van deze scriptie zal hier verder niet op ingegaan worden.72

Een veel aangehaald besluit binnen de literatuur over middeleeuwse pottenbakkers is het raadsbesluit uit 1398 van het stadsbestuur van Utrecht. De pottenbakkersactiviteit is echter rond 1350 al sterk teruggelopen. Rood aardewerk komt voor, maar vormt een minderheidsgroep binnen het vondstmateriaal. De aanvang van de pottenbakkersactiviteit zal aan het einde van de dertiende eeuw hebben gelegen, kogelpot-aardewerk wordt aan het einde van de dertiende eeuw nog veel gebruikt in de Nederlandse steden in het rivierengebied. De grootste activiteit van pottenbakkers in de Bemuurde Weerd zal ca. tussen 1275-1350 hebben plaatsgevonden.73

Hogelanden

Een standaardwerk over pottenbakkers uit de late middeleeuwen is het boek van Anton Bruijn, ‘pottersvuren langs de Vecht’ (1979), dit is één van de eerste publicaties van een uitgewerkt

pottenbakkersatelier in Nederland.74 Hoewel dit boek vaak wordt aangehaald als een algemeen werk

71

Van Rooijen 1993, 23.

72

Van Rooijen 1993, 1-60.

73 Van Rooijen 1993, 115-117.; Van Oosten 2012a, 134-150. 74

42 bevat het eigenlijk de beschrijving en uitwerking van opgravingen in Utrecht Hogelanden

(Lauwerecht), waarbij twaalf kuilen met pottenbakkersafval en een oven werd gevonden.

Hogelanden lag buiten de stad, maar binnen de stadsvrijheid. Hierdoor was het een geschikte plek voor allerlei ambachten, waaronder pottenbakkers.75

Bij de Hogelanden is enkel gedraaid aardewerk aangetroffen. De grootste vondstgroep bestaat uit roodbakkend aardewerk. De meeste grapen hebben één oor en de meeste zijn voorzien van draairibbels op schouder en/of buik. Grapen (r-gra-20: afb. 3.27) met klauwpoten en ‘gewone’ potten komen naast elkaar voor. Ook grapen met twee oren zijn gevonden, sommige van deze twee- orige grapen zijn voorzien van haakoren, andere hebben rolronde oren. Een vorm waaraan meerdere functies gekoppeld kunnen worden is de steelkom (r-stk-16: afb. 3.18, r-stk-6: afb. 3.29). Deze kan gebruikt zijn als bakpan, vuurtest of etensnap. Een opvallende vorm is de lavabo, een hulpmiddel voor het wassen van de handen. In de vorm kon water worden gedaan en gemakkelijk over de handen uitgegoten worden. Dit is een imitatie van metalen lavabo’s. Andere roodbakkende vormen die zijn geproduceerd in de Hogelanden zijn: vetvangers, olielampen, vuurstolpen, bakpannen (r-bak- 15: afb. 3.15, r-bak-1: afb 3.25), bloempotten, gatenpotten, grote en kleine kommen, spaarpotten, zuigflesje, voorraadpotten, vergieten, pispotten (r-pis-1: afb. 3.19), deksels (r-dek-26: afb. 3.12), borden (r-bor-6: afb. 3.9) en kaarsentrekbakken. Opvallend is het ontbreken van kannen. De borden zijn voorzien van een loodglazuur dat soms is vermengd met koper voor het verkrijgen van een groene kleur. Onder het glazuur zijn de borden voorzien van een slibversiering, soms een ‘simpele’ versiering van slibboogjes, maar ook met afbeeldingen van vogels (afb 3.11).76

75 Bruijn. 1979. 13-15. 76

43 Afbeelding 3.11: verschillende borden gevonden in de Hogelanden, Utrecht. (Bruijn 1979.).

Over de datering van de aardewerkproductie in de Hogelanden is discussie geweest.77 In

‘pottersvuren langs de Vecht’ wordt de productie gedateerd rond 1400, aan de hand van contexten

77

44 in Amsterdam waar overeenkomstig materiaal is gevonden, naast een typochronologische datering en een interpretatie van historische bronnen.78 Dit is niet verwonderlijk, omdat ten tijde van het verschijnen van dit boek nog geen vergelijkbare contexten waren gepubliceerd. Helaas is de

vergelijking met materiaal gevonden in Amsterdam wankel gebleken. Het is namelijk onzeker of het Amsterdamse materiaal wel is geproduceerd in Utrecht Hogelanden, of elders in Utrecht. Aan de hand van het vormenspectrum en de typologie van de vindplaats Hogelanden kan wel worden gesteld dat een datering rond 1400 aannemelijk is. In grijsbakkend aardewerk komen vooral grote vormen voor en borden zijn vrij veel aangetroffen. Simpele vormen van de pispot duiden op een datering aan het begin van de vijftiende eeuw. Ook in relatie tot andere pottenbakkerijen in Utrecht (Oosterkade, Anthoniedijk) lijkt een datering in het begin van de vijftiende eeuw goed aan te sluiten.

Oosterkade

Met de Oosterkade wordt een uitzondering gemaakt op de regel dat enkel gepubliceerd materiaal hier wordt besproken. De pottenbakkers aan de Oosterkade in Utrecht zijn namelijk nog niet gepubliceerd, maar in 2015 wel uitgewerkt en beschreven door mijzelf bij de gemeente Utrecht en met hulp van o.a. Sebastiaan Ostkamp en Arno Verhoeven.

De Oosterkade ligt in tegenstelling tot de overige pottenbakkersterreinen in Utrecht aan de Zuidzijde van de stad, in het gebied Tolsteeg aan de Vaartsche Rijn. In drie opeenvolgende jaren (2004-2006) hebben opgravingen plaatsgevonden in dit gebied, waarbij telkens resten van pottenbakkersactiviteit werden aangetroffen. Enkel de vondsten van de opgravingen in 2004 zijn uitgewerkt. Tijdens de opgravingen in 2004 werden acht grote kuilen met pottenbakkersafval en twee pottenbakkersovens gevonden.

Aan de Oosterkade zijn voornamelijk kannen, grote kommen (g-kom-7: afb. 3.13, g-kom-18: afb. 3.20) en voorraadpotten (g-pot-4: afb. 3.14) geproduceerd. Meer dan de helft van dit vaatwerk bestaat uit grijsbakkend aardewerk. In rood aardewerk zijn bakpannen (r-bak-2: afb. 3.35,r-bak-11: afb. 3.38, r-bak-30: afb. 3.42), kleine kommen, grapen (r-gra-38: afb. 3.28) en steelkommen

aangetroffen. Enkele fragmenten van een roodbakkende kaarsentrekbak, vuurstolpen in rood en grijs baksel, een roodbakkende kandelaar, een drietal spinsteentjes, een fragment van een bord, een aantal spaarpotjes en een paar deksels (r-dek-26: afb. 3.12,r-dek-7: afb. 3.16) in roodbakkend aardewerk vormen het totale vormenrepertoire dat is gevonden tijdens de opgravingen in 2004.

Het materiaal lijkt goed aan te sluiten bij de productie in de Bemuurde Weerd en iets ouder te zijn dan het materiaal gevonden bij de Hogelanden en Anthoniedijk. De enorme hoeveelheid scherven laat geen grote vormverscheidenheid zien, het is daarom waarschijnlijk dat het productiecentrum een looptijd heeft gekend van maximaal vijftig jaar. De productie aan de Oosterkade wordt typochronologisch en aan de hand van een vergelijking met de overige pottenbakkerijen in Utrecht gedateerd tussen 1325 en 1375.

78

45 Afbeelding 3.12: r-dek-26. 1. Utrecht Oosterkade (eigen tekening), 2. Utrecht Hogelanden (Bruijn 1979.).

Afbeelding 3.13: g-kom-7. 1. Utrecht Oosterkade (eigen tekening, stand of typenummer moet opnieuw worden bepaald.), 2. Utrecht Anthoniedijk (Ostkamp 2008.).

Afbeelding 3.14: g-pot-4. 1. Utrecht Oosterkade (eigen tekening), 2. Utrecht Anthoniedijk (Ostkamp 2008.).

46 Afbeelding 3.16: r-dek-7. 1. Utrecht Oosterkade (eigen tekening), 2. Delft Nieuwe Langendijk (Van Haaften 1984.).

Afbeelding 3.17: r-kan-50. 1. Aardenburg (Trimpe-Burger 1974.), 2. Delft Nieuwe Langendijk (Van Haaften 1984.), 3. Haarlem Antoniestraat (Jacobs e.a. 2000.), 4. Utrecht Bemuurde Weerd (Van Rooijen 1993.).

Afbeelding 3.18: r-stk-16. 1. ’s-Hertogenbosch Pieterskerk (Janssen en Nijhof 2010.), 2. Utrecht Hogelanden (Bruijn 1979.).

47 Afbeelding 3.19: r-pis-1. 1. Amersfoort (Bruijn 1979.), 2. Utrecht Hogelanden (Bruijn 1979.), 3. Utrecht Anthoniedijk (Ostkamp 2008.).

48 Afbeelding 3.21: g-kru-2. 1. Utrecht Bemuurde Weerd (Van Rooijen 1993.), 2. Breda Nieuwstraat (De Kievith 2012.).

In document Eén pot nat (pagina 40-48)