• No results found

Haarlem Frankestraat

In document Eén pot nat (pagina 34-40)

3. Pottenbakkersateliers in Nederlandse steden

3.3 Categorie 1: pottenbakkersovens met pottenbakkersafval

3.3.2 Haarlem Frankestraat

(Bijlage 1, kaart 5)

Bij opgravingen in de Frankestraat te Haarlem kwamen een pottenbakkersoven en twee

concentraties van pottenbakkersafval aan het licht op de hoek van de Frankestraat en de Anegang. Opvallend is de locatie van het pottenbakkersatelier. Deze was niet in het Burgwalgebied gevestigd, waar de andere archeologisch bekende pottenbakkers gevestigd waren, maar in het historische centrum van Haarlem, aan de Westzijde van het Spaarne.

De potten die hier zijn aangetroffen bestaan uit handgevormde en langzaam gedraaide producten met een lensbodem. Het type g-pot-10 is ook aangetroffen tussen het pottenbakkersafval in Breda (Nieuwstraat) en Leiden (afb. 3.32). Exemplaren van rood- en grijsbakkende grapen, kannen (afb. 3.4 en 3.5) en bakpannen behoren tot het repertoire van de pottenbakker. De r-gra-3, een bolle grape met een lange hals en een verdikte lip, is een zeer wijdverbreid type en wordt in veel ateliers geproduceerd (afb. 3.10), ook de r-gra-4 komt voor tussen het pottenbakkersafval (afb. 3.26). Een kleine kan of grape (r-kan-50: afb. 3.17) die wellicht als vroege pispot heeft gediend komt ook voor tussen het pottenbakkersafval van de Oudenoord in Utrecht, in Aardenburg, aan de Nieuwe Langendijk in Delft en aan de Antoniestraat in Haarlem.57

Drie fragmenten van bijzondere kannen zijn aangetroffen tussen het pottenbakkersafval, een zogenaamde vedelaarskan (afb. 2.6), een gezichtskan en een kan met een vrouwenfiguur

(vrouwenkan genoemd voor het gemak). De vedelaars- en de vrouwenkan zijn vervaardigd door de gedraaide kan in een mal te vormen voor het droog- en bakproces. Het is mogelijk dat deze

bijzondere hoogversierde kannen tot het repertoire van de pottenbakker behoren. Op de

fragmenten van de vrouwenkan en de vedelaarskan zijn ook gestileerde margrieten afgebeeld, een decoratie die vaker tussen het pottenbakkersafval is aangetroffen.58

In het artikel “een veertiende eeuwse pottenbakkersoven in de Haarlemse binnenstad” van J. Schimmer uit 1979 wordt de datering van het pottenbakkersafval rond 1350 geplaatst.59 Typologisch gezien wijst het pottenbakkersafval op een overgangsfase van de kogelpot naar het grijs- en rood gedraaid aardewerk. De kogelpot was tot ca 1300 de meest voorkomende pot binnen het

gebruiksgoed. Na 1300 verdwijnt de kogelpot uit stedelijke contexten in West-Nederland. De datering van het materiaal in de Frankestraat zal in dat geval een halve eeuw eerder zijn, rond 1300.60 Het is in dat opzicht opmerkelijk dat het materiaal overeenkomsten vertoond met twee types die ook in Amersfoort zijn aangetroffen, deze vindplaats wordt namelijk rond het midden van de vijftiende eeuw gedateerd. Twee verklaringen zijn hiervoor te geven; steden in het kustgebied lopen iets voor op de aardewerktraditie ten opzichte van de steden in het rivierengebied, dit is ook het geval bij het verdwijnen van de kogelpot- en grijze baksels (zie hoofdstuk 2). Een andere verklaring is dat de types een lange tijd zijn geproduceerd en daarmee niet indicatief zijn voor een datering.

Een diatomeeënanalyse (zie hoofdstuk 5.2.2) is uitgevoerd op één scherf en heeft uitgewezen dat de klei waarvan het object is vervaardigd waarschijnlijk afkomstig is uit de Velserbroekerpolder.61 57 Schimmer 1979, 19-38. 58 Schimmer 1972, 230-236. 59 Schimmer 1979, 52-53. 60 Jacobs e.a. 2000, 32-33. 61 Jansma 1979, 127-128.

35 Afbeelding 3.4: r-kan-24. 1. Aardenburg (Trimpe Burger 1974.) Een typisch Aardenburgs voorbeeld met een draairibbel halverwege de hals, 2. Amersfoort (Bruijn 1979.), 3. Haarlem Frankestraat (Schimmer 1979.) Een a-typisch, vroeg exemplaar, 4. Utrecht Anthoniedijk (Ostkamp 2008.).

36

3.3.3 ’s-Hertogenbosch

(bijlage 1, kaart 6)

In ’s-Hertogenbosch zijn twee pottenbakkersateliers opgegraven uit de vijftiende eeuw, één bij de huidige Pieterskerk en de ander op het huidige Loeffplein. De archeologische contexten waren ernstig verstoord door latere bebouwing, vooral uit de jaren ‘60. In ’s-Hertogenbosch zijn geen aanwijzingen gevonden voor vroegere aardewerkproductie. Dit is opmerkelijk, omdat ’s-

Hertogenbosch één van de snelst groeiende steden in Zuid-Nederland is vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw tot het eind van de veertiende eeuw.62 De pottenbakkersindustrie heeft in deze periode waarschijnlijk in een aantal dorpen buiten de stad gelegen. Hier is historisch bewijs voor en tijdens opgravingen in Empel is een oven gevonden waarin bakstenen werden gebakken in de veertiende eeuw. De klei die is gebruikt voor het vervaardigen van de vijftiende-eeuwse potten in ’s- Hertogenbosch is afkomstig van Maasafzettingen ten Noorden van de stad. Een combinatie van historisch en archeologisch onderzoek is toegepast op deze twee locaties, waardoor de ateliers vrij nauwkeurig zijn gedateerd.63

Loeffplein

In 1995 werd een archeologische opgraving uitgevoerd op het Loeffplein, ten behoeve van de herontwikkeling van dit gebied. Naast resten van een nonnenklooster, dat op deze plek in 1456 werd gesticht, werden vijftien afvalkuilen, een pottenbakkersoven en een gebouwstructuur gevonden die in verband konden worden gebracht met vijftiende-eeuwse pottenbakkersactiviteit. Het

pottenbakkersterrein lag aan een klein (zij)kanaal van de Binnendieze, van waar de klei waarschijnlijk werd aangevoerd en de eventuele exportproducten konden worden afgevoerd. Uit historische bronnen is bekend dat dit perceel in 1437 in bezit is van Robbrecht de Potter. Uit een andere bron wordt duidelijk dat Robbrecht in 1461 zijn grond moest verkopen aan het klooster. Deze site ligt net buiten de middeleeuwse stadsmuur van ’s-Hertogenbosch.64

Het roodbakkende aardewerk is in de meerderheid binnen het materiaal uit de afvalkuilen. In grijsbakkend aardewerk komen grote schenkkannen, voorraadpotten en grote kommen voor. Het roodbakkende aardewerk bestaat eveneens uit schenkkannen, maar met een slibversiering op de schouder, iets kleinere voorraadpotten en een enkele grote kom. De overige roodbakkende vormen zijn: kleine kommen, koppen, grapen (r-gra-20: afb. 3.27), pispotten, bakpannen (r-bak-2: afb. 3.8), borden (r-bor-1: afb. 3.1.), komforen en enkele fragmenten van een hengselpot, een vetvanger (r- vet-1: afb. 3.3), een kaarsentrekbak en een olielamp. Een zeer opvallend product is een geheel zwart geëngobeerde roodbakkende grape (afb. 3.6).65

Pieterskerk

Tijdens een noodopgraving in 1984 kwamen enkele kuilen met pottenbakkersafval tevoorschijn. Door deze opmerkelijke vondst werd de opgraving uitgebreid in Zuidwestelijke richting, waar ook resten van twee pottenbakkersovens en de resten van een veertiende-eeuws huis dat uitgebouwd werd in de vijftiende eeuw werden gevonden. Dit huis is waarschijnlijk tegelijkertijd in gebruik geweest met de ovens. In totaal zijn vijf kuilen met pottenbakkersafval gevonden. De twee ovens zijn niet tegelijkertijd in gebruik geweest. De eerste oven wordt voor een deel oversneden door een tweede oven, waardoor van de eerste oven geen reconstructie mogelijk is. De ovens hebben een

62 Rutte en Abrahamse 2014, 98-101. 63 Janssen en Nijhof 2010, 93-94. 64 Janssen en Nijhof 2010, 94-97. 65 Janssen en Nijhof 2010, 108-126.

37 ovaal/cirkelvormig grondplan met een verhoogde ovenvloer. Een stookgang verbond de oven

waarschijnlijk met de stookkuil (zie afbeelding 2.7 en 2.8). Een stookkuil is wel aangetroffen tijdens de opgraving, maar een verband tussen deze stookkuil en één van de ovens kon niet worden gelegd door recente(re) verstoringen. De pottenbakkerij lag in de vijftiende eeuw tussen twee stromen van de Aa.66

Het repertoire van de pottenbakker bestaat uit rood- en grijsbakkend aardewerk. Potten, kannen (g-kan-18: afb 3.7, r-kan-67: afb. 3.41), kommen, grapen (r-gra-3: afb. 3.10, r-gra-20: afb. 3.27), bakpannen, steelkommen (r-stk-16: afb. 3.18), borden (r-bor-1: afb. 3.1), vetvangers en olielampen behoren tot het vormenspectrum. Voorraadpotten op een standring komen enkel in een grijs baksel voor. Kannen komen zowel in een grijs als een rood baksel voor, waarbij de

roodbakkende kannen zijn voorzien van een slibversiering op de schouder. Grapen zijn in grotere en kleinere maten vertegenwoordigd, de kleine exemplaren hebben een slibversiering op de

schouder/buik, de grote grapen zijn niet van slibdecoratie voorzien. Zeer grote kommen komen in grijs en rood baksel voor, kleinere kommen slechts in rood baksel. Eén kleine kom heeft een opvallend gegolfd randprofiel. De bakpannen en steelkommen hebben een holle steel. De

steelkommen komen voor in twee varianten, waarbij de vorm identiek is, één is voorzien van drie lobvoeten en de ander van drie pootjes. Het bord dat is aangetroffen is dedecoreerd met een slibboogjesversiering.67

Opvallend is dat enige vormen in wit aardewerk met loodglazuur zijn aangetroffen die duidelijk behoren tot het misbakselaardewerk. Witbakkende klei werd in Nederland in de late middeleeuwen voornamelijk gebruikt om slibversiering aan te brengen op het aardewerk. Witbakkende klei komt niet voor in de omgeving van ’s-Hertogenbosch en is dus van elders

aangevoerd, bijvoorbeeld uit het Duitse Rijnland of het Midden-Maasgebied. Een chemische analyse en/of bakselonderzoek (zie hoofdstuk 4) zou dit kunnen uitwijzen, maar is (nog) niet uitgevoerd. De kannen in witbakkende klei lijken qua vorm op de steengoed kannen en trechterbekers. Eén van de trechterbekers is wel voorzien van slibboogjes (in dit geval slib van roodbakkende klei) op de

schouder. Naast de kannen zijn twee typen kommen aangetroffen. Het eerste type is een kleine kom op drie lobvoeten met draairibbels op de hals en met een recht, ongeprofileerd randprofiel. Een tweede type lijkt meer op een grote melkteil, het heeft een ondersneden kraagrand met een schenklip en staat eveneens op drie lobvoeten.68

In vergelijking met de site Loeffplein lijkt deze pottenbakker iets eerder actief te zijn geweest, namelijk aan het begin van de vijftiende eeuw. De pottenbakker aan het Loeffplein was actief tussen 1437 en 1461. Het is mogelijk, maar niet zeker, dat de pottenbakker bij de Pieterskerk zijn bedrijf moest verplaatsen naar buiten de stadsmuren en zich toen heeft gevestigd aan het huidige Loeffplein.69

Sommige vormen komen overeen met de vondsten van de Loeffpleinsite, zoals een

kaarsentrekbak, de grijze voorraadpotten met twee handvatten, de borden en een bakpan. Het type r-bor-1 (afb. 3.1) en r-bak-2 (afb. 3.8) zijn zeer algemeen verspreid in de vijftiende eeuw en daarom is het niet verwonderlijk dat deze vormen op beide plaatsen gevonden zijn. De grote kaarsentrekbak met kleistrips die zijn versierd met duimindrukken is waarschijnlijk een vorm die is gemaakt in opdracht. De wens van de opdrachtgever is bij het ontwerp waarschijnlijk doorslaggevend geweest 66 Janssen en Nijhof 2010, 106. 67 Janssen en Nijhof 2010, 108-120. 68 Janssen en Nijhof 2010, 116-117. 69 Janssen en Nijhof 2010, 94-97.

38 en hierdoor kan de kaarsentrekbak niet in een plaatselijke traditie worden geplaatst. De typische grape die zowel bij de Pieterskerk als aan het Loeffplein is gevonden is niet aangetroffen op andere pottenbakkerssites. Dit is een typisch product voor ’s-Hertogenbosch, met name de zwart

geëngobeerde variant (afb 3.6).

Afbeelding 3.6: zwart geëngobeerde grapen, alleen als productieafval gevonden in ’s-Hertogenbosch (Janssen en Nijhof 2010.)

39 Afbeelding 3.8: r-bak-32 (nr. 1) en r-bak-2 (nrs. 2-4). 1. Breda Nieuwstraat(De Kievith 2012.), 2. Delft Nieuwe Langendijk (Van Haaften 1984.), 3. Haarlem Barnesteeg (Numan 1987.), 4. ’s-Hertogenbosch Loeffplein (Janssen en Nijhof 2010.).

40 Afbeelding 3.10: r-gra-3. 1. Amsterdam Prins Hendrikkade (foto: gemeente Amsterdam), 2. Delft Nieuwe Langendijk (Van Haaften 1984.), 3. Haarlem Frankestraat (Schimmer 1979.), 4. ’s-Hertogenbosch Loeffplein (Janssen en Nijhof 2010.), 5. Zwolle (Clevis 2012.), 6. Utrecht Anthoniedijk (Ostkamp 2008.).

3.3.4 Utrecht

In document Eén pot nat (pagina 34-40)