• No results found

Uitwerking van instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd

In document Natura 2000 Beheerplan 14. Deelen (pagina 89-93)

5 Instandhoudingsdoelen in omvang ruimte en tijd

5.1 Uitwerking van instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd

(Tabel 2.2 op pagina 22). Aangegeven wordt welke instandhoudingsdoelen worden nagestreefd en ook zijn de gewenste aantallen van de beoogde populaties bekend. Deze paragraaf geeft een antwoord op de vraag waar de genoemde doelen

gerealiseerd zouden kunnen worden en wanneer.

In het aanwijzingsbesluit zijn voor de verschillende doelsoorten de gewenste aantallen dieren of aantallen broedparen aangegeven. Het is goed om op te merken dat het hierbij gaat om het realiseren van een geschikt leefgebied voor de beoogde populatieomvang. De doelrealisatie wordt afgemeten aan de mate waarin dit leefgebied aanwezig is of kan worden gerealiseerd. Inrichting en beheer van een natuurgebied heeft veel invloed op de omvang en kwaliteit van leefgebieden, maar kan in veel mindere mate de exacte populatieomvang bepalen. Het kan dus voorkomen dat in een gebied de beoogde aantallen vogels niet worden gehaald, terwijl het leefgebied wel op orde is. Bijvoorbeeld vanwege redenen die buiten het gebied spelen, of vanwege gezondheids- of klimaateffecten.

Roerdomp

 Doel: behoud omvang en kwaliteit van een leefgebied voor minimaal 5 broedparen.

 De laatste jaren zijn er maximaal twee broedparen van de roerdomp vastgesteld waarmee de instandhoudingsdoelstelling niet wordt gehaald. Het leefgebied lijkt niet op orde.

 De roerdomp broedt in natte rietvegetaties. Deze komen op beperkte schaal en verspreid over het gebied voor. Het leefgebied lijkt niet op orde te zijn voor de gewenste populatieomvang. Voor realisatie van de instandhoudingsdoelstelling dient het areaal geschikt biotoop te worden vergroot. De uitbreiding van

geschikt biotoop houdt in dat er rietmoeras (waterriet) moet worden ontwikkeld. Dit is in de Deelen een lastige opgave vanwege de lage zuurgraad van de bodem, de steile oevers en de matige waterkwaliteit. Daarnaast wordt de rietontwikkeling onderdrukt door begrazing (ganzen) en vraat (muskusrat). Er dienen maatregelen te worden genomen om de rietontwikkeling te stimuleren. Dit kan op verschillende locaties verspreid over het gebied.

 Verwacht wordt dat de ontwikkeling van voldoende riet niet op korte termijn (1e beheerplanperiode) kan worden gerealiseerd. Voor de lange termijn is het onzeker of de instandhoudingsdoelen kunnen worden gehaald aangezien nog niet duidelijk is of en hoe snel de rietontwikkeling gestimuleerd kan worden. Er kan derhalve nog geen termijn aangegeven worden waarop de doelstelling gehaald kan worden.

Purperreiger

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor minimaal 5 broedparen.  In de huidige situatie wordt min of meer voldaan aan de

instandhoudingsdoelstelling. Het huidige leefgebied lijkt te voldoen. De populatieomvang is niet stabiel. In sommige jaren wordt de doelpopulatie bereikt, in andere jaren weer niet. Verwacht wordt dat bij ongewijzigd beheer

Pagina 90 van 194

deze fluctuaties ook de komende jaren zullen optreden waardoor het instandhoudingsdoel in de komende tijd ‘min of meer’ wordt gerealiseerd.  Voor een duurzame realisatie van de instandhoudingsdoelstelling dient gestreefd

te worden naar een verbetering van het leefgebied. Dit betekent de ontwikkeling van meer nat rietmoeras en nat wilgenbos. Dit kan op verschillende locaties verspreid over het gebied.

 Het is de verwachting dat de gewenste verbetering van het leefgebied niet binnen de komende beheerplanperiode kan worden gerealiseerd. Dit betekent dat het onzeker is dat het instandhoudingsdoel op de korte termijn (1e beheerplanperiode) kan worden gerealiseerd. Voor de lange termijn lijkt het instandhoudingsdoel voor de purperreiger te kunnen worden gehaald. Bruine kiekendief

 Doel: vergroting omvang en kwaliteit leefgebied voor minimaal 5 broedparen.  In de huidige situatie wordt niet voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Er

is de laatste jaren slechts een enkel broedpaar aanwezig.

 De lage aantallen broedparen kunnen door meerdere factoren worden verklaard. Vermoedelijk is het leefgebied niet op orde. Er is onvoldoende riet en ruigte, één van de oorzaken, maar zeker niet de enige. Ook predatie kan een rol spelen. Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstelling dient gestreefd te worden naar verbetering van het leefgebied, hetgeen betekent dat de omvang en de kwaliteit van het rietmoeras dient te worden vergroot.

 Voor de lange termijn is het onzeker of de instandhoudingsdoelen kunnen worden gehaald aangezien nog niet duidelijk is of en hoe snel de

rietontwikkeling gestimuleerd kan worden. Ook gezien de onzekerheid ten aanzien van de knelpunten (predatie, voedselbeschikbaarheid) is het onzeker of en wanneer het leefgebied voldoet voor de beoogde aantallen broedparen van de bruine kiekendief. Er kan derhalve nog geen termijn aangegeven worden waarop de doelstelling gehaald kan worden.

Zwarte stern

 Doel: vergroting omvang en kwaliteit leefgebied voor minimaal 50 broedparen.  In de huidige situatie worden de beoogde aantallen van het instandhoudingsdoel

niet gerealiseerd. Het gemiddeld aantal broedparen ligt iets lager dan het doel van 50 paar.

 Voor een duurzame en meer natuurlijke realisatie van de

instandhoudingsdoelstelling dient het natuurlijk broedbiotoop te worden verbeterd. Hiertoe dient de ontwikkeling van waterplantenvegetaties

(krabbescheer) gestimuleerd te worden waarvoor een verdere verbetering van de waterkwaliteit in de petgaten noodzakelijk is. Dit is een lastige opgave aangezien de waterkwaliteit de laatste jaren verslechtert.

 Naast een verbetering van het broedbiotoop dient het voedselaanbod te

verbeteren. Ook hiervoor is een kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater gewenst.

 Het is niet de verwachting dat de gewenste verbetering van het leefgebied op korte termijn kan worden gerealiseerd. Dit betekent dat het onzeker is dat het instandhoudingsdoel in de 1e beheerplanperiode kan worden gerealiseerd. Ook voor de lange termijn is het onzeker of het instandhoudingsdoel voor de zwarte stern kan worden gehaald. Het is nog niet duidelijk of en hoe snel de

kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater gerealiseerd kan worden. Er kan derhalve nog geen termijn aangegeven worden waarop de doelstelling gehaald kan worden.

Rietzanger

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor minimaal 200 broedparen.  In de huidige situatie worden de aantallen uit het instandhoudingsdoel net niet

gehaald. De verwachting is dat het leefgebied enigszins verbetert in het zogenaamde verveningsgebied; hier ontstaat de komende jaren meer riet en ruigte. Daarentegen neemt het areaal leefgebied langzaam af door de erosie van legakkers. Het is de verwachting dat de komende jaren er voldoende geschikt leefgebied aanwezig is (toename riet en ruigte), maar dat dit op de langere termijn gaat afnemen (erosie).

 Om de negatieve tendens te doorbreken dient het areaal geschikt biotoop te worden vergroot. De uitbreiding van geschikt biotoop (ontwikkeling droog en nat rietmoeras) vergt zeker enige jaren.

 Voor de lange termijn is het onzeker of het instandhoudingsdoel kan worden gehaald voor de rietzanger in het geval van toenemende erosie.

Grote zilverreiger

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 40 vogels.

 In de huidige situatie wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Uitbreiding van geschikt biotoop door middel van verbetering van de

waterkwaliteit, waardoor het voedselaanbod verbetert, zal bijdragen aan behoud van een duurzame populatie.

 Verwacht wordt dat de realisering van het instandhoudingsdoel in de toekomst niet in gevaar komt.

Kolgans

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 17600 vogels.

 In de huidige situatie wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstelling in de toekomst wordt het beheer grotendeels gecontinueerd. Er wordt geen negatieve tendens verwacht.  Verwacht wordt dat het instandhoudingsdoel reeds voor de korte termijn kan

worden gehaald. Voorwaarde is dat het ganzengedoogbeleid rondom de Deelen niet verandert.

Grauwe gans

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 480 vogels.

 In de huidige situatie wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstelling in de toekomst wordt het huidige beheer grotendeels gecontinueerd. Er wordt geen negatieve tendens verwacht.  Verwacht wordt dat het instandhoudingsdoel voor de korte termijn kan worden

gehaald. Voorwaarde is dat het ganzengedoogbeleid rondom de Deelen niet verandert.

Brandgans

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 9900 vogels.

 In de huidige situatie wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstelling in de toekomst wordt het beheer grotendeels gecontinueerd. Er wordt geen negatieve tendens verwacht.  Verwacht wordt dat het instandhoudingsdoel reeds voor de korte termijn kan

worden gehaald. Voorwaarde is dat het ganzengedoogbeleid rondom de Deelen niet verandert.

Pagina 92 van 194

Smient

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 1700 vogels.

 Sinds 2002 wordt er niet meer voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. De oorzaak van de achteruitgang is niet duidelijk. Er zijn in en in de directe omgeving van de Deelen geen duidelijke veranderingen waargenomen die de achteruitgang kunnen verklaren. Mogelijk dat er meer storing optreedt. Ook is het mogelijk dat de achteruitgang te maken heeft met het feit dat de andere overwinteringsgebieden in binnen- en buitenland geschikter zijn geworden en de vogels de laatste jaren andere overwinteringsgebieden kiezen. Dit zou kunnen betekenen dat de aantallen smienten van het geformuleerde

instandhoudingsdoel niet worden gehaald, maar dat de Deelen wel een geschikt leefgebied biedt voor deze aantallen smienten. Het is derhalve niet duidelijk of momenteel voldaan wordt aan het instandhoudingsdoel.

 De twee laatste jaren neemt het aantal smienten weer toe. Mogelijk zet deze trend zich door en zal dit alsnog leiden tot het halen van de doelstelling in de toekomst.

Slobeend

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 80 vogels.

 In de huidige situatie wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstelling in de toekomst wordt het beheer grotendeels gehandhaafd. De slobeend zal profiteren van het streven naar verbetering van de waterkwaliteit waardoor het voedselaanbod zal vergroten.  Verwacht wordt dat het instandhoudingsdoel reeds vanaf de korte termijn kan

worden gehaald. Nonnetje

 Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor een populatie van minimaal 20 vogels.

 In de huidige situatie wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstelling. Het nonnetje zal profiteren van het streven naar verbetering van de waterkwaliteit waardoor het voedselaanbod zal vergroten.

 Verwacht wordt dat het instandhoudingsdoel reeds vanaf de korte termijn kan worden gehaald.

Gestreepte waterroofkever

 Doel: vergroting omvang en kwaliteit van het leefgebied.

 Er geldt een uitbreidingsdoelstelling waarvoor met name de kwaliteit van het leefgebied dient te worden verbeterd. Dit betekent met name verbetering van de waterkwaliteit waardoor verlanding optreedt en aan de randzones van de

petgaten moerasvegetaties ontstaan.

 Verbetering van de waterkwaliteit is een lastige opgave. Het is niet de verwachting dat dit reeds in de komende beheerplanperiode gerealiseerd kan worden. Het is nog niet duidelijk of en hoe snel een kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater gerealiseerd kan worden. Er kan derhalve nog geen termijn aangegeven worden waarop de doelstelling gehaald kan worden. Meervleermuis

 Doel: behoud omvang en kwaliteit van het huidige leefgebied.

 De huidige populatieomvang van de meervleermuizen in de Deelen is lastig vast te stellen aangezien de meervleermuizen het gebied alleen als foerageergebied gebruiken en dat ’s nachts doen. Bovendien varieert het foerageergedrag afhankelijk van de weersomstandigheden en voedselaanbod.

 Er zijn geen aanwijzingen dat het huidige leefgebied binnen de Natura 2000- begrenzing voor de meervleermuis in omvang als kwaliteit achteruitgaat.  Geschikte verblijfplaatsen (kraamplekken en slaapplaatsen) en intacte

migratieroutes (buiten de Deelen) zijn cruciaal. Ruimtelijke uitwerking

De ruimtelijke uitwerking van de doelen geeft voor wat betreft de vogels een eenvoudig beeld. Binnen het gehele gebied binnen de Natura 2000-begrenzing zijn in beginsel geschikte broedbiotopen aanwezig of kunnen de komende periode binnen de begrenzing worden ontwikkeld in het kader van voor te stellen maatregelen (zie hoofdstuk 7).

Alleen de westelijk gelegen graslandpercelen zijn niet geschikt voor de

kwalificerende broedvogels. Enkele van de broedvogels foerageren ook buiten de Deelen. Dit geldt voor de bruine kiekendief, de purperreiger en de zwarte stern. Het gehele Natura 2000-gebied wordt gebruikt door de niet-broedvogels. De ganzen en smienten rusten en slapen op het water van de Deelen en foerageren op

graslanden, deels binnen maar vooral buiten de Deelen. De slobeend, het nonnetje en de grote zilverreiger rusten en pleisteren op het open water binnen de Deelen, maar kunnen dit ook doen in sloten, wateren en moeras buiten de Deelen.

De meervleermuis gebruikt het open water als foerageergebied. In beginsel is al het open water geschikt als foerageergebied.

Voor de gestreepte waterroofkever wordt gestreefd naar een verbetering van het leefgebied door waterkwaliteitsverbetering. Dit betreft de petgaten binnen de Deelen. Hiervoor gelden geen specifieke plekken binnen de Deelen.

5.2 Kansen en knelpunten voor de instandhoudingsdoelstellingen in de huidige

In document Natura 2000 Beheerplan 14. Deelen (pagina 89-93)