• No results found

Monitoring

In document Natura 2000 Beheerplan 14. Deelen (pagina 136-140)

8 Uitvoeringprogramma

8.2 Monitoring

Staatsbosbeheer voert gemiddeld iedere tien tot twaalf jaar een algeheel

vegetatieonderzoek uit voor haar gebieden. De laatste inventarisatie van de Deelen dateert van 2002 (Buro Bakker, 2003). De verwachting is dat in de komende beheerplanperiode een vegetatiekartering plaats gaat vinden.

Vanuit Natura 2000 zijn er ten aanzien van de kartering enkele aandachtspunten. Het betreft met name de rietontwikkeling (relatie met rietvogels) en de verlanding van de petgaten. De samenstelling van de watervegetatie in de petgaten geeft aan hoe het verlandingsproces verloopt. Bij de kartering dient ook krabbescheer te worden gekarteerd i.v.m. het broedbiotoop voor de zwarte stern.

Daarnaast is het wenselijk dat eventueel voorkomende habitattypen worden geïnventariseerd. Voor de Deelen gaat dit om blauwgraslanden (H6410), heischrale graslanden (H6230) en trilvenen en overgangsvenen (H7140A). Deze habitattypen komen nu niet voor, of in geringe oppervlakten, maar kunnen zich mogelijk lokaal (verder) ontwikkelen.

Fauna

Niet-broedvogels

Voor de niet-broedvogels dient elk jaar maandelijks een inventarisatie te worden gehouden van de soorten waarvoor vanuit Natura 2000 een instandhoudingsdoel geldt: grote zilverreiger, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, slobeend en nonnetje.

In de huidige situatie worden in de periode september-april maandelijks

watervogeltellingen uitgevoerd in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) Meetnet watervogels van SOVON. Hiermee worden de aantallen van

kwalificerende soorten als slobeend, smient en nonnetje gevolgd. Dit vindt momenteel plaats door vrijwilligers.

Om de aantallen van kwalificerende niet-broedvogels als kolgans, grauwe gans, brandgans en grote zilverreiger te kunnen volgen zijn slaapplaatstellingen nodig. Deze worden tot op heden niet structureel uitgevoerd. Slaapplaatstellingen nemen gemiddeld drie uren in beslag en dienen in de periode september-april maandelijks te worden uitgevoerd.

De totale benodigde tijdsbesteding voor de watervogels is acht dagen. Voor de slaapplaatstellingen bedraagt dit zes dagen.

Broedvogels

Voor de broedvogels is het uitgangspunt bij de monitoring dat een inventarisatie plaats vindt van de broedparen waarvoor vanuit Natura 2000 een

instandhoudingsdoel geldt: zwarte stern, rietzanger, purperreiger, roerdomp en bruine kiekendief.

In de huidige situatie worden de LSB kwalificerende soorten geïnventariseerd conform de richtlijnen van het Landelijk Soortonderzoek Broedvogels (LSB): roerdomp, purperreiger, bruine kiekendief, zwarte stern. Dit vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en het Meetnet Broedvogels van SOVON. De kwalificerende soort rietzanger wordt niet jaarlijks onderzocht, maar alleen met integrale gebiedskarteringen in het kader van de interne

kwaliteitsbeoordeling, zoals in 2003 gedaan is. Verwacht wordt dat er de komende beheerplanperiode een integrale broedvogelkartering wordt uitgevoerd, conform de richtlijnen van het Broedvogel Monitoring Project (BMP/E).

De totale tijdsbesteding voor de inventarisatie van broedvogels bedraagt jaarlijks zeven dagen. Is er sprake van een integrale kartering, dan zijn er meer dagen mee gemoeid.

Van de gestreepte waterroofkever is de huidige populatiegrootte onbekend. In het eerste jaar van de beheerplanperiode wordt door middel van inventarisatie een inschatting gemaakt van de huidige populatie. Dit onderzoek wordt twee maal verricht zodat inzicht ontstaat in de situatie aan het begin en eind van de beheerplanperiode en de opgetreden ontwikkeling in populatiegrootte.

Voor inzicht in het gebruik van het gebied door de meervleermuis wordt twee maal een inventarisatie gehouden bestaande uit elk 6 (nachtelijke) veldbezoeken waarbij met een batdetector de aantallen vleermuizen worden geïnventariseerd. Dit vindt plaats aan het begin en aan het eind van de beheerplanperiode.

Hydrologie

Waterstanden

Voor verbetering van het hydrologisch functioneren is in 2002 een dynamisch peilbeheer doorgevoerd. De hierbij optredende peilen van het oppervlaktewater zijn onzeker. Het is daarom gewenst dat de komende periode de waterstand wordt gevolgd. Dit betekent dat de monitoring van de peilschaal gecontinueerd dient te worden. Dit betekent het tweewekelijks meten van het oppervlaktewaterpeil.

Daarnaast dient bijgehouden te worden hoeveel water wordt ingelaten vanuit de zandwinplas. De pomp wordt handmatig bediend. Om vast te kunnen stellen hoeveel water ingelaten wordt dient het aantal pompuren te worden bijgehouden.

Waterkwaliteit

De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt al gedurende vele jaren gevolgd door het Wetterskip Fryslân. Omdat de waterkwaliteit sterk sturend is voor de gewenste verlandingsprocessen is het gewenst om de ontwikkelingen te blijven volgen. Daartoe dient het meetprogramma van het Wetterskip te worden gecontinueerd waarbij op de bestaande monitoringspunten minimaal zes maal per jaar een watermonster wordt genomen en geanalyseerd op de standaardvariabelen. Daarnaast worden er enkele meetpunten gelegd in de proef met de inlaat van zandwinplaswater en bij het plaatsen van de slibschermen. Een onderdeel van het onderzoek naar de waterinlaat van de zandwinplas vormt de bepaling van de

hoeveelheid ingelaten water. Hiertoe dient bijgehouden te worden hoeveel draaiuren de pomp maakt.

Pagina 138 van 194

Schuine taluds/rietstekken

De in 2009 ingezette proef wordt de komende beheerplanperiode doorgezet. Dit betekent een jaarlijkse monitoring waarbij de zuurgraad van de bodem wordt gevolgd en daarnaast ook de rietontwikkeling. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Staatsbosbeheer in samenwerking met B-ware.

Dynamisch peilbeheer

Op basis van de analyse van de waterkwaliteit dient een evaluatie plaats te vinden van het dynamisch peilbeheer. Nagegaan dient te worden of het dynamisch peilbeheer leidt tot een verslechtering van de waterkwaliteit.

Erosie legakkers

Aangezien de erosie van legakkers op langere termijn een probleem gaat vormen voor de doelsoorten, wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden om dit tegen te gaan. Hiervoor is door Staatsbosbeheer inmiddels een onderzoek opgestart. Er zijn nog geen kosten opgenomen voor inrichtingsmaatregelen. Inzicht in de kosten volgt uit het recent opgestarte onderzoek.

Droogvalexperiment

De financiering van dit experiment is nog niet duidelijk. Er is een projectvoorstel ingediend voor een proef waarbij een of enkele petgaten tijdelijk droog worden gezet zodat de waterkwaliteit sterk verbetert. Wanneer dit project niet wordt toegekend wordt de mogelijkheid onderzocht voor een proef in het kader van OBN.

Gewenst onderzoek en monitoring in relatie tot bestaande monitoting

Staatsbosbeheer heeft een monitoringsprogramma waarbij informatie wordt

verzameld ten behoeve van de evaluatie van het beheer. Voor de Deelen betreft dit met name monitoring van broedvogels, niet-broedvogels en vegetatie. Hierboven is dat toegelicht. Deze gegevens kunnen gebruikt worden voor de evaluatie ten behoeve van de realisatie van Natura 2000-doelen. De meeste overige

monitoringsactiviteiten en onderzoek die genoemd zijn, zijn niet regulier en moeten opgestart worden. In Tabel 8.1 is dit aangegeven. Voor de monitoring en het onderzoek waarin reeds is voorzien, zijn geen bedragen ingevuld. Voor wat betreft de monitoring van vogels geldt dat de watervogels geïnventariseerd worden, maar dat er onvoldoende zicht is op het gebruik van de Deelen als slaapplaats. Hiervoor is extra onderzoek nodig.

Uit het overzicht blijkt verder dat de belangrijkste kosten vooral samenhangen met de monitoring van de waterkwaliteit.

* Voor kosten van monitoring en onderzoek welke deel uitmaken van een bestaand programma zijn geen bedragen opgenomen in de tabel. ** De kosten die gemoeid zijn met onderzoek en analyse van de waterkwaliteit moeten in verband gebracht worden met onderzoekskosten in

laagveenmoerasgebieden met vergelijkbare problemen (Alde Feanen, Rottige Meente). De kostentoedeling kan pas plaatsvinden als de beheerplannen Natura 2000 in deze gebieden ook afgerond zijn. Aandachtspunt is wel dat de monitoring in de Deelen opgestart moet worden in het licht van een adequate evaluatie na zes jaar en dat het monitoringspakket niet afhankelijk moet zijn van nog voor te stellen onderzoek in andere gebieden.

MONITORING inventarisatie

Instandhoudingsdoelen

Niet-broedvogels Watervogeltellingen (NEM) Jaarlijks SBB Vrijwilliger

Slaapplaatstellingen Jaarlijks SBB SBB SOVON € 3000,- € 18.000

Broedvogels (excl.

rietzanger) LSB en BMP (NEM) Jaarlijks SBB Vrijwilliger

Gestreepte waterroofkever Inventarisatie populatie 2 maal SBB SBB Gespecialiseerd

bureau € 7.500 € 15.000

Meervleermuis Inventarisatie populatie 2 maal SBB P.M. Gespecialiseerd

bureau € 6.000 € 12.000

Vegetatie Vegetatie-inventarisatie 1 maal SBB Gespecialiseerd

bureau

Standplaatsfactoren Meting waterpeil

oppervlaktewater Tweewekelijks SBB SBB

Analyse waterkwaliteit > 6 maal/jaar Wetterskip Wetterskip

ONDERZOEK

Schuine taluds/rietstekken Lopend onderzoek Jaarlijks SBB SBB SBB/B-ware € 1.000 € 6.000

Inlaat zandwinplaswater Analyse waterkwaliteit 12 maal/jaar Wetterskip P.M.** Wetterskip € 26.000 € 78.000

Inlaat zandwinplaswater Draaiuren pomp bepalen Jaarlijks SBB SBB € 0 € 0

Slibschermen Analyse waterkwaliteit 8 maal/jaar Wetterskip P.M.** Wetterskip € 14.000 € 42.000

Erosie legakkers Onderzoek tegengaan erosie Eenmalig SBB SBB SBB € 1.000 € 1.000

Droogvalexperiment Tijdelijk droogzetten petgat Eenmalig PM PM Evaluatie dynamisch

peilbeheer

Effecten bepalen van peilbeheer

op waterkwaliteit

Eenmalig SBB/Wetterskip SBB/Wetterskip PM PM

Pagina 140 van 194

In document Natura 2000 Beheerplan 14. Deelen (pagina 136-140)