• No results found

Uitstroom uit de organisatie naar de WAO/WIA

In document Trendrapport Vraag naar arbeid 2008 (pagina 161-164)

7 Arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim en uitstroom naar de WAO/WIA

7.3 Uitstroom uit de organisatie naar de WAO/WIA

Op 29 december 2005 is de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) in werking getreden. De WIA is de opvolger van de WAO. Personen die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden en na twee jaar nog niet aan het werk zijn krijgen te maken met de WIA. De WIA bestaat uit twee regelingen: de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en de Regeling

Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA). De eerste regeling gaat uit van wat mensen nog wel kunnen. Door middel van financiële prikkels worden werkgevers en gedeeltelijk arbeidsgeschikten gestimuleerd er alles aan te doen om weer aan het werk te komen. De IVA biedt inkomenszekerheid voor degenen die echt niet meer kunnen werken. De WAO is niet afgeschaft, maar blijft bestaan voor personen die al voor de inwerkingtreding van de WIA een WAO uitkering ontvingen. In het OSA-Arbeidsvraagpanel is gevraagd naar cijfers over

arbeidsongeschiktheid in organisaties.

Aan de deelnemende organisaties is verzocht aan te geven hoeveel van hun werknemers in 2006 de organisatie hebben verlaten in het kader van de wet WIA. Het gaat hierbij dus om mensen die volgens de UWV-keuring volledig en

duurzaam arbeidsongeschikt zijn en in de IVA-regeling terechtkomen. De arbeidsongeschiktheidsgegevens uit het OSA-Arbeidsvraagpanel hebben daarom alleen betrekking op werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden én bij hun werkgever zijn vertrokken. Ze vallen daarmee lager uit dan de UWV-cijfers over het totale aantal nieuwe WAO’ers/WIA-ers.

Tabel 7.10 geeft het aantal uitstromers naar de WAO/WIA per 1000 werknemers volgens het OSA-Arbeidsvraagpanel. De uitstroom piekte in 2000 met 4,0 uitstromers naar de WAO per 1000 werknemers. De uitstroom naar de WIA daalde vervolgens tot 1,9 promille in 2006. De uitstroom van werknemers naar de WAO was in de periode 1994 - 2004, met uitzondering van 2002, het hoogst in de

niet-commerciële dienstverlening, gevolgd door de sector bouw, industrie en landbouw. In 2006 is de uitstroom van werknemers naar de WIA het laagst in de niet-commerciële dienstverlening (1,4 procent).

Tabel 7.10: Ontwikkeling van de uitstroom van personeel naar de WAO/WIA1,

1994-2006 (aantal uitstromers per 1000 werknemers)2

1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006

Totale economie 3,5 3,3 3,7 4,0 3,0 2,1 1,9

Bouw, industrie en landbouw 3,8 3,6 3,4 4,5 4,5 2,5 2,2 Commerciële dienstverlening 2,0 2,7 2,9 3,3 2,3 1,6 2,0 Niet-commerciële dienstverlening 4,7 4,0 5,2 4,7 2,9 2,9 1,4 5-19 werknemers 1,0 1,6 2,7 1,9 0,6 1,3 3,1 20-99 werknemers 2,7 2,8 2,7 3,4 2,1 1,4 1,6 100 en meer werknemers 4,8 4,5 4,9 5,3 4,8 3,4 1,6 1

Het gaat om mensen die vanwege arbeidsongeschiktheid het bedrijf verlaten en in de IVA-regeling terechtkomen.

2

Omdat het aantal uitstromers naar de WAO te gering is om betrouwbare cijfers te geven over de sectoren en grootteklassen die in de andere tabellen worden onderscheiden, wordt in deze tabel een grofmaziger indeling van sectoren en grootteklassen gebruikt.

De uitstroom van personeel naar de WIA is in 2006 het grootst bij de kleine organisaties. Sinds 2000 neemt de uitstroom van personeel naar de WAO/WIA in de organisatie met 20-99 werknemers en bedrijven met meer dan 100 werknemers af. Bij de kleine bedrijven (minder dan 20 werknemers) zien we sinds 2000 eerst een daling, gevolgd door een stijging van de uitstroom van personeel naar de WAO/WIA. Opvallend is dat in 2006 de uitstroom van personeel naar de WIA groter is bij kleine bedrijven dan bij grote bedrijven. In de jaren daarvoor is de uitstroom van personeel naar de WAO groter bij grotere werkgevers.

7.4 Conclusies

In het OSA-Arbeidsvraagpanel zijn vragen gesteld over een viertal belangrijke arbeidsrisico's: het verrichten van lichamelijk zwaar werk, fysiek belastende omstandigheden, geestelijk zwaar werk of werken onder tijdsdruk. Het werken onder tijdsdruk komt het vaakst voor. De ontwikkeling van de werkdruk lijkt de ontwikkeling van de economische groei te volgen. Werkgevers geven in het OSA-Arbeidsvraagpanel aan dat de werkdruk tussen 2001 en (het voorjaar van) 2004 is gedaald, om vervolgens tussen 2004 en (het voorjaar van) 2007 weer toe te nemen. Als de economie aantrekt en er meer vraag ontstaat naar de producten en

diensten van werkgevers, zullen deze meestal eerst de kat uit de boom kijken, voordat zij nieuwe werknemers aantrekken. Als gevolg hiervan stijgt de werkdruk van de zittende medewerkers. Als de economische groei afneemt en het

werkaanbod daalt, zullen werkgevers hun personeelsbestand vaak niet

onmiddellijk inkrimpen, maar eerst even afwachten of deze ontwikkeling zich doorzet. De werkdruk van het personeel daalt dan. In het voorjaar van 2007 geeft ruim de helft van de werkgevers aan de afgelopen twee jaren maatregelen

genomen te hebben om de werkdruk terug te dringen.

Het OSA-Arbeidsvraagpanel laat zien dat het ziekteverzuimpercentage volgens werkgevers sinds 2000 is afgenomen. Dat zal voor een belangrijk deel te danken zijn aan overheidsmaatregelen zoals de Wet Verbetering Poortwachter en een grotere aandacht van bedrijven voor beheersing van het verzuim. De overheid heeft de financiële risico's van ziekte namelijk steeds meer bij de werkgever gelegd. De werkgever is vanaf januari 2004 verplicht om niet alleen in het eerste, maar ook in het tweede ziektejaar van zijn medewerker het loon door te betalen. Werkgevers kunnen zich verzekeren tegen de kosten van ziekte van het personeel. Een grote meerderheid (79 procent) doet dit ook. Kleine organisaties sluiten in vergelijking met grote organisatie vaker een verzekering af tegen de kosten van loondoorbetaling bij ziekte. Dit komt doordat de financiële risico's van langdurige ziekte voor een kleine organisatie naar verhouding veel groter zijn dan voor een grote organisatie.

Personen die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden en na twee jaar arbeidsongeschikt en niet aan het werk zijn, krijgen te maken met de Wet en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Deze wet is eind december 2005 in werking getreden en is de opvolger van de WAO. Aan werkgevers is gevraagd hoeveel van hun werknemers de afgelopen jaren de organisatie hebben verlaten vanwege het feit dat ze in de WAO of WIA zijn beland. De uitstroom naar de WAO piekte in 2000 met 4,0 uitstromers naar de WAO per 1000 werknemers. De uitstroom naar de WIA daalde vervolgens tot 1,9 promille in 2006. Opvallend is dat in 2006 de uitstroom van personeel naar de WIA groter is bij kleine bedrijven dan bij grote bedrijven. In voorgaande jaren zagen we juist dat de uitstroom van personeel naar de WAO groter is bij grotere werkgevers.

In document Trendrapport Vraag naar arbeid 2008 (pagina 161-164)