• No results found

Combineren van een opleiding met werken

In document Trendrapport Vraag naar arbeid 2008 (pagina 177-182)

8 Scholing: noodzaak, beleid en activiteiten

8.6 Combineren van een opleiding met werken

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op combinaties van leren en werken in het bijzonder aan het begin van een loopbaan. Het erkennen van verworven

competenties (EVC) in de functie of in de organisatie blijft hier buiten beschouwing. Het volgen van een opleiding kan met werken gecombineerd worden, bijvoorbeeld in de constructie van een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) of een duale leerweg. Daarnaast kan deze combinatie gemaakt worden door het inhuren van stagiaires van de beroepsopleidende leerweg (BOL) of stagiaires van het hbo. Zowel BBL- als BOL-trajecten bieden organisaties en studenten de gelegenheid om werken en leren met elkaar te combineren. Het BBL-traject gaat hierbij het verst: leerlingen combineren doorgaans één schooldag per week met vier werkdagen. Zij hebben een formeel vastgelegd dienstverband en ontvangen salaris. Binnen het BOL-traject wordt het theoretische onderwijs gedurende korte tijd afgewisseld met praktijkstages.

Tabel 8.10: Ontwikkeling van het percentage organisaties met werknemers in een beroepsbegeleidende (BBL) of duale leerweg, 2001-2007

2001 2004 2006 2007

Totale economie 26 25 22 20

Industrie en landbouw 32 34 28 28

Bouwnijverheid 60 42 35 38

Handel, horeca en reparatie 26 29 27 19

Transport 21 23 12 11 Zakelijke dienstverlening 11 8 12 11 Zorg en welzijn 30 30 20 22 Overige dienstverlening 27 23 17 22 Overheid 15 22 12 24 Onderwijs 7 12 17 6 5-9 werknemers 17 17 18 12 10-19 werknemers 29 27 25 20 20-49 werknemers 29 28 22 25 50-99 werknemers 34 40 29 32 100-499 werknemers 44 42 41 42 500 en meer werknemers 55 70 63 72

Het percentage bedrijven en instellingen in de totale economie, dat werknemers heeft in een beroepsbegeleidende, BBL of duale leerweg, daalt van 26 procent in 2001 gestaag tot 20 procent in 2007, zoals blijkt uit Tabel 8.10. Hoewel in de bouwnijverheid dit soort trajecten nog steeds het populairst is, is het percentage organisaties aanzienlijk gedaald. Een dalende lijn tussen 2001 en 2007 is ook zichtbaar in de sectoren transport en handel, horeca en reparatie. Een dalende lijn tot 2006 is in de sectoren overheid en overige dienstverlening in 2007 omgebogen in een stijgende.

Tabel 8.11: Ontwikkeling van het percentage organisaties met stagiairs beroepsopleidende leerweg of hbo, 2001-2007

2001 2004 2006 2007

Totale economie 41 36 40 35

Industrie en landbouw 43 32 35 29

Bouwnijverheid 52 27 33 26

Handel, horeca en reparatie 41 32 38 23

Transport 31 25 19 27 Zakelijke dienstverlening 31 31 28 30 Zorg en welzijn 56 56 59 62 Overige dienstverlening 31 34 35 43 Overheid 42 54 52 65 Onderwijs 43 76 88 79 5-9 werknemers 28 23 26 21 10-19 werknemers 45 38 45 36 20-49 werknemers 45 49 56 47 50-99 werknemers 57 55 58 50 100-499 werknemers 60 72 73 76 500 en meer werknemers 71 92 90 88

Een andere vorm van werken en leren is via stagiairs van de beroepsopleidende leerweg (BOL) of hbo. Het gemiddelde over de totale economie schommelt heen en weer tussen de 35 en 40, zoals te zien is in Tabel 8.11.

In de sectoren zorg en welzijn, overheid en onderwijs wordt het meest onderdak geboden aan stagiairs via de BOL. Overheid en onderwijs laten een stijging zien. In de bouw is een teruggang zichtbaar tussen 2001 en 2007. Het percentage is relatief stabiel in de sectoren zakelijke dienstverlening (rond 30 procent) en de zorg en welzijn (rond 60 procent).

Hoe groter de organisatie, hoe groter het aandeel dat een stagiair in dienst heeft over de gehele gemeten periode. Dit is begrijpelijk omdat grote organisaties meer plaatsingsmogelijkheden zullen hebben voor stagiairs.

Tabel 8.12: Percentage werknemers in beroepsbegeleidende of duale leerweg en percentage stagiairs beroepsopleidende leerweg of hbo, 2006 en 2008

Beroepsbegeleidende of duale leerweg Stagiairs beroepsopleidende leerweg of hbo 2006 2008 2006 2008 Totale economie 2,2 2,1 4,3 3,3 Industrie en landbouw 2,1 2,4 1,8 1,6 Bouwnijverheid 4,8 5,3 2,4 2,4

Handel, horeca en reparatie 3,2 1,8 4,7 2,2

Transport 1,5 0,7 0,8 1,8 Zakelijke dienstverlening 0,9 1,6 2,1 2,2 Zorg en welzijn 2,6 2,1 9,0 4,4 Overige dienstverlening 1,5 1,8 4,1 3,9 Overheid 0,5 1,4 2,0 2,5 Onderwijs 2,9 2,0 13,8 10,9 5-9 werknemers 3,8 2,4 6,0 4,7 10-19 werknemers 3,1 2,1 7,6 5,4 20-49 werknemers 1,5 1,9 6,2 4,8 50-99 werknemers 2,4 1,4 2,8 2,0 100-499 werknemers 1,7 2,3 2,3 2,5 500 en meer werknemers 1,9 2,3 4,7 2,7

Het percentage werknemers via de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) of een duale leerweg is gelijk gebleven tussen 2006 en 2008, zoals te zien is in Tabel 8.12. De bouwsector is hierbij de grootste afnemer, met een groei tussen 2006 en 2008. De transportsector is de kleinste afnemer, met een daling tot lager dan één procent.

Het percentage stagiairs via BOL of hbo is tussen 2006 en 2008 gezakt. De dalende trend is vooral zichtbaar in de sectoren die in 2006 nog de hoogste percentages stagiairs lieten zien, zoals het onderwijs, de zorg en welzijn en de handel, horeca en reparatie.

8.7 Conclusies

Het aandeel organisaties met personeel met onvoldoende competenties om het werk in de toekomst te doen, is na een daling tot 2004 stabiel gebleven in de jaren daarna. In de krappe arbeidsmarkt van 2007 is mogelijk minder de aandacht uitgegaan naar competenties van het zittende personeel en meer naar werving van nieuwe werknemers. In de sector zorg en welzijn is het percentage werknemers dat onvoldoende toegerust is voor de eisen van het werk in de toekomst de laatste twee jaar gestegen van 6 naar 9 procent. De oorzaak daarvan is niet gevraagd, maar het heeft wellicht te maken met nieuwe functioneringseisen in relatie tot certificering en marktwerking in zorg en welzijn.

Het belang dat organisaties hechten aan scholing en opleidingen is tussen 2004 en 2007 ongeveer gelijk gebleven. In de overheidssector is het percentage

organisaties dat zeer hoge prioriteit geeft aan scholing gestegen van ruim 20 naar bijna 40.

De mogelijkheden voor studieverlof worden groter over alle sectoren en alle organisatiegroottes. De mogelijkheden voor studieverlof worden onderbenut in de meeste sectoren en organisatiegroottes, met uitzondering van zakelijke

dienstverlening, overheid, onderwijs en de grotere organisaties met meer dan 100 werknemers, tot de allergrootste. Aanvragen van studieverlof is minder aan de orde in kleinere organisaties.

Het organiseren van scholingsactiviteiten door organisaties ligt op een constant peil van boven 70 procent. Het is denkbaar dat drukte op het werk en tekort aan personeel in de hoogconjunctuur van 2007 een dempende werking heeft gehad op scholingsdeelname in organisaties. Het is interessant dit in de volgende meting te toetsen. De hoogste scholingsactiviteit van werknemers zien we in de sectoren zorg en welzijn, overheid en onderwijs.

Kleinere organisaties maken veel minder gebruik van scholingsfondsen van de EU. Sowieso maken kleinere organisaties minder gebruik van subsidies voor hun scholing. De gelden uit O&O-fondsen en vanuit ESF (Europees Sociaal Fonds) komen wel in enige mate gelijk terecht bij grote en kleine organisaties. De benutting van fiscale maatregelen, als tegemoetkoming in de opleidingskosten, is na 2002 drastisch afgenomen.

Het percentage organisaties dat stagiairs heeft volgens beroepsbegeleidende leerweg (BBL) of beroepsopleidende leerweg (BOL) is gedaald in de periode tussen 2001 en 2007. Het percentage werknemers dat stage volgt via BOL of hbo is gedaald. Als het gaat om een betere aansluiting tussen onderwijs en

In document Trendrapport Vraag naar arbeid 2008 (pagina 177-182)