• No results found

Naar stilaan jaarlijkse gewoonte organiseerden prof. dr. Bénédicte Lemmelijn en ik op zaterdag 26 oktober 2019 een uitstap met de buitenlandse zusters die aan onze faculteit studeren. Dit academiejaar gingen we op bezoek bij de zusters benedictinessen van de Priorij Onze-Lieve-Vrouw van Bethanië in Loppem bij Brugge. We vertrokken kort na acht uur aan de Sint-Michielskerk in Leuven en kwamen rond tien uur aan in Loppem. Het was een stralende dag met heel veel zon. De zusters van Bethanië stonden dan ook in de voortuin van het klooster om ons te verwelkomen. Om te genieten van

een kopje koffie of thee werden we binnengeleid in de ontvangstruimte. De zusters hadden er alle stoelen in een grote cirkel geplaatst zodat we elkaar tijdens de voorstelling konden zien.

Na een woord van dank aan de zusters door prof. Lemmelijn werden we nogmaals welkom geheten door zr. Hannah, priorin van de Loppemse gemeenschap en vroegere studente aan onze faculteit. Zr. Hannah ging meteen verder met een uiteenzetting over de historiek van de congregatie in Loppem. Ze wees erop dat de wordingsgeschiedenis van de priorij van Bethanië nauw verbonden is met de dichtbijgelegen benedictijnerabdij Sint-Andries in Zevenkerken. Die abdij werd in 1901 door pater Gerard van Caloen gesticht. Het tijdstip waarop de priorij van Bethanië is opgericht, hangt echter samen met het abbatiaat (van 1912 tot 1963) van de tweede abt Dom Theodore Nève. Dom Nève hoopte namelijk op de aanwezigheid van vrouwelijke missionarissen in hun missie in Katanga in Congo, de toenmalige Belgische kolonie (van 1908 tot 1960). De monniken van Sint-Andries verlangden evenwel dat de benedictijnse missiezusters ter plaatse niet alleen een monastiek leven zouden leiden, maar ook dat ze de bevolking in Katanga zouden evangeliseren. Bij de aanvang van haar canonieke oprichting in 1921 telde de priorij in Loppem zeven zusters. Een jaar later werden drie ervan naar de eerste vrouwelijke overzeese benedictijnse stichting gestuurd. Als benedictinessen volgden ze vanzelfsprekend de Regel van Sint-Benedictus (ca. 480 - ca. 547). Dat betekent onder meer dat ze de

15

lofprijzing van God in de liturgische vieringen als één hun belangrijkste taken beschouwden. Als benedictijnse missiezusters besteedden ze echter ook speciale én gelijke aandacht aan het tweede element van het benedictijnse adagium ‘ora et labora’. Dat was immers de oorspronkelijke bedoeling van het Latijnse voegwoord ‘et’. Eens in Congo hielden de zusters zich vooral bezig met pastoraal werk, met het welzijn van de bevolking en de opvoeding van kinderen. Inzake die tweede prioriteit begonnen ze al snel met het bouwen van dispensaria en scholen. De meeste van die gebouwen worden nog altijd gebruikt, ofschoon ze veelal door andere religieuze congregaties werden overgenomen.

Vanaf de jaren dertig tot zestig van de vorige eeuw traden er in de congregatie van Bethanië een groot aantal vrouwen in van twaalf verschillende nationaliteiten (o. a. België, Luxemburg, Frankrijk, Polen), allen met de bedoeling missiezuster te worden. Gedurende meerdere jaren zorgde de priorij van Loppem voor de bouw van talrijke kloosters in andere landen en continenten. In 1936 kwam de eerste buitenlandse priorij tot stand in Portugal. Vanuit Portugal kwamen er in 1945 twee nieuwe stichtingen: één in Angola en één in Algerije. Het Algerijnse klooster werd opgericht in de buurt van de Atlas Abdij van Tibhirine in Medea. In 1963 stichtten de Algerijnse zusters ook een gemeenschap in Israël. Hetzelfde jaar begonnen de zusters uit Bethanië een missie in Encontro, in het zuiden van Brazilië. Na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 werden Afrikaanse zusters in de congregatie geïntegreerd. Dat was het begin van een opzichzelfstaande priorij binnen de vrouwelijke overzeese benedictijnse orde. Afrikaanse kloosterstichtingen met Europese zusters bleven echter van de priorij in Loppem afhangen. Er werd rond die tijd ook besloten sommige benedictijnse kloosters met scholen en dispensaria over te dragen aan niet-monastieke

congregaties. Toen de eerste zaadjes van de Afrikaanse evangelisatie waren gelegd, was de tijd rijp voor de beleving van het meer specifieke monastiek benedictijnse leven op het Afrikaanse continent. Om die reden werd er een klooster opgericht in Lubumbashi in Congo. Het werd gesticht met de bedoeling het oorspronkelijke monastieke karakter van de congregatie (opnieuw) aan het licht te brengen en te beleven.

Ondertussen groeide het aantal roepingen in de priorij in Loppem langzamerhand. Stukje bij beetje groeide het klooster uit tot een congregatie van ongeveer tachtig zusters. Het huis bood ook kamers voor ongeveer dertig gasten. Toch begon het aantal intredende zusters op een bepaald moment af te nemen. In de nasleep van het Tweede Vaticaans Concilie was men bovendien verplicht de taal in de liturgie van het Latijn naar het Nederlands (1968-69) te veranderen. Het Nederlands werd toen plots ook de verplichte spreektaal in de gemeenschap die tot dan in de dagelijkse omgang het Frans gebruikte. Dat had tot gevolg dat er voor Franstalige zusters twee nieuwe gemeenschappen werden opgericht: het Monastère d’Alliance in Rixensart en een kleine priorij in Bossut, beiden in Waals-Brabant. Om al die redenen werd de priorij in Loppem onverhoeds geconfronteerd met een overschot aan kamers.

Het toeval wilde evenwel dat de directeur van de Abdij van Zevenkerken in 1969 op zoek was naar een kostschool voor meisjes, die voor het eerst de lessen zouden volgen in de Abdijschool, terwijl die tot dan toe enkel voor jongens was bestemd. In overeenkomst met de zusters van Bethanië werd weldra een meisjesinternaat opgericht. Dat internaat bestaat nog steeds. Op dit moment zijn er honderdvijftien kostschoolmeisjes ingeschreven. Tegelijk is de gemeenschap van de zusters steeds kleiner geworden. Op de dag van ons bezoek waren er nog negen zusters. Naast de kostschool doet de priorij van Loppem ook dienst als gastenhuis voor groepen en individuele personen, die gedurende een bepaalde periode van de rust en de gelovige omgeving in de abdij willen genieten. Drie jaar geleden mocht de priorij een nieuwe zuster uit een andere congregatie verwelkomen. Het gaat om de laatste Vlaamse redemptoriste zuster Hilde, die blij is dat ze haar religieuze leven mag delen met de benedictinessen in de priorij Onze-Lieve-Vrouw van Bethanië.

Momenteel zijn er vijf kloosters met Afrikaanse zusters in Congo. De laatste Europese zusters keerden ongeveer tien jaar geleden naar België terug. Veertien jaar geleden stichtten hun Congolese zusters een klooster in de Republiek van Tsjaad, in Noord-Centraal Afrika. Ze zijn ook van plan naar Zuid-Afrika te trekken. De Portugese zusters verlieten Angola in 1975. Na de Angolese onafhankelijkheidsoorlog (1975-2002) werd het monastieke leven echter nieuw leven ingeblazen door een Angolese zuster. Andere zusters uit Angola volgden haar. Ze wonen nu in een huis in de stad Huambo. Er is

15

bovendien een klooster voor nieuwe roepingen buiten de stad gebouwd. Vijfentwintig jaar geleden richtten de zusters van Bethanië in Brazilië – naast Encontro – een andere stichting op in het Amazonegebied, in het noorden. De hele vrouwelijke benedictijnse familie waar Loppem deel van uitmaakt, heeft in totaal honderddertig zusters in veertien gemeenschappen: drie in België, vijf in Congo, een in Portugal, een in Angola, een in Palestina, twee in Brazilië en een in Tsjaad. Het hoofd van de congregatie is niet langer de priorin van Bethanië, ofschoon Loppem het moederhuis van de wereldwijde gemeenschap is gebleven. Het Loppemse moederhuis probeert echter alle kloosterstichtingen op een voor hen specifieke manier te ondersteunen. Hun eerste opdracht is te verzekeren dat de zoektocht naar God in de gemeenschap de kern van hun leven uitmaakt en dat dit overeenkomstig de Bijbel gebeurt.

Na de inleiding in de geschiedenis van de priorij in Loppem stelden onze zusters en de Bethanië-zusters zich aan elkaar voor. Ze gaven elk om beurt een korte en soms heel levendige beschrijving van hun vroegere studies en hun vroegere activiteiten als religieuze in het thuisland. Prof. Lemmelijn en ik namen natuurlijk ook deel aan de voorstellingsronde. De ochtendsessie eindigde met een eucharistieviering (deels in het Nederlands, deels in het Engels) in de kapel van het klooster. Daarna mochten we aan tafel gaan voor een typisch Belgisch-Vlaamse maaltijd aangeboden door de priorij van Loppem. Het was fijn samen met de zusters aan tafel te zitten. Onnodig te zeggen dat er tijdens de gesprekken vriendschapsbanden werden gesmeed tussen onze zusters en de zusters van Loppem. De priorin zr. Hannah nodigde onze zusters ook gastvrij uit om tijdens de zomer eventueel een tijdje bij hen te komen logeren, wanneer dat gewenst of nodig zou zijn.

In de namiddag had de priorin een rondgang door de gebouwen van het klooster georganiseerd. De zusters waren het meest onder de indruk van de kerk. Het deed sommigen zeggen dat ze dergelijke impressionante kerk enkel nog in films hadden gezien. De Bethanië-zusters namen ons ook mee naar hun immense tuin (achttien hectare binnen de kloostermuren) waar onder meer een heel mooie Lourdesgrot staat.

Na de koffie en de thee op het einde van ons bezoek begeleidden de zusters ons ten slotte voor een kort bezoek aan de Abdij van Zevenkerken. We bezochten er de kerk en het kerkhof. Voor we naar huis gingen bedankten we één voor één de zusters van Bethanië heel

hartelijk. Rond vijf uur vertrokken we dan terug naar Leuven. We blikten met genoegen terug op onze excursie, waarop we – al was het maar voor één dag – mochten meegenieten van het benedictijnse leven in de priorij van Loppem.

Geactualiseerde versie van het