• No results found

In de handen van lezers: vroegmoderne, Nederlandse Bijbels

vanuit een gebruikersperspectief

11

Op woensdag 11 maart opende in de Maurits Sabbebibliotheek de tentoonstelling In Readers’ Hands: Traces of Use in Early Modern Bibles from

the Maurits Sabbe Library. Slechts enkele dagen na de feestelijke opening

moest de bibliotheek haar deuren sluiten vanwege de maatregelen tegen Covid-19, maar sinds 6 juli is de tentoonstelling weer fysiek toegankelijk en ook digitaal te bezichtigen (expo.bib.kuleuven.be/exhibits/show/in-readers-hands). De tentoonstelling is voortgekomen uit het onderzoeksproject In

Readers’ Hands: Early Modern Dutch Bibles from a User’s Perspective

(2017-2021). Dit project is een Nederlands-Vlaamse samenwerking, gefinancierd door het NWO en FWO en uitgevoerd aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven en de Faculteit Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. In het onderzoeksproject wordt beoogd de zestiende-eeuwse Nederlandse Bijbelvertalingen van de Antwerpse drukkers Jacob van Liesvelt, Henrick Peetersen van Middelburch en Willem Vorsterman vanuit een interdisciplinaire benadering te bekijken. Door Bijbels te bestuderen vanuit het perspectief van lezers en gebruikers kan filologisch en kerkhistorisch onderzoek worden aangevuld, genuanceerd en bijgesteld.

Het onderzoeksteam wordt gevormd door prof. dr. Wim François, prof. dr. Sabrina Corbellini en promovendi Bert Tops en Renske Hoff. Zij voeren een ‘boekarcheologisch’ onderzoek uit naar meer dan driehonderd overgeleverde exemplaren van Bijbeledities uit de eerste helft van de zestiende-eeuw. Deze exemplaren bevinden zich in bibliotheken en bij private verzamelaars in België, Nederland, diverse andere West-Europese landen en de VS. Lezerssporen zoals eigendomskenmerken, herkomstgegevens, aantekeningen, markeringen, inkleuringen van afbeeldingen, verwijderd of toegevoegd tekst- en beeldmateriaal en onbedoelde gebruikssporen (zoals inktvlekken) worden in kaart gebracht. Daarnaast gaat het onderzoek in op de paratekst die in de Bijbeledities opgenomen is, zoals prologen, gedrukte glossen in de marges en leesroosters. De analyse van paratekst biedt inzicht in de mogelijkheden die de lezer aangeboden kreeg om door de tekst heen te bewegen en de

Titelpagina Vorstermanbijbel 1528-1529 (Maurits Sabbe- bibliotheek P22.055.1/Fo BIJB 1528-1529 B)

11

inhoud te interpreteren.

Dit onderzoek levert een brede waaier aan kennis op over wie de lezers van deze Bijbels waren en hoe de vroegmoderne leespraktijk vorm kreeg. Ook laat het zien hoe paratekstuele en visuele aspecten van de boeken leeservaringen konden beïnvloeden. De belangrijkste resultaten uit het onderzoek worden in de tentoonstelling In Readers’ Hands uitgelicht aan de hand van Bijbels uit de preciosacollectie van de Maurits Sabbebibliotheek. Het brede scala aan lees- en gebruikssporen in deze Bijbels, uiteenlopend van genealogische annotaties en theologische reflecties tot beknopte herkomstaanduidingen en onbedoelde inktvlekken, is in overeenstemming met belangrijke resultaten van het onderzoeksproject.

Uit het onderzoek blijkt, om te beginnen, dat het beeld van een eenduidige confessionele gezindheid van de vroegmoderne Bijbellezer en het nog altijd gangbare ‘protestants paradigma’ moet worden bijgesteld. Het ‘protestants paradigma’ is de traditionele visie dat de verspreiding en het lezen van volkstalige Bijbels (in het bijzonder door leken) gecreëerd en gedomineerd werd door protestante lezers tegenover een strikt ontmoedigingsbeleid van katholieke zijde. Het leespubliek van vroegmoderne Bijbels blijkt echter zeer divers. Onder de lezers waren geestelijken en leken, met traditioneel-katholieke of juist meer reformatie-gezinde houdingen, van uiteenlopende sociaaleconomische achtergronden en zowel man als vrouw.

Ook blijkt de confessionele kleur van een Bijbelvertaling niet te definiëren door wie het boek gelezen werd. Zo was een exemplaar van de Deux-Aesbijbel (gedrukt door Jaspar Troyen in 1584), de standaardvertaling voor de Nederlandse gereformeerde gemeenschap tot 1637, in bezit van de achttiende-eeuwse cisterciënzer Jaspar Anthoon.

Daarnaast laten lezerssporen zien dat vroegmoderne Bijbellezers vaak confessioneel ‘eclectische’ interesses hadden. Een lezer van een Vorstermanbijbel uit 1528-1529 heeft, bijvoorbeeld, referenties naar de Vulgaatbijbel en teksten van mystici zoals Jan van Ruusbroec en Thomas à Kempis toegevoegd, maar daarnaast óók glossen uit Martin Luthers Oude Testament gekopieerd in de marges.

Eigendomsnotities door Jaspar An-thoon (Jaspar Troyen, 1584, Mau-rits Sabbebibliotheek P22.005.1/Fo BIJB 1584)

De onderzoeksresultaten laten verder zien dat lezers bewust gebruik maakten van de groeiende hoeveelheid paratekstueel materiaal die in zestiende-eeuwse Bijbels werd aangeboden. Elementen zoals glossen, samenvattingen boven de hoofdstukken en leesschema’s vormden het boekgebruik. Zo maakte een onderwerpsregister achterin de Bijbel het bijvoorbeeld mogelijk dat lezers op zoek gingen naar

specifieke bijbelse thema’s, personen of gebeurtenissen. Wanneer het paratekstueel materiaal niet voldoende was, namen lezers het heft in eigen hand. Dat blijkt ook uit de tentoongestelde Bijbels: een Blanckart-Bijbel gedrukt door Jaspar von Gennep in 1548 bevat een handgeschreven onderwerpsregister en in een Peetersen van Middelburch-Bijbel uit 1541 zijn diverse zeventiende-eeuwse, bijbelse landkaarten toegevoegd.

Lutherse notitie bij Exodus 17 (Willem Vorster-man, 1528-1529, Maurits Sabbebibliotheek P22.005.1/Fo BIJB 1529-29 A)

Ingevoegde kaart (Henrick Peetersen van Middelburch, 1541, Maurits Sabbebibliotheek P22.005.1/Fo BIJB 1541)

11

Toevoegingen als deze laten zien dat de vroegmoderne Bijbel een dynamisch object was. Uit de analyse van de ruim 300 overgeleverde exemplaren spreekt het individuele karakter van elk van deze Bijbels. Lezers pasten met enige regelmaat de tekstuele, paratekstuele en visuele inhoud van hun Bijbels aan. Een voorbeeld is een Nieuw Testament van Bartholomeus van Grave uit 1548. In dit boekje van de Maurits Sabbebibliotheek is de gedrukte tekst samengebonden met een handgeschreven katern dat diverse Nederlandstalige lezingen uit het Oude Testament bevat. Het handschrift is waarschijnlijk geschreven en gebruikt binnen een religieuze gemeenschap, wellicht gerelateerd aan de Congregatie van Windesheim, en de toevoeging ervan aan de gedrukte Bijbel maakte een breder devotioneel gebruik van het boek mogelijk.

Het groeiende belang van de drukpers in de boek-productie van de tweede helft van de vijftiende en eerste helft van de zes-tiende eeuw wordt re-gelmatig verbonden aan processen van tekstuele bestendiging en ‘canoni-sering’ van boeken. Wat vroegmoderne Bijbels betreft is daarnaast vaak gedacht in strikte confes-sionele onderverdelingen tussen katholieke en pro-testante boeken en lees-culturen. Uit het onderzoeksproject In Readers’ Hands blijkt echter dat de werkelijkheid een stuk minder statisch is. Het lezerspubliek van volkstalige, vroegmoderne Bijbels was uiteenlopend in confessionele positie, achter-grond en gender. Ook blijken boekbezitters en lezers actief betrokken te zijn geweest bij de inhoud en vorm van het boek, dat onderhevig was aan aan-passingen en transformaties. In de handen van lezers, zo laat het onderzoek zien, waren vroegmoderne Bijbels dynamische objecten waarin niet alleen drukkers, maar ook lezers hun stem lieten horen.

Renske Hoff en Bert Tops

Handschriftkatern in een gedrukt Nieuw Testament (Bar-tholomeus van Grave, 1548, Maurits Sabbebibliotheek P22.005.1/Fo BIJB 1548)

ReIReS & RESILIENCE